gepubliceerd op 27 januari 2023
Uittreksel uit arrest nr. 100/2022 van 22 juli 2022 Rolnummer 7513 In zake : de prejudiciële vragen over de artikelen 3 en 4 van de wet van 12 januari 2017 « tot wijziging van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit voorzitter P. Nihoul, rechter J. Moerman, waarnemend vo(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 100/2022 van 22 juli 2022 Rolnummer 7513 In zake : de prejudiciële vragen over de artikelen 3 en 4 van de
wet van 12 januari 2017Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
12/01/2017
pub.
27/01/2017
numac
2017010272
bron
ministerie van landsverdediging
Wet tot wijziging van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden
sluiten « tot wijziging van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden », gesteld door de Raad van State.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit voorzitter P. Nihoul, rechter J. Moerman, waarnemend voorzitter, en de rechters J.-P. Moerman, Y. Kherbache, D. Pieters, E. Bribosia en W. Verrijdt, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter P. Nihoul, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging Bij arrest nr. 249.648 van 29 januari 2021, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 10 februari 2021, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schenden de artikelen 3 en 4 van de wet van 12 januari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2017 pub. 27/01/2017 numac 2017010272 bron ministerie van landsverdediging Wet tot wijziging van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden sluiten tot wijziging van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden, zo geïnterpreteerd dat de nieuwe ontvankelijkheidsvoorwaarden die zijn ingevoerd bij artikel 2 van de wet van 12 januari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2017 pub. 27/01/2017 numac 2017010272 bron ministerie van landsverdediging Wet tot wijziging van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden sluiten niet op retroactieve wijze van toepassing zijn op de verzoekster die aan die nieuwe voorwaarden voldeed wanneer zij een oorspronkelijke pensioenaanvraag heeft ingediend die onontvankelijk is bevonden omdat zij niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 1, § 4, van de voormelde wet van 15 maart 1954 vóór de wijziging ervan bij artikel 2 van de wet van 12 januari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2017 pub. 27/01/2017 numac 2017010272 bron ministerie van landsverdediging Wet tot wijziging van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden sluiten, voor de periode gaande van de datum waarop haar oorspronkelijke pensioenaanvraag is ingediend tot 1 februari 2017, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij voorzien in een verschil in behandeling tussen, enerzijds, de personen die in dezelfde periode als de verzoekster hun pensioenaanvraag hebben ingediend en die voldeden aan de vroegere voorwaarden inzake nationaliteit en verblijf die het Grondwettelijk Hof discriminerend heeft bevonden en de wetgever te strikt heeft geacht, die recht hebben gehad op het voordeel van dat pensioen vanaf de eerste dag van de maand waarin hun aanvraag is ingediend, en, anderzijds, de verzoekster die daarop pas recht zou hebben vanaf 1 februari 2017 louter omdat zij niet voldeed aan de vroegere voorwaarden inzake nationaliteit en verblijf die het Grondwettelijk Hof discriminerend heeft bevonden en de wetgever te strikt heeft geacht ? 2. Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, schenden de artikelen 3 en 4 van de wet van 12 januari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2017 pub. 27/01/2017 numac 2017010272 bron ministerie van landsverdediging Wet tot wijziging van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden sluiten tot wijziging van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden, zo geïnterpreteerd dat de nieuwe ontvankelijkheidsvoorwaarden die zijn ingevoerd bij artikel 2 van de wet van 12 januari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2017 pub. 27/01/2017 numac 2017010272 bron ministerie van landsverdediging Wet tot wijziging van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden sluiten pas van toepassing zijn vanaf 1 februari 2017 op de aanvrager die aan die nieuwe voorwaarden voldeed wanneer hij een oorspronkelijke pensioenaanvraag heeft ingediend die onontvankelijk is bevonden omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 