Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 09 december 2020

Uittreksel uit arrest nr. 110/2020 van 16 juli 2020 Rolnummer 7245 In zake : de prejudiciële vraag over artikel II.204, § 3, van de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs, gecoördineerd bij besluit van de Vlaamse Regering van 11 oktober 2013 « to Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. L(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2020204181
pub.
09/12/2020
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 110/2020 van 16 juli 2020 Rolnummer 7245 In zake : de prejudiciële vraag over artikel II.204, § 3, van de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs, gecoördineerd bij besluit van de Vlaamse Regering van 11 oktober 2013Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 11/10/2013 pub. 05/12/2013 numac 2013036100 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten betreffende het woonbeleid type besluit van de vlaamse regering prom. 11/10/2013 pub. 21/10/2013 numac 2013035995 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van artikel 4 en 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2006 tot instelling van een bedrijfsadviessysteem voor land- en tuinbouwers type besluit van de vlaamse regering prom. 11/10/2013 pub. 12/11/2013 numac 2013036037 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de toevoeging van een bijkomende salarisschaal voor het administratief en technisch personeel van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap type besluit van de vlaamse regering prom. 11/10/2013 pub. 04/11/2013 numac 2013036030 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot compensatie van de openbaredienstverplichting tot het vervoer van personen met een handicap of een ernstig beperkte mobiliteit sluiten « tot codificatie van de decretale bepalingen betreffende het hoger onderwijs », gesteld door de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen, M. Pâques en Y. Kherbache, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 14 augustus 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 22 augustus 2019, heeft de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel II.204, § 3 van de Codex Hoger Onderwijs de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat een student die alle examenkansen voor een opleidingsonderdeel heeft benut is uitgesloten van de teruggave van leerkrediet, ook wanneer nà die deelname aan het examen wordt vastgesteld dat de student zich in een situatie van overmacht bevond waarvan hij zich op het ogenblik van het examen niet bewust was ? ». (...) III. In rechte (...) B.1.1. De verwijzende rechter vraagt het Hof of artikel II.204, § 3, van de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs, gecoördineerd bij besluit van de Vlaamse Regering van 11 oktober 2013Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 11/10/2013 pub. 05/12/2013 numac 2013036100 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten betreffende het woonbeleid type besluit van de vlaamse regering prom. 11/10/2013 pub. 21/10/2013 numac 2013035995 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van artikel 4 en 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2006 tot instelling van een bedrijfsadviessysteem voor land- en tuinbouwers type besluit van de vlaamse regering prom. 11/10/2013 pub. 12/11/2013 numac 2013036037 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de toevoeging van een bijkomende salarisschaal voor het administratief en technisch personeel van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap type besluit van de vlaamse regering prom. 11/10/2013 pub. 04/11/2013 numac 2013036030 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot compensatie van de openbaredienstverplichting tot het vervoer van personen met een handicap of een ernstig beperkte mobiliteit sluiten « tot codificatie van de decretale bepalingen betreffende het hoger onderwijs » (hierna : Codex Hoger Onderwijs), bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat een student die alle examenkansen voor een opleidingsonderdeel heeft benut « is uitgesloten van de teruggave van leerkrediet, ook wanneer nà die deelname aan het examen wordt vastgesteld dat de student zich in een situatie van overmacht bevond waarvan hij zich op het ogenblik van het examen niet bewust was », terwijl in die mogelijkheid wel wordt voorzien voor een student die niet alle examenkansen heeft benut, doordat hij zich wegens een overmachtssituatie heeft uitgeschreven voor het examen van een opleidingsonderdeel.

B.1.2. Uit de elementen van de zaak en uit de motivering van de verwijzingsbeslissing blijkt dat de eisende partij voor de verwijzende rechter de teruggave van haar studiepunten vraagt voor alle opleidingsonderdelen, en dit om een medische reden. De verwijzende rechter heeft geoordeeld dat die reden, waarvan het bewijs wordt geleverd aan de hand van een medisch attest, zonder enige twijfel aantoont dat de eisende partij aan de examenzittijden heeft deelgenomen zonder een realistische kans van slagen.

Na een onderzoek van de relevante wetgeving en rekening houdend met het specifieke verzoek tot teruggave van studiepunten, heeft de verwijzende rechter besloten dat de aangevoerde medische reden moet worden beschouwd als een geval van overmacht in de zin van artikel II.204, § 3, van de Codex Hoger Onderwijs.

Het Hof onderzoekt de prejudiciële vraag in die zin.

B.2. Artikel II.204, § 3, van de Codex Hoger Onderwijs bepaalt : « Het leerkrediet van een student die zich bevindt in een overmachtssituatie en waarvoor een aangepaste examenregeling geen oplossing biedt zoals vastgesteld in het kader van een procedure voor de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen, wordt teruggegeven voor de opgenomen studiepunten die betrekking hebben op de opleidingsonderdelen waarover de student geen examen heeft kunnen afleggen ».

