Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 17 september 2021

Uittreksel uit arrest nr. 111/2021 van 15 juli 2021 Rolnummer 7420 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 92, § 3, derde lid, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 15 juli 1997 « houdende de Vlaamse Wooncode », gesteld Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en F. Daoût, de rechters J.-(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2021204117
pub.
17/09/2021
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 111/2021 van 15 juli 2021 Rolnummer 7420 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 92, § 3, derde lid, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 15 juli 1997 « houdende de Vlaamse Wooncode », gesteld door de Raad van State.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en F. Daoût, de rechters J.-P. Moerman, P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne en D. Pieters, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, emeritus rechter T. Merckx-Van Goey, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter L. Lavrysen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest nr. 247.273 van 10 maart 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 15 juli 2020, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 92, § 3, derde lid, van de Vlaamse Wooncode, zoals ingevoegd door artikel 2 van het decreet van 10 maart 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 10/03/2017 pub. 11/04/2017 numac 2017020311 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van artikel 92, 93, 95, 98 en 102bis van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode sluiten ' tot wijziging van artikel 92, 93, 95, 98 en 102bis van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode ', artikel 23, derde lid, 3°, van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, door erin te voorzien dat de huurder die over beperkte cognitieve vaardigheden beschikt wordt vrijgesteld van de verplichting in artikel 92, § 1, eerste lid, 6° en 7°, van de Vlaamse Wooncode en door niet zelf te bepalen aan welke voorwaarden moet zijn voldaan, en op welk tijdstip, om de vrijstelling te verkrijgen, maar de bepaling daarvan aan de Vlaamse regering over te laten ? ». (...) III. In rechte (...) B.1.1. Artikel 92 van de Vlaamse Wooncode, zoals van toepassing voor de verwijzende rechter, bepaalt : « § 1. Een sociale huurwoning wordt verhuurd op grond van een schriftelijke huurovereenkomst die ten minste de hierna vermelde gegevens en regelingen bevat : 1° de datum waarop de woning beschikbaar wordt gesteld en waarop de huurovereenkomst ingaat;2° de identiteit van de huurder van de sociale huurwoning, alsmede van de inwonende minderjarige kinderen;3° in afwijking van artikel 3 van afdeling II van boek III, titel VIII, hoofdstuk II, van het Burgerlijk Wetboek inzake huishuur, de duur van de huur en de mogelijkheid tot opzegging van de huurovereenkomst, alsook, onder de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden, de proefperiode van maximaal twee jaar.De proefperiode heeft als doel tijdens de duur van de proefperiode de huurder te evalueren, nauwgezet op te volgen en eventueel bij te sturen. Artikel 98, § 3, geldt onverkort tijdens de proefperiode. Bij een negatieve evaluatie, die aanleiding geeft tot de beëindiging van de sociale huurovereenkomst, mag er geen kennelijke wanverhouding bestaan tussen de feiten die zich tijdens de duur van de proefperiode hebben voorgedaan, en de beëindiging van de sociale huurovereenkomst op grond van die feiten; 4° de verplichtingen van enerzijds de verhuurder en anderzijds de huurder van de sociale huurwoning;5° de elementen voor de berekening van de bedragen die de huurder van de sociale huurwoning moet betalen, aan wie en de manier waarop die betaling plaatsvindt;6° in afwijking van artikel 1762bis van het Burgerlijk Wetboek, de ontbindende voorwaarden;7° de territoriaal bevoegde rechtbank bij geschil. De Vlaamse Regering stelt een typehuurovereenkomst vast. Van de typehuurovereenkomst kan enkel worden afgeweken in de gevallen die de Vlaamse Regering bepaalt.