1, § 4, van de voormelde wet van 15 maart 1954 vóór de wijziging ervan bij artikel 2 van de wet van 12 januari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2017 pub. 27/01/2017 numac 2017010272 bron ministerie van landsverdediging Wet tot wijziging van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden sluiten, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij inhouden dat op hem, vóór 1 februari 2017, artikel 1, § 4, tweede lid, a), van de wet van 15 maart 1954 wordt toegepast zoals dat artikel van kracht was vóór de wijziging ervan bij artikel 2 van de wet van 12 januari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2017 pub. 27/01/2017 numac 2017010272 bron ministerie van landsverdediging Wet tot wijziging van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden sluiten, dat, om een herstelpensioen te genieten, de burgerlijke oorlogsslachtoffers die de Belgische nationaliteit bezaten op het ogenblik van de pensioenaanvraag, maar die nationaliteit niet bezaten op het ogenblik van het schadeverwekkende feit of die geen naturalisatieaanvraag hadden ingediend vóór 10 mei 1940, die geen volle 22 jaar waren vóór 10 mei 1940, hun gewoonlijke verblijfplaats in België hebben gehad sinds 1 januari 1931 en de Belgische nationaliteit hebben verkregen vóór 1 januari 1960, een voorwaarde oplegde van ononderbroken verblijf in België sinds 1 januari 1931 tot de dag van de pensioenaanvraag, terwijl die voorwaarde niet gold voor de burgerlijke oorlogsslachtoffers die de Belgische nationaliteit bezaten op het ogenblik van het schadeverwekkende feit of die een naturalisatieaanvraag hadden ingediend vóór 10 mei 1940 ? ». (...) III. In rechte (...) B.1.1. De wet van 15 maart 1954 « betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1954 en hun rechthebbenden » (hierna : de wet van 15 maart 1954) legt onder meer de voorwaarden vast om een invaliditeitspensioen te verkrijgen teneinde schade te herstellen die voortvloeit uit een oorlogsfeit.
B.1.2. Oorspronkelijk bepaalde artikel 1, § 4, van die wet : « De wet is enkel op de Belgen van toepassing.
Deze hoedanigheid dient te bestaan a) in hoofde van het slachtoffer op het ogenblik van de beslissing tot toekenning van het pensioen, of van het overlijden indien het slachtoffer voor de erkenning van zijn rechten overleden is;het moet nochtans die hoedanigheid bezitten op het ogenblik van het schadelijk feit of een naturalisatieaanvraag hebben ingediend vóór 10 mei 1940; [...] ».
B.1.3. Het « schadelijk feit » in de zin van de wet van 15 maart 1954 is « de aantasting van de lichamelijke gaafheid van de persoon door de oorlogshandeling », onder de daarin bepaalde voorwaarden (artikel 1, § 2).
B.1.4. Vóór 10 mei 1940 moest men in beginsel minstens de volle leeftijd van 30 jaar hebben om de « staatsnaturalisatie » te verkrijgen en minstens de volle leeftijd van 22 jaar om de « gewone naturalisatie » te verkrijgen (artikel 12, eerste lid, 1°, en artikel 13, van de wet op de verwerving, het verlies en de herkrijging van de nationaliteit, zoals die voortvloeit uit de coördinatie bij een koninklijk besluit van 14 december 1932). De echtgenote van de vreemdeling die door naturalisatie Belg is geworden, alsook de meerderjarige of ontvoogde kinderen van die laatstgenoemde konden, in bepaalde bij de wet gepreciseerde omstandigheden, de naturalisatie verkrijgen zonder aan die leeftijdsvoorwaarden te moeten voldoen (artikel 15 van dezelfde wet).
B.2. Artikel 1 van de wet van 17 februari 1975 « tot wijziging van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden » (hierna : de wet van 17 februari 1975) heeft artikel 1, § 4, van de wet van 15 maart 1954 vervangen door de volgende tekst : « De wet is enkel op de Belgen van toepassing.
Deze hoedanigheid dient te bestaan : a) in hoofde van het slachtoffer op het ogenblik van de beslissing tot toekenning van het pensioen of van het overlijden indien het slachtoffer vóór de erkenning van zijn rechten overleden is;het moet nochtans die hoedanigheid bezitten op het ogenblik van het schadelijk feit of een naturalisatieaanvraag hebben ingediend vóór 10 mei 1940 of aan de volgende vereisten voldoen: geen volle tweeëntwintig jaar zijn op 10 mei 1940, Belg geworden zijn vóór 1 januari 1960 en zonder onderbreking zijn gewone verblijfplaats in België te hebben gehad sedert 1 januari 1931 of sedert zijn geboorte, wanneer het slachtoffer op die datum nog niet geboren was; [...] ».
