Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 19 mei 2023

Uittreksel uit arrest nr. 157/2022 van 1 december 2022 Rolnummer 7663 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 582, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Gent, afdeling Brugge. Het Grondwettelij samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechters T. Giet, M. Pâques, Y. Khe(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2023041979
pub.
19/05/2023
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 157/2022 van 1 december 2022 Rolnummer 7663 In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 582, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Gent, afdeling Brugge.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechters T. Giet, M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne, D. Pieters, S. de Bethune, E. Bribosia en W. Verrijdt, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter L. Lavrysen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging Bij vonnis van 27 oktober 2021, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 2 november 2021, heeft de Arbeidsrechtbank te Gent, afdeling Brugge, de volgende prejudiciële vragen gesteld : « a) Schendt artikel 582, 1° Gerechtelijk Wetboek de artikelen 10 en 11 Grondwet wanneer het op die wijze wordt uitgelegd dat de arbeidsrechtbank niet bevoegd is voor geschillen met betrekking tot de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2019 pub. 16/05/2019 numac 2019202414 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet betreffende de toekenning van een forfaitaire bedrag aan de personen die lijden aan aangeboren misvormingen die het gevolg zijn van het innemen van geneesmiddelen met thalidomide door de moeder tijdens de zwangerschap type wet prom. 05/05/2019 pub. 13/10/2020 numac 2020031455 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toekenning van een forfaitaire bedrag aan de personen die lijden aan aangeboren misvormingen die het gevolg zijn van het innemen van geneesmiddelen met thalidomide door de moeder tijdens de zwangerschap. - Duitse vertaling sluiten betreffende de toekenning van een forfaitair bedrag aan de personen die lijden aan aangeboren misvormingen die het gevolg zijn van het innemen van geneesmiddelen met Thalidomide door de moeder tijdens de zwangerschap, en deze personen met een handicap zich ter beslechting van dit geschil dus moeten wenden tot de rechtbank van eerste aanleg, terwijl andere geschillen met betrekking tot tegemoetkomingen aan personen met een handicap, in het bijzonder deze op grond van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap wel tot de bevoegdheid van de arbeidsrechtbank behoren, en de personen met een handicap die een tegemoetkoming op grond van deze laatste wet aanvragen zich dus wel tot de arbeidsrechtbank kunnen wenden wanneer er hierover een geschil bestaat, met inbegrip van de erkenning van hun handicap zelf ? b) Schendt artikel 582, 1° Gerechtelijk Wetboek de artikelen 10 en 11 Grondwet wanneer het op die wijze wordt uitgelegd dat de arbeidsrechtbank niet bevoegd is voor geschillen met betrekking tot de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2019 pub. 16/05/2019 numac 2019202414 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet betreffende de toekenning van een forfaitaire bedrag aan de personen die lijden aan aangeboren misvormingen die het gevolg zijn van het innemen van geneesmiddelen met thalidomide door de moeder tijdens de zwangerschap type wet prom. 05/05/2019 pub. 13/10/2020 numac 2020031455 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toekenning van een forfaitaire bedrag aan de personen die lijden aan aangeboren misvormingen die het gevolg zijn van het innemen van geneesmiddelen met thalidomide door de moeder tijdens de zwangerschap. - Duitse vertaling sluiten betreffende de toekenning van een forfaitair bedrag aan de personen die lijden aan aangeboren misvormingen die het gevolg zijn van het innemen van geneesmiddelen met Thalidomide door de moeder tijdens de zwangerschap, en deze slachtoffers van niet-beroepsgerelateerde gezondheidsschade zich ter beslechting van dit geschil dus moeten wenden tot de rechtbank van eerste aanleg, terwijl andere slachtoffers van niet-beroepsgerelateerde gezondheidsschade die gerechtigd zijn op een bij wet geregelde vergoeding, zoals in het bijzonder slachtoffers van niet-beroepsgerelateerde gezondheidsschade ingevolge de blootstelling aan asbest, zich op grond van artikel 579, 6° Gerechtelijk Wetboek wel kunnen wenden tot de arbeidsrechtbank wanneer er hierover een geschil bestaat met het Asbestfonds ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. De twee prejudiciële vragen betreffen artikel 582, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek, dat de bevoegdheid van arbeidsrechtbank om kennis te nemen van bepaalde geschillen bepaalt.

