Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 21 februari 2022

Uittreksel uit arrest nr. 143/2021 van 14 oktober 2021 Rolnummer 7565 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 445, § 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luxemburg, Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit voorzitter L. Lavrysen, de rechters T. Giet, R. Leysen,(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2022200058
pub.
21/02/2022
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 143/2021 van 14 oktober 2021 Rolnummer 7565 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 445, § 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luxemburg, afdeling Marche-en-Famenne.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit voorzitter L. Lavrysen, de rechters T. Giet, R. Leysen, Y. Kherbache en T. Detienne, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter F. Daoût en emeritus rechter T. Merckx-Van Goey, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van emeritus voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 31 maart 2021, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 26 april 2021, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luxemburg, afdeling Marche-en-Famenne, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 455, § 2, van het WIB 1992 de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het de rechtbank van eerste aanleg niet toestaat de geldboete waarin die bepaling voorziet, gepaard te doen gaan met uitstel, terwijl de belastingplichtige wettelijke maatregelen tot individualisering van de straf (opschorting, uitstel, probatie) zou kunnen genieten indien hij zich, verschijnend voor de correctionele rechtbank, blootstelt aan de in het WIB 1992 bepaalde straffen ? ».

Op 19 mei 2021 hebben de rechters-verslaggevers T. Detienne en R. Leysen, met toepassing van artikel 72, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, het Hof ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht voor te stellen het onderzoek van de zaak af te doen met een arrest gewezen op voorafgaande rechtspleging. (...) III. In rechte (...) B.1.1. Artikel 445 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (hierna : het WIB 1992), zoals het werd gewijzigd bij de artikelen 49 en 50 van de programmawet van 1 juli 2016Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 01/07/2016 pub. 04/07/2016 numac 2016021055 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten en zoals het in werking is getreden op 4 juli 2016, en dat van toepassing is op het voor de verwijzende rechter hangende geschil, bepaalt : « § 1. De door de adviseur-generaal gemachtigde ambtenaar kan een geldboete van 50 euro tot 1 250 euro opleggen voor iedere overtreding van de bepalingen van dit Wetboek, evenals van de ter uitvoering ervan genomen besluiten.

De Koning legt de schaal van de administratieve geldboetes vast en regelt hun toepassingsmodaliteiten.

Deze geldboete wordt gevestigd en ingevorderd volgens de regelen die van toepassing zijn inzake personenbelasting. [...] § 2. In afwijking van § 1, eerste lid, legt de door de bevoegde adviseur-generaal gemachtigde ambtenaar een geldboete op van 6 250 euro wanneer niet voldaan is aan de in artikel 307, § 1, vierde, negende en tiende lid, bedoelde verplichting.

De voormelde geldboete wordt opgelegd per jaar en per niet gemelde juridische constructie ».

Paragraaf 2 van de voormelde bepaling is in het geding voor de verwijzende rechter.

B.1.2. Artikel 307, § 1, vierde, negende en tiende lid, van het WIB 1992, waarvan de niet-naleving wordt bestraft door artikel 445, § 2, van het WIB 1992, bepaalt, in de op het bodemgeschil toepasselijke versie ervan : « De jaarlijkse aangifte in de personenbelasting moet het bestaan vermelden van een juridische constructie waarvan de belastingplichtige, zijn echtgenote of de kinderen waarover hij het ouderlijk gezag uitoefent overeenkomstig artikel 376 van het Burgerlijk Wetboek, hetzij een oprichter van de juridische constructie is, zoals bedoeld in artikel 2, § 1, 14°, hetzij een derde begunstigde is zoals bedoeld in artikel 2, § 1, 14°/1. [...] De jaarlijkse aangifte in de rechtspersonenbelasting vermeldt het bestaan van een juridische constructie waarvan de belastingplichtige een oprichter of een derde begunstigde is.