B.3.1. Artikel 2 van de wet van 12 januari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2017 pub. 27/01/2017 numac 2017010272 bron ministerie van landsverdediging Wet tot wijziging van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden sluiten « tot wijziging van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden » (hierna : de wet van 12 januari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2017 pub. 27/01/2017 numac 2017010272 bron ministerie van landsverdediging Wet tot wijziging van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden sluiten) vervangt artikel 1, § 4, van de wet van 15 maart 1954 door de volgende tekst : « De wet is enkel op de Belgen van toepassing.
Deze hoedanigheid dient te bestaan : a) ten aanzien van het slachtoffer op het ogenblik van de beslissing tot toekenning van het pensioen of van het overlijden indien het slachtoffer vóór de erkenning van zijn rechten overleden is;het slachtoffer bezat nochtans die hoedanigheid op het ogenblik van het schadelijk feit of heeft een naturalisatieaanvraag ingediend vóór 10 mei 1940, of voldoet aan de volgende vereisten : geen volle tweeëntwintig jaar geweest zijn op 10 mei 1940, Belg geworden zijn vóór 1 januari 2003 en zijn gewone verblijfplaats in België hebben gehad op het moment van de oorlogshandelingen als gedefinieerd door artikel 2 van de wet van 15 maart 1954; [...] ».
B.3.2. Artikel 3 van de wet van 12 januari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2017 pub. 27/01/2017 numac 2017010272 bron ministerie van landsverdediging Wet tot wijziging van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden sluiten bepaalt : « § 1. Om het in artikel 2 bedoelde voordeel te genieten dient de belanghebbende een aanvraag in overeenkomstig artikel 19 van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden.
De aanvraag krijgt gevolg op de eerste dag van het trimester dat volgt op datgene tijdens welk de aanvraag is ingediend. § 2. De uitvoeringsbeslissingen die niet conform artikel 2 zijn worden herzien op vraag van de belanghebbenden en hun recht op het voordeel van deze wijziging wordt erkend als daterend van de eerste dag van de maand waarin de aanvraag tot herziening is geschied. § 3. De lopende aanvragen en deze waarover niet definitief is beslist dienen niet hernieuwd te worden. Ze krijgen evenwel pas gevolg vanaf de inwerkingtreding van deze wet ».
B.3.3. Artikel 4 van de wet van 12 januari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2017 pub. 27/01/2017 numac 2017010272 bron ministerie van landsverdediging Wet tot wijziging van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden sluiten bepaalt : « Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad ».
B.4.1. In de twee prejudiciële vragen wordt het Hof verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van een verschil in behandeling met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
B.4.2. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is.
Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.
Ten aanzien van de eerste prejudiciële vraag B.5. Uit de motieven van de verwijzingsbeslissing blijkt dat het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de grondwettigheid van de artikelen 3 en 4 van de wet van 12 januari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2017 pub. 27/01/2017 numac 2017010272 bron ministerie van landsverdediging Wet tot wijziging van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden sluiten, in zoverre die wetsbepalingen een verschil in behandeling zouden doen ontstaan tussen de personen die op 10 mei 1940 jonger waren dan twee jaar, die tussen het einde van de oorlog 1940-1945 en 1 januari 1960 Belg zijn geworden en die een aanvraag voor een invaliditeitspensioen als burgerlijk slachtoffer van de oorlog 1940-1945 op 27 mei 2005 hebben ingediend : - enerzijds, diegenen die hun gewone verblijfplaats ononderbroken in België hebben gehad sinds hun geboorte en die dus voldeden aan alle voorwaarden inzake de toekenning van het pensioen bepaald in artikel 1, § 4, tweede lid, a), van de wet van 15 maart 1954, zoals het indertijd geformuleerd was; - anderzijds, diegenen die, na Belg te zijn geworden, niet langer gewoonlijk in België zijn verbleven gedurende enkele jaren en die daardoor niet voldeden aan de voorwaarde van de « gewone verblijfplaats » « zonder onderbreking » zoals vastgelegd in diezelfde wetsbepaling.
Die twee categorieën van personen zouden verschillend worden behandeld door de in het geding zijnde wetsbepalingen, in zoverre die laatste het recht op het voordeel van het voor de periode van 27 mei 2005 tot 1 februari 2017 aangevraagde pensioen alleen zou toekennen aan de personen die tot de eerste van die twee categorieën behoren.