B.2. Artikel 582, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt : « De arbeidsrechtbank neemt kennis : 1° van de geschillen over de rechten ten aanzien van tegemoetkomingen aan personen met een handicap alsmede van de betwistingen inzake medische onderzoeken uitgevoerd met het oog op de toekenning van sociale of fiscale voordelen die rechtstreeks of onrechtstreeks zijn afgeleid van een sociaal recht of van de sociale bijstand ». B.3.1. Voor het verwijzende rechtscollege is een vordering ingesteld met betrekking tot een geschil over een vergoeding die uit de wet van 5 mei 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2019 pub. 16/05/2019 numac 2019202414 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet betreffende de toekenning van een forfaitaire bedrag aan de personen die lijden aan aangeboren misvormingen die het gevolg zijn van het innemen van geneesmiddelen met thalidomide door de moeder tijdens de zwangerschap type wet prom. 05/05/2019 pub. 13/10/2020 numac 2020031455 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toekenning van een forfaitaire bedrag aan de personen die lijden aan aangeboren misvormingen die het gevolg zijn van het innemen van geneesmiddelen met thalidomide door de moeder tijdens de zwangerschap. - Duitse vertaling sluiten « betreffende de toekenning van een forfaitair bedrag aan de personen die lijden aan aangeboren misvormingen die het gevolg zijn van het innemen van geneesmiddelen met thalidomide door de moeder tijdens de zwangerschap » (hierna : de Thalidomidewet) voortvloeit.

Uit de wordingsgeschiedenis van de Thalidomidewet kan worden afgeleid dat de wetgever, geconfronteerd met een veroordeling van de Belgische Staat om een in 2010 door de overheid gemaakte belofte tot het oprichten van een slachtofferfonds uit te voeren, bij die wet beoogde om een forfaitaire vergoeding - naast de andere rechten waarop aanspraak kan worden gemaakt door slachtoffers - in te stellen als een vorm van rechtsherstel voor de schade van de slachtoffers van thalidomide (Softenon) die uit de rol van de overheid in de jaren '60 voortvloeit (Parl. St., Kamer, 2018-2019, DOC 54-3622/001, pp. 4-6).

De vordering voor de verwijzende rechter werd op grond van artikel 582, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek ingesteld. Voor het verwijzende rechtscollege is discussie gerezen over de materiële bevoegdheid van de arbeidsrechtbank om krachtens artikel 582, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek, kennis te nemen van een vordering met betrekking tot een geschil over een vergoeding die voortvloeit uit de Thalidomidewet.

De materiële bevoegdheid van de arbeidsrechtbank is beperkt tot de geschillen die in het Gerechtelijk Wetboek (artikelen 578 tot 583 van het Gerechtelijk Wetboek) of een bijzondere wet worden opgesomd. Zo is de arbeidsrechtbank op grond van artikel 582, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek specifiek bevoegd om kennis te nemen van geschillen over de rechten betreffende tegemoetkomingen aan personen met een handicap. Op grond van artikel 579, 6°, van hetzelfde Wetboek is de arbeidsrechtbank bevoegd om kennis te nemen « van de betwistingen in verband met de tegemoetkomingen van het Schadeloosstellingsfonds voor asbestslachtoffers, ingesteld bij de programmawet (I) van 27 december 2006 ».