In het geval in de aangifte in de personenbelasting of de rechtspersonenbelasting het bestaan wordt vermeld van een juridische constructie door de oprichter of derde begunstigde van deze juridische constructie, wordt de volledige naam, de rechtsvorm, het adres en in voorkomend geval het identificatienummer van de juridische constructie vermeld. In het geval het een in artikel 2, § 1, 13°, a), bedoelde juridische constructie betreft, waarvan het bestaan wordt vermeld door de oprichter van de juridische constructie, wordt eveneens de naam en het adres van de beheerder van deze juridische constructie vermeld ».

B.1.3. Artikel 449 van het WIB 1992 bepaalt : « Hij die met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, de bepalingen van dit Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten overtreedt, wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot twee jaar en met geldboete van 250 euro tot 500.000 euro of met een van die straffen alleen.

Indien de in het eerste lid vermelde inbreuken gepleegd werden in het raam van ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd, wordt de schuldige gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot 5 jaar en met een geldboete van 250 euro tot 500.000 euro of met een van die straffen alleen.

Er wordt geen strafrechtelijke sanctie toegepast wanneer : - de belastingplichtige aantoont dat het bedrag van de kosten, vermeld in artikel 57, of van de voordelen van alle aard als bedoeld in de artikelen 31, tweede lid, 2°, en 32, tweede lid, 2°, begrepen is in een door de verkrijger overeenkomstig artikel 305 ingediende aangifte of in een door de verkrijger in het buitenland ingediende gelijkaardige aangifte; - in de artikelen 219 en 233, tweede lid, bedoelde verdoken meerwinsten, binnen de in datzelfde artikel 219, vierde lid, bedoelde voorwaarden, terug in de boekhouding worden opgenomen in een later boekjaar dan het boekjaar tijdens hetwelk de meerwinst werd verwezenlijkt ».

Artikel 457 van het WIB 1992 bepaalt : « § 1. Alle bepalingen van Boek I, van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85 zijn van toepassing op de in de artikelen 449 tot 453 en 456 bedoelde misdrijven. § 2. De wet van 5 maart 1952Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/03/1952 pub. 13/01/2010 numac 2009000850 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opdecimes op de strafrechtelijke geldboeten Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, gewijzigd bij de wetten van 22 december 1989 en 20 juli 1991, betreffende de opdecimes op de strafrechterlijke geldboeten, is van toepassing op de misdrijven bedoeld in de artikelen 449, 450, 452 en 456 ».

B.2. De verwijzende rechter vraagt aan het Hof of het voormelde artikel 445 van het WIB 1992 in strijd is met de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het de rechtbank van eerste aanleg niet toelaat de geldboete waarin die bepaling voorziet, gepaard te doen gaan met uitstel, terwijl de overtreder het voordeel van het uitstel zou kunnen genieten wanneer hij voor dezelfde feiten verschijnt voor de correctionele rechtbank.

B.3.1. De administratieve geldboeten waarin artikel 445 van het WIB 1992 voorziet, hebben tot doel de inbreuken op het WIB 1992 begaan door belastingplichtigen die de bij dat Wetboek opgelegde verplichtingen niet zouden naleven, te voorkomen en te bestraffen. Zij hebben derhalve in hoofdzaak een repressief karakter en zijn strafrechtelijk in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

B.3.2. In tegenstelling tot de persoon die wordt gedagvaard om voor de correctionele rechtbank te verschijnen, kan de persoon die voor de rechtbank van eerste aanleg opkomt tegen de beslissing waarbij hem een fiscale geldboete wordt opgelegd, evenwel geen uitstel, dat enkel door een strafgerecht kan worden bevolen, genieten.

B.3.3. Onder voorbehoud dat hij geen maatregel mag nemen die kennelijk onredelijk is, vermag de democratisch gekozen wetgever het repressief beleid zelf vast te stellen en aldus de beoordelingsvrijheid van de rechter te beperken.

De wetgever heeft nochtans meermaals geopteerd voor de individualisering van straffen, met name door de rechter toe te staan maatregelen tot uitstel toe te kennen.