B.6. De artikelen 3 en 4 van de wet van 12 januari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2017 pub. 27/01/2017 numac 2017010272 bron ministerie van landsverdediging Wet tot wijziging van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden sluiten hebben geen uitwerking gehad vóór 1 februari 2017.
Die wetsbepalingen kennen het recht op het voordeel van het voormelde pensioen toe aan geen van beide in B.5 omschreven categorieën van personen.
Het in de prejudiciële vraag opgeworpen verschil in behandeling vloeit dus niet voort uit de in het geding zijnde wetsbepalingen.
B.7. De eerste prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.
Ten aanzien van de tweede prejudiciële vraag B.8. Uit de motieven van de verwijzingsbeslissing en de uiteenzetting van de prejudiciële vraag blijkt dat het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de grondwettigheid van artikel 1, § 4, tweede lid, a), van de wet van 15 maart 1954, zoals het geformuleerd was vóór de vervanging ervan bij artikel 2 van de wet van 12 januari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2017 pub. 27/01/2017 numac 2017010272 bron ministerie van landsverdediging Wet tot wijziging van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden sluiten, in zoverre die wetsbepaling een verschil in behandeling doet ontstaan tussen de personen die in België zijn geboren minder dan twee jaar vóór 10 mei 1940 en die gewoonlijk hebben verbleven in België sinds hun geboorte en die in 2005 een invaliditeitspensioen hebben aangevraagd als burgerlijk slachtoffer van de oorlog 1940-1945 : enerzijds, diegenen die reeds Belg waren op het ogenblik van het « schadelijk feit » en, anderzijds, diegenen welke die nationaliteit pas hebben verkregen tussen het einde van de oorlog en 1 januari 1960.
In geval van toepassing van de in het geding zijnde wetsbepaling kunnen de personen die behoren tot de tweede categorie, in tegenstelling tot de personen die behoren tot de eerste categorie, alleen een invaliditeitspensioen verkrijgen indien hun gewoonlijke verblijfplaats « zonder onderbreking » tussen hun geboorte en het ogenblik waarop zij dat pensioen hebben aangevraagd in België gelegen was.
B.9.1. De memorie van toelichting van het wetsontwerp dat aan de oorsprong ligt van de wet van 15 maart 1954 vermeldt : « Van het begin af hadden de vijandelijkheden, die wij doorworsteld hebben, een totaal karakter. In deze strijd werden alle krachten door de oorlogvoerenden ingezet. De burgerbevolking kon er niet aan ontsnappen. Even goed als de militairen werd zij in een tot dan toe ongekende mate in het gevecht gewikkeld.
Zo komt het dat meer Belgen dan ooit het geval was, door de laatste oorlog in hun physische integriteit getroffen werden.
De solidariteit, die al de burgers van een zelfde nationale gemeenschap onderling verbindt, doet de Staat de verbintenis aangaan om in de mate van het mogelijke de schade te herstellen die aan de slachtoffers van deze oorlog veroorzaakt werd » (Parl. St., Kamer, 1950-1951, nr. 411, p. 1).
Teneinde diegenen die, vóór het voorvallen van het « schadelijk feit » in voldoende mate lid waren van de gemeenschap om de naturalisatie aan te vragen en die deze overigens hebben verkregen vóór de vergoeding, die nationale solidariteit te laten genieten, werd beslist het personele toepassingsgebied van de vergoedingsregeling uit te breiden tot de slachtoffers die geen Belg waren op het ogenblik van het « schadelijk feit » en die vóór 10 mei 1940 een naturalisatieaanvraag hadden ingediend (Hand., Senaat, 28 januari 1954, pp. 605 en 607).
B.9.2. De wet van 17 februari 1975 heeft dat personele toepassingsgebied andermaal uitgebreid door het voordeel van een staatsvergoeding tevens toe te kennen aan de slachtoffers die nog geen Belg waren op het ogenblik van het « schadelijk feit », die op 10 mei 1940 nog niet de volle leeftijd van 22 jaar hadden, die Belg waren geworden vóór 1 januari 1960 en die « zonder onderbreking hun gewone verblijfplaats in België » hadden sinds 1 januari 1931, of sinds hun geboorte indien zij op die datum nog niet waren geboren.