De artikelen 578 tot 583 van het Gerechtelijk Wetboek vermelden niet expliciet de geschillen die uit de Thalidomidewet voortvloeien. De Thalidomidewet bepaalt evenmin uitdrukkelijk welk rechtscollege bevoegd is om kennis te nemen van de geschillen over de rechten die voortvloeien uit de toepassing van die wet zodat zij in beginsel onder de algemene, residuaire bevoegdheid van de rechtbank van eerste aanleg zouden kunnen vallen (artikel 568 van het Gerechtelijk Wetboek).

B.3.2. Volgens het verwijzende rechtscollege rijst, gelet op hetgeen in B.3.1 is vermeld over de bevoegdheidsdiscussie, de vraag of, in zoverre de arbeidsrechtbank niet bevoegd is om op grond van artikel 582, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek kennis te nemen van een vordering inzake een geschil over een vergoeding die uit de Thalidomidewet voortvloeit, er sprake is van een discriminatie.

Het verwijzende rechtscollege wenst in wezen te vernemen of artikel 582, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek, aldus begrepen, bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. Het vergelijkt bij zijn twee voorgelegde prejudiciële vragen de situatie van een rechtzoekende voor de arbeidsrechtbank ten aanzien van geschillen inzake een vergoeding die uit de Thalidomidewet voortvloeit, met de situatie van een rechtzoekende voor de arbeidsrechtbank ten aanzien van geschillen over de rechten inzake tegemoetkomingen aan personen met een handicap (artikel 582, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek) en van betwistingen in verband met de tegemoetkomingen van het Schadeloosstellingsfonds voor asbestslachtoffers (artikel 579, 6°, van het Gerechtelijk Wetboek).

Gelet op hun onderlinge samenhang onderzoekt het Hof beide vragen samen.

B.4.1. Volgens de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (hierna : de HZIV) en de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning (hierna : de FOD BOSA) zijn de prejudiciële vragen niet ontvankelijk omdat de vragen niet pertinent zijn om het geschil op te lossen.

B.4.2. In de regel komt het aan het verwijzende rechtscollege toe te oordelen of het antwoord op de prejudiciële vragen nuttig is om het geschil op te lossen. Alleen indien dit klaarblijkelijk niet het geval is, kan het Hof beslissen dat zij geen antwoord behoeven.

B.4.3. Aangezien het antwoord op de prejudiciële vragen bepalend is voor de bevoegdheid van het verwijzende rechtscollege om kennis te nemen van het voor hem hangende geschil, is dat antwoord nuttig om het geschil op te lossen.

De exceptie wordt verworpen.

B.5. Met de eerste prejudiciële vraag wordt een vergelijking voorgelegd tussen, enerzijds, personen met een handicap die aanspraak maken op een forfaitaire vergoeding wegens hun aangeboren misvormingen die het gevolg zijn van het innemen van geneesmiddelen met thalidomide door de moeder tijdens de zwangerschap en die zich in het geval van een geschil moeten wenden tot de rechtbank van eerste aanleg en, anderzijds, personen met een handicap die aanspraak maken op een tegemoetkoming aan personen met een handicap en die zich in het geval van een geschil moeten wenden tot de arbeidsrechtbank (artikel 582, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek).

Met de tweede prejudiciële vraag wordt het Hof een vergelijking voorgelegd tussen, enerzijds, personen met gezondheidsschade die aanspraak maken op een forfaitaire vergoeding voor slachtoffers van thalidomide en die zich in geval van een geschil moeten wenden tot de rechtbank van eerste aanleg en, anderzijds, personen met gezondheidsschade die aanspraak maken op een tegemoetkoming van het Schadeloosstellingsfonds voor asbestslachtoffers en die zich in geval van een geschil moeten wenden tot de arbeidsrechtbank (artikel 579, 6°, van het Gerechtelijk Wetboek).

B.6.1. De Ministerraad, de HZIV en de FOD BOSA voeren aan dat de personen die een geschil hebben met betrekking tot de vergoeding die uit de Thalidomidewet voortvloeit niet kunnen worden vergeleken met de andere in de prejudiciële vragen vermelde personen.