B.3.4. Het staat aan de wetgever te oordelen of het wenselijk is de rechter te dwingen tot gestrengheid wanneer een inbreuk inzonderheid het algemeen belang schaadt, vooral in een aangelegenheid die, zoals te dezen, aanleiding geeft tot een aanzienlijke fraude. Die gestrengheid kan met name betrekking hebben op de maatregelen tot uitstel.

Het Hof zou een dergelijke keuze alleen kunnen afkeuren indien die kennelijk onredelijk zou zijn of indien de in het geding zijnde bepaling ertoe zou leiden aan een categorie van rechtsonderhorigen het recht op een eerlijk proces voor een onafhankelijke en onpartijdige instantie, zoals gewaarborgd bij artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, te ontzeggen.

B.4. Het uitstel van de tenuitvoerlegging van de straffen heeft tot doel de nadelen die inherent zijn aan de tenuitvoerlegging van de straffen, te beperken en de re-integratie van de veroordeelde niet in het gedrang te brengen. Het kan worden bevolen met betrekking tot geldboeten. Bovendien blijkt uit artikel 157, § 1, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, vervangen bij artikel 2 van de wet van 19 december 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/2008 pub. 31/12/2008 numac 2008024536 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot wijziging van artikel 157 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 type wet prom. 19/12/2008 pub. 19/03/2009 numac 2009000182 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 157 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling sluiten « tot wijziging van artikel 157 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 » en gewijzigd bij artikel 5, 1°, van de wet van 29 maart 2012 « houdende diverse bepalingen (II) », dat het uitstel door de wetgever niet onverenigbaar wordt geacht met een geldboete die wordt opgelegd door een andere overheid dan een strafgerecht.

De in het geding zijnde regeling van de fiscale geldboete kan allicht in diverse bestanddelen verschillen van de regeling van de strafrechtelijke sancties bepaald in het WIB 1992 of in andere aangelegenheden voorgeschreven administratieve sancties, ongeacht of het gaat om de verschillende formulering van de vereiste van het morele bestanddeel, om de mogelijkheid administratieve geldboeten samen te voegen, om de wijze van vaststelling van de straffen of om de toepassing van opdeciemen. Dergelijke verschillen kunnen weliswaar relevant zijn om de toepassing van specifieke regels op bepaalde gebieden te verantwoorden, maar ze zijn dat niet op het gebied dat het voorwerp uitmaakt van de prejudiciële vraag : ongeacht of het uitstel wordt verleend door de correctionele rechtbank of door een ander rechtscollege, zoals de rechtbank van eerste aanleg, kan het de veroordeelde ertoe aanzetten zijn gedrag te wijzigen, door de dreiging om, indien hij zou recidiveren, de veroordeling tot de betaling van een geldboete uit te voeren.

Indien de wet van 29 juni 1964Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten « betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie » niet van toepassing is, komt het aan de wetgever toe ter zake te bepalen onder welke voorwaarden een uitstel, net zoals eventueel een probatie-uitstel, kan worden verleend en de voorwaarden en de rechtspleging volgens welke dat uitstel kan worden ingetrokken, vast te stellen.

B.5.1. Uit hetgeen voorafgaat, vloeit voort dat artikel 445 van het WIB 1992 niet bestaanbaar is met de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, in zoverre het het de rechtbank van eerste aanleg niet mogelijk maakt het voordeel van het uitstel te verlenen aan de overtreder.

B.5.2. Die vaststelling van gedeeltelijke ongrondwettigheid heeft echter niet tot gevolg dat die bepaling, in afwachting van een optreden van de wetgever, niet meer zou kunnen worden toegepast door de rechtsinstanties wanneer zij vaststellen dat de overtredingen vaststaan, dat het bedrag van de geldboete niet onevenredig is met de ernst van de overtreding en dat er geen reden zou zijn geweest om uitstel te verlenen zelfs indien de wet in die maatregel had voorzien.

B.6. De prejudiciële vraag dient bevestigend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 445, § 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 schendt de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het de burgerlijke rechtbank niet toelaat de in dat artikel voorgeschreven geldboete gepaard te laten gaan met uitstel.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 14 oktober 2021.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, F. Daoût

^