Het doel bestond erin rekening te houden met de « situatie [...] van die personen die op 10 mei 1940 de leeftijd voor de optie (16 jaar) of voor de naturalisatieaanvraag (22 jaar) niet hadden bereikt en de vereiste leeftijd eerst bereikt hebben tijdens de bezetting of [erna] », en hun « het voordeel van de nationale solidariteit, waarop de wetgeving op het herstel van oorlogsschade van fysische personen is gesteund, toe te kennen » (Parl. St., Senaat, 1971-1972, nr. 390, p. 2; Parl. St., Senaat, 1973-1974, nr. 138, pp. 1-2; Parl. St., Senaat, 1974, nr. 360/1, p. 2; ibid., nr. 360/2, p. 1).
Het ging meer algemeen erom « de toestand te regelen van sommige buitenlanders of vaderlandlozen, die een bijzondere aandacht zouden moeten verdienen [en] reeds voor het schadegeval in de nationale gemeenschap waren opgenomen en nu de Belgische nationaliteit bezitten » (Parl. St., Senaat, 1974, 360/1, p. 1).
B.9.3. Ten aanzien van de aanvragers van een pensioen die op 10 mei 1940 minder dan twee jaar oud waren, geldt de voorwaarde van de gewone verblijfplaats in België alleen voor diegenen die Belg zijn geworden na het voorvallen van het « schadelijk feit ».
Die voorwaarde kan worden verantwoord in het licht van het legitieme doel dat erin bestaat het voordeel van de « nationale solidariteit » voor te behouden aan de personen die werkelijk zijn geïntegreerd in de « nationale gemeenschap ».
B.9.4. De parlementaire voorbereiding van de wet van 17 februari 1975 laat daarentegen niet toe te begrijpen hoe die doelstelling zou verantwoorden dat het voordeel van die solidariteit kan worden geweigerd aan personen die gewoonlijk in België hebben verbleven tussen het voorvallen van het « schadelijk feit » en de indiening van hun pensioenaanvraag, om de enige reden dat die personen er niet zonder onderbreking gewoonlijk hebben verbleven.
B.9.5. De wijziging die artikel 2 van de wet van 12 januari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2017 pub. 27/01/2017 numac 2017010272 bron ministerie van landsverdediging Wet tot wijziging van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden sluiten aanbrengt in de in het geding zijnde wetsbepaling heeft onder meer tot doel elke verblijfsvoorwaarde op te heffen voor de periode na de « oorlogshandelingen » die aan de oorsprong van het « schadelijk feit » liggen.
De toekenning van een vergoeding bepaald bij de wet van 15 maart 1954 in naam van de nationale solidariteit kan worden voorbehouden aan de personen die het bestaan aantonen van een « sterke band » met de Staat, hetgeen, voor de personen die de Belgische nationaliteit pas hebben verworven na de oorlog, erop neerkomt het bestaan aan te tonen van « een band met de nationale gemeenschap » (Parl. St., Kamer, 2015-2016, 1697/1, pp. 4-5).
Voor de personen die Belg zijn geworden vóór 1 januari 1960, blijken die banden evenwel voldoende uit het feit dat die personen hun gewone verblijfplaats in België hebben gehad gedurende de oorlog. Een voorwaarde van een ononderbroken verblijf is niet langer relevant, daar « zowel het trauma als de onzekerheid van het privé- of beroepsleven [...] de slachtoffers [hebben] kunnen bewegen tot het verlaten van het nationale grondgebied voor kortere of langere periodes » (ibid., pp. 4-5).
B.9.6. Uit hetgeen voorafgaat, vloeit voort dat het in B.8 omschreven verschil in behandeling zonder redelijke verantwoording is.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 1, § 4, tweede lid, a), van de wet van 15 maart 1954 « betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1954 en hun rechthebbenden », zoals het was geformuleerd vóór de vervanging ervan bij artikel 2 van de wet van 12 januari 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/2017 pub. 27/01/2017 numac 2017010272 bron ministerie van landsverdediging Wet tot wijziging van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden sluiten « tot wijziging van de wet van 15 maart 1954 betreffende de herstelpensioenen voor de burgerlijke slachtoffers van de oorlog 1940-1945 en hun rechthebbenden », schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de woorden « zonder onderbreking » van toepassing zijn op het slachtoffer.
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 22 juli 2022.
De griffier, De voorzitter, P.-Y. Dutilleux P. Nihoul