De huurders, vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 34°, a), b) en c), met uitzondering van de inwonende kinderen die meerderjarig worden, ondertekenen de huurovereenkomst. De feitelijke partner die de huurovereenkomst in de hoedanigheid van huurder als vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 34°, c), heeft ondertekend, hoeft de huurovereenkomst niet opnieuw te ondertekenen als huurder als vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 34°, b). § 2. De verhuurder van een sociale huurwoning leeft de volgende verplichtingen na : 1° bij het aangaan van de huurovereenkomst te goeder trouw en onverwijld aan de huurder de te betalen huurprijs meedelen en een indicatie geven van de huurlasten;2° de sociale huurwoning die voldoet aan de vereisten, vermeld in artikel 5, ter beschikking stellen van de huurder en ervoor zorgen dat de sociale huurwoning tijdens de volledige duur van de huurovereenkomst blijft voldoen aan de vereisten, vermeld in artikel 5;3° de sociale huurwoning onderhouden in zodanige staat dat ze kan dienen tot het gebruik waartoe ze is bestemd en de herstellingen uitvoeren waarvoor de verhuurder verantwoordelijk is volgens de typeovereenkomst. § 3. De huurder van een sociale huurwoning leeft de volgende verplichtingen na : 1° in de sociale huurwoning zijn hoofdverblijfplaats hebben en er gedomicilieerd zijn, in voorkomend geval samen met de aan hem toegewezen minderjarige kinderen;2° alleen toestaan dat een persoon op duurzame wijze in de sociale huurwoning komt bijwonen als dat in overeenstemming is met de vereiste, vermeld in artikel 95, § 1, tweede lid, en de duurzame bijwoonst melden aan de verhuurder; 2°bis alleen een tijdelijke bijwoonst, waarbij de persoon zijn hoofdverblijfplaats vestigt in de sociale huurwoning of er zich domicilieert, toestaan als dat niet leidt tot een sociale huurwoning die een onaangepaste woning is, en de tijdelijke bijwoonst melden aan de verhuurder; 3° de huurprijs betalen;4° de elementen die nodig zijn voor de huurprijsberekening meedelen als de verhuurder hierom verzoekt;5° de sociale huurwoning onderhouden als een goede huisvader;6° voor zover de huurder een sociale woning betrekt, die niet gelegen is in een rand- of taalgrensgemeente als vermeld in de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken, over een taalvaardigheid van het Nederlands beschikken die overeenstemt met niveau A1 van het Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen.De Vlaamse Regering bepaalt vanaf wanneer de huurder aan de verplichting moet voldoen en de wijze waarop de taalvaardigheid wordt vastgesteld; 7° voor zover de huurder een sociale woning betrekt, gelegen in een rand- of taalgrensgemeente als vermeld in de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken, zonder afbreuk te doen aan de taalfaciliteiten, over een taalvaardigheid van het Nederlands beschikken die overeenstemt met niveau A1 van het Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen.De Vlaamse Regering bepaalt vanaf wanneer de huurder aan de verplichting moet voldoen en de wijze waarop de taalvaardigheid wordt vastgesteld; 8° [...]; 9° de sociale huurwoning op zodanige wijze bewonen dat de leefbaarheid niet in het gedrang komt en dat geen overmatige hinder wordt veroorzaakt voor de buren en de naaste omgeving;10° voor zover de huurder een begeleidingsovereenkomst als vermeld in artikel 95, § 1, vijfde lid, heeft ondertekend, de afspraken naleven die opgenomen zijn in die overeenkomst;11° instemmen met een verhuis naar een andere sociale huurwoning als de verhuurder dat wegens renovatie-, aanpassings- of sloopwerkzaamheden aan de bewoonde sociale huurwoning noodzakelijk acht;12° instemmen met een verhuis naar een andere sociale huurwoning als de sociale huurwoning die aangepast is aan de fysieke mogelijkheden van personen met een handicap, niet langer wordt bewoond door een persoon die daar nood aan heeft, of als de sociale huurwoning een sociale assistentiewoning is als bepaald door de Vlaamse Regering, en niet langer wordt bewoond door een persoon die minstens 65 jaar oud is, tenzij de verhuurder een gemotiveerde afwijking toestaat. Als de verplichtingen, vermeld in het eerste lid, niet worden nagekomen, dan kan de verhuurder, onder de door de Vlaamse Regering te bepalen voorwaarden, de huurder van een sociale huurwoning, mits de laatstgenoemde daarmee instemt, begeleiden of laten begeleiden bij het naleven van zijn verplichtingen.