B.6.2. Verschil en vergelijkbaarheid mogen evenwel niet met elkaar worden verward.

Het feit dat de oorzaak, de aard, de kenmerken en de doelstelling van de tegemoetkoming of vergoeding die aan de grondslag liggen van de vergeleken geschillen, mogelijkerwijs kunnen verschillen, kan weliswaar een element zijn in de beoordeling van een verschil in behandeling, maar het kan op zich niet volstaan om tot de niet-vergelijkbaarheid te besluiten, anders zou de toetsing aan het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie van elke inhoud worden ontdaan.

De exceptie wordt verworpen.

B.7. Het verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën van personen dat voortvloeit uit de toepassing van verschillende procedureregels in verschillende omstandigheden houdt op zich geen discriminatie in. Van discriminatie zou slechts sprake zijn indien het verschil in behandeling dat voortvloeit uit de toepassing van die procedureregels een onevenredige beperking van de rechten van de daarbij betrokken personen met zich zou meebrengen.

B.8.1. Het recht op toegang tot de rechter omvat niet het recht op een rechter naar zijn keuze.

Het behoort tot de beoordelingsbevoegdheid van de wetgever om te beslissen welke rechter het meest geschikt is om een bepaald soort van geschillen te beslechten.

B.8.2. Misvormingen ten gevolge van de inname, door de moeder, van geneesmiddelen met thalidomide tijdens een zwangerschap, worden beschouwd als een handicap (dysmelie), en de slachtoffers van thalidomide dienen eveneens te worden beschouwd als personen met een handicap.

Echter, krachtens de Thalidomidewet heeft de wetgever voorzien in een forfaitaire vergoeding zonder afbreuk te doen aan andere rechten (Parl. St., Kamer, 2018-2019, DOC 54-3622/001, p. 4), ten behoeve van de slachtoffers van thalidomide of, in geval van vooroverlijden, van hun ouders (artikelen 2 en 3). Zoals is vermeld is B.3.1, is die forfaitaire vergoeding een vorm van wettelijk herstel van de schade die de slachtoffers van thalidomide hebben geleden en komt die maatregel van forfaitaire vergoeding bovenop de andere rechten waarop de slachtoffers aanspraak kunnen maken in hun hoedanigheid van persoon met een handicap, met inbegrip van de tegemoetkomingen aan personen met een handicap.

Het gegeven dat de in het geding forfaitaire vergoeding wordt betaald aan een slachtoffer van thalidomide betekent dus niet dat de vergoeding die voortvloeit uit de Thalidomidewet moet worden beschouwd als een tegemoetkoming aan een persoon met een handicap. Aldus, in tegenstelling tot de tegemoetkomingen aan personen met een handicap, die periodiek worden betaald en ertoe strekken het inkomstenverlies ten gevolge van de handicap te compenseren, beoogt de in het geding zijnde forfaitaire vergoeding, met de toekenning van een algemeen en uniek bedrag, de schade die voortvloeit uit thalidomide te herstellen, met een erkenning van de rol van de overheid in die schade. Een dergelijke vergoeding heeft niet dezelfde aard als een tegemoetkoming aan een persoon met een handicap.

Het feit dat de arbeidsrechtbanken bijzondere waarborgen bieden, namelijk het feit dat die rechtbanken vertrouwd zijn met betwistingen omtrent de rechten inzake tegemoetkomingen aan personen met een handicap, de specifieke samenstelling van die rechtscolleges en de procedurele bijzonderheden, waaronder de wijze waarop de vordering voor de rechtbank wordt ingesteld (artikel 704 van het Gerechtelijk Wetboek) en de rol van het arbeidsauditoraat (artikel 766 van het Gerechtelijk Wetboek), laat niet toe ervan uit te gaan dat elke betwisting waarbij een persoon met een handicap betrokken zou zijn, zou moeten vallen onder de bevoegdheid van de arbeidsrechtbank.