Als de huurder aantoont dat hij blijvend niet kan voldoen aan de verplichting, vermeld in het eerste lid, 6° en 7°, omdat hij ernstig ziek is of een mentale of fysieke handicap heeft of over beperkte cognitieve vaardigheden beschikt, wordt hij vrijgesteld van die verplichting. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop de huurder dat kan aantonen. De Vlaamse Regering bepaalt een uitstelregeling voor de huurder die om beroepsmatige, medische of persoonlijke redenen tijdelijk niet kan voldoen aan de verplichting ».

B.1.2. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 92, § 3, derde lid, van de Vlaamse Wooncode, zoals gewijzigd bij decreet van 10 maart 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 10/03/2017 pub. 11/04/2017 numac 2017020311 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van artikel 92, 93, 95, 98 en 102bis van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode sluiten « tot wijziging van artikel 92, 93, 95, 98 en 102bis van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode ». Die bepaling stelt de sociale huurder die blijvend niet kan voldoen aan de verplichting, bepaald in artikel 92, § 3, eerste lid, 6° en 7°, van de Vlaamse Wooncode, om over de vereiste taalvaardigheid van het Nederlands te beschikken, vrij van die verplichting. De blijvende onmogelijkheid om aan die verplichting te voldoen, kan het gevolg zijn van een ernstige ziekte, van een mentale of fysieke handicap of van beperkte cognitieve vaardigheden. De Vlaamse Regering wordt gemachtigd om te bepalen hoe de huurder die omstandigheden kan aantonen.

B.2. De verwijzende rechter vraagt het Hof of de in het geding zijnde bepaling bestaanbaar is met artikel 23, derde lid, 3°, van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre zij niet zelf bepaalt aan welke voorwaarden een persoon met beperkte cognitieve vaardigheden dient te voldoen, en op welk tijdstip hij daaraan dient te voldoen, om die vrijstelling te verkrijgen.

B.3.1. Artikel 23 van de Grondwet bepaalt : « Ieder heeft het recht een menswaardig leven te leiden.

Daartoe waarborgen de wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel, rekening houdend met de overeenkomstige plichten, de economische, sociale en culturele rechten, waarvan ze de voorwaarden voor de uitoefening bepalen.

Die rechten omvatten inzonderheid : [...] 3° het recht op een behoorlijke huisvesting; [...] ».

B.3.2. Artikel 23, tweede lid en derde lid, 3°, van de Grondwet verplicht de bevoegde wetgever om het recht op een behoorlijke huisvesting te waarborgen en de voorwaarden voor de uitoefening van dat recht te bepalen.

Die grondwetsbepaling verbiedt die wetgever echter niet machtigingen te verlenen aan de uitvoerende macht, voor zover die machtigingen betrekking hebben op de tenuitvoerlegging van maatregelen waarvan de wetgever het onderwerp heeft aangegeven.

Die grondwetsbepaling verplicht de wetgever niet om alle essentiële elementen van het recht op een behoorlijke huisvesting te regelen en verbiedt hem niet om de uitvoerende macht ertoe te machtigen die te regelen.

B.3.3. De in het geding zijnde bepaling past in het kader van de verplichting die op sociale huurders rust om over een taalvaardigheid van het Nederlands te beschikken die overeenstemt met niveau A1 van het Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen. Zij bepaalt welke sociale huurders van die verplichting dienen te worden vrijgesteld. Als uitzondering op een verplichting die in beginsel voor alle sociale huurders geldt, dient zij restrictief te worden geïnterpreteerd.