B.8.3. De personen met gezondheidsproblemen die aanspraak maken op een tegemoetkoming van het Schadeloosstellingsfonds voor asbestslachtoffers en die, in geval van betwisting, een zaak aanhangig moeten maken bij de arbeidsrechtbank, hebben van hun kant te maken met gezondheidsschade die vaak beroepsgerelateerd is, veroorzaakt door producten die op de markt zijn gebracht en waarvan de schadelijke gevolgen voor de gezondheid achteraf zijn vastgesteld en de wetgever ertoe hebben gebracht te voorzien in specifieke financiële steun.

Uit de artikelen 113 en volgende van de programmawet (I) van 27 december 2006 blijkt immers dat het Schadeloosstellingsfonds voor asbestslachtoffers, dat tot doel heeft een « vergoeding toe te kennen als schadeloosstelling voor de schade voortvloeiend uit een blootstelling aan asbest » (artikel 113), organiek is opgenomen in het Federaal Agentschap voor Beroepsrisico's (artikel 114). Het Schadeloosstellingsfonds voor asbestslachtoffers wordt met name gefinancierd door bijdragen gestort door de werkgevers (artikel 116).

Die tegemoetkoming heeft de vorm van een maandelijkse forfaitaire rente (artikel 120) en is integraal cumuleerbaar met elke andere sociale uitkering die krachtens een Belgische of buitenlandse wetgeving wordt toegekend (artikel 121). In de parlementaire voorbereiding wordt aangegeven dat die tegemoetkoming « behoort tot de materies die van de sociale zekerheidsaangelegenheden deel uitmaken en anderzijds [dat] de maatregel [...] de financiering [beoogt] langs de solidariteit van de schadeloosstelling van sommige schaden voortspruitend uit de blootstelling aan asbest » en « zowel de loontrekkenden als de zelfstandige werknemers, de ambtenaren en de personen zonder sociaal statuut [beoogt] » (Parl. St., Kamer, 2006-2007, DOC 51-2773/001, p. 77). Een dergelijke tegemoetkoming heeft niet dezelfde aard als een forfaitaire vergoeding zoals bedoeld in de Thalidomidewet.

B.8.4. Het enkele gegeven dat de wetgever de geschillen met betrekking tot de rechten van personen met een handicap (artikel 582, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek) of met betrekking tot de rechten als gevolg van gezondheidsschade door blootstelling aan een product (artikel 579, 6°, van hetzelfde Wetboek) niet uitsluitend aan de arbeidsrechtbank heeft toevertrouwd, maar dat verschillende rechters daarvoor bevoegd zijn, doet niet op onevenredige wijze afbreuk aan de rechten van de betrokken personen. Overigens blijkt niet dat de procedurele context voor de rechtbank van eerste aanleg (de wijze van inleiding, de samenstelling van de rechtbank en de ontstentenis van een auditoraat of soortgelijk orgaan), gelet op de kostenregeling (zie de artikelen 1017 tot 1024 van het Gerechtelijk Wetboek) en rekening houdend met de mogelijkheden voor de rechtbank om zich te laten bijstaan door gerechtsdeskundigen, de betrokkenen een laagdrempelige toegang tot een rechter ontzegt.

B.9. Uit het voorgaande vloeit voort dat de niet-toewijzing, aan de arbeidsrechtbanken, van vorderingen betreffende geschillen inzake de rechten van personen met een handicap die uit de Thalidomidewet voortvloeien, redelijk verantwoord is en geen afbreuk doet aan het recht van de rechtzoekenden om, met inachtneming van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, toegang te hebben tot een bevoegde rechter die op weloverwogen wijze kennis kan nemen van de geschillen met betrekking tot die aangelegenheid.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 582, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 1 december 2022.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, L. Lavrysen

^