B.3.4. De in het geding zijnde bepaling verduidelijkt dat de vrijstelling slechts kan worden verleend aan sociale huurders die in de blijvende onmogelijkheid verkeren om een voldoende taalvaardigheid van het Nederlands te verwerven. Zij preciseert voorts dat die blijvende onmogelijkheid enkel het gevolg mag zijn van een ernstige ziekte, een mentale of fysieke handicap of beperkte cognitieve vaardigheden.

B.3.5. Of een sociale huurder over beperkte cognitieve vaardigheden beschikt, dient te worden onderzocht in het licht van het door artikel 92, § 3, eerste lid, 6° en 7°, van de Vlaamse Wooncode vereiste niveau van taalvaardigheid.

Dat niveau A1 is « het laagste niveau van generatief taalgebruik, het punt waarop leerders op een eenvoudige manier interactief kunnen zijn, eenvoudige vragen kunnen stellen en beantwoorden over zichzelf, over waar ze wonen, over wie ze kennen en over dingen die ze hebben, eenvoudige uitspraken kunnen doen en beantwoorden op het gebied van primaire behoeften of over zeer vertrouwde onderwerpen, en niet meer uitsluitend vertrouwen op een zeer beperkt, lexicaal geordend repertoire van situatiegebonden frasen » (Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen, 3.6).

De memorie van toelichting bij het decreet van 10 maart 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 10/03/2017 pub. 11/04/2017 numac 2017020311 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van artikel 92, 93, 95, 98 en 102bis van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode sluiten preciseert nader wat onder een sociale huurder met beperkte cognitieve vaardigheden dient te worden begrepen : « Onder de categorie huurder die over beperkte cognitieve vaardigheden beschikt worden die huurders verstaan voor wie een verklaring van uitgeleerdheid wordt verleend door een centrum voor basiseducatie. In het huidige kaderbesluit Sociale Huur is de verklaring van uitgeleerdheid ook opgenomen in het kader van de taalbereidheid » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2016-2017, nr. 1045/1, p. 5).

B.3.6. De memorie van toelichting preciseert ook dat de taalkennisvereiste niet geldt vanaf het begin van de huurovereenkomst, maar dat de sociale huurder over een redelijke tijdspanne beschikt om aan de taalkennisvereiste te voldoen of om aan te tonen dat hij in de blijvende onmogelijkheid verkeert om eraan te voldoen (ibid., p. 12).

B.3.7. Aldus geeft de in het geding zijnde bepaling het onderwerp van de machtiging aan de Vlaamse Regering op voldoende wijze aan.

B.3.8. Bovendien kon de decreetgever, door zulk een delegatie te verlenen, de Vlaamse Regering niet machtigen om bepalingen aan te nemen die zouden leiden tot een schending van het grondwettelijk recht op een behoorlijke huisvesting. Het komt de bevoegde rechter toe na te gaan of de Vlaamse Regering op een al dan niet wettige wijze gebruik heeft gemaakt van de delegatie die haar werd verleend.

B.4. Zonder dat het nodig is te onderzoeken of artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens in samenhang met artikel 23 van de Grondwet kan worden gelezen, volstaat het vast te stellen dat het in die verdragsbepaling vervatte wettigheidsbeginsel geen ruimere eisen stelt dan het wettigheidsbeginsel vervat in die grondwetsbepaling.

B.5. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 92, § 3, derde lid, van de Vlaamse Wooncode schendt artikel 23, derde lid, 3°, van de Grondwet niet in zoverre het niet zelf bepaalt hoe en wanneer de sociale huurder die over beperkte cognitieve vaardigheden beschikt, vrijstelling van de in artikel 92, § 3, eerste lid, 6°, en 7°, van de Vlaamse Wooncode bedoelde taalkennisvereiste kan krijgen.

Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 15 juli 2021.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, L. Lavrysen

^