B.3.1. De decreetgever beoogde met het leerkredietsysteem zowel de studenten als de onderwijsinstellingen vanuit een financieel perspectief te responsabiliseren met betrekking tot de studievoortgang (Parl. St., Vlaams Parlement, 2007-2008, nr. 1468/1, p. 15).

De verantwoordelijkheid van elke student voor zijn studievoortgang wordt uitgedrukt in een individueel leerkrediet van 140 studiepunten als startpunt, waarbij per academiejaar voor elk opleidingsonderdeel studiepunten uit dat leerkrediet worden opgenomen, die kunnen worden terugverdiend door het behalen van een credit voor dat opleidingsonderdeel tijdens datzelfde academiejaar (artikel II.203 van de Codex Hoger Onderwijs). Bij het niet-behalen van een credit gaan de opgenomen studiepunten uit het leerkrediet verloren, hetgeen invloed heeft op het individueel saldo van het leerkrediet. Alleen studenten met een positief leerkrediet zijn financierbaar (artikel III.3, § 1, 3°, van de Codex Hoger Onderwijs).

De onderwijsinstelling krijgt voor studenten met een onvoldoende leerkrediet noch inputfinanciering, noch outputfinanciering. Rekening houdend met die grote financiële impact (ibid., p. 47) werd aan de onderwijsinstellingen de mogelijkheid gegeven om een inschrijving van studenten met een onvoldoende leerkrediet te weigeren, dan wel om hen toch toe te laten en desgevallend een verhoogd inschrijvingsgeld te vragen (artikel II.205 van de Codex Hoger Onderwijs).

B.3.2. De decreetgever beoogde evenwel te voorzien in rechtsbescherming ten behoeve van studenten die wegens omstandigheden hun leerkrediet zouden verliezen : « Er [is] nood aan een decretale regeling die in uitzonderlijke gevallen van overmacht - bijvoorbeeld zware of langdurige ziekte, zwaar verkeersongeval enzovoort - een wijziging van de stand van het leerkrediet van de student mogelijk maakt. Het is immers redelijk dat een billijke oplossing gezocht wordt voor studenten die door een dergelijke overmachtssituatie niet kunnen of konden deelnemen aan examens, wat in normale omstandigheden leidt tot een verlies van leerkrediet » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2009-2010, nr. 526/1, p. 52); en « Studenten die wegens overmacht niet kunnen deelnemen aan de examens en waarvoor de instelling om organisatorische redenen ook geen nieuwe examenarrangementen kan uitdokteren, verliezen op dit moment hun leerkrediet. Dit is niet billijk en eerlijk ten aanzien van de studenten. Daarom is het nodig in een procedure te voorzien, zodat de studenten die in zo'n situatie verkeren hun leerkrediet terugkrijgen voor de opleidingsonderdelen waarover ze geen examen konden afleggen » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2010-2011, nr. 1082/1, pp. 62-63).

B.3.3. De concrete rechtsbescherming bestaat thans erin dat studenten die zich in een overmachtssituatie bevinden, waardoor zij niet kunnen deelnemen aan examens, een teruggave van het verloren leerkrediet kunnen vorderen bij een van de overheid en de instellingen onafhankelijk orgaan, namelijk de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen.

De Raad doet als administratief rechtscollege uitspraak over de verzoeken die studenten ter uitvoering van artikel II.204 van de Codex Hoger Onderwijs rechtstreeks bij hem indienen om hun leerkrediet aan te passen omdat ze zich in een overmachtssituatie bevonden en de instelling voor hen geen aangepaste examenregeling heeft geboden (artikel II.285 van de Codex Hoger Onderwijs).

B.4. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is.

Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.

B.5.1. Volgens de onderwijsinstelling en de Vlaamse Regering zijn de in de prejudiciële vraag bedoelde categorieën van studenten niet vergelijkbaar.

B.5.2. Om de bestaanbaarheid van een wetskrachtige norm met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet te beoordelen, onderzoekt het Hof eerst of de categorieën van personen ten aanzien van wie een ongelijkheid wordt aangevoerd, in voldoende mate vergelijkbaar zijn.

B.5.3. De regeling die de decreetgever heeft vastgelegd in artikel II.204, § 3, van de Codex Hoger Onderwijs, beoogt bescherming te bieden aan studenten die wegens een overmachtssituatie niet alle examenkansen hebben benut. Derhalve worden studenten, die wel alle examenkansen hebben benut, ongeacht of naderhand wordt vastgesteld dat zij zich ten tijde van het examen ook in een situatie van overmacht bevonden, uitgesloten van de in het voormelde artikel geboden rechtsbescherming.

B.5.4. De exceptie wordt verworpen.

B.6. Het Hof dient zich uit te spreken over het verschil in behandeling tussen een student die wegens een overmachtssituatie niet alle examenkansen heeft benut, en een student die wordt geacht zich in een overmachtssituatie te bevinden maar die niettemin de examenkansen heeft benut. Alleen de eerstgenoemde kan een teruggave van zijn leerkrediet verkrijgen.

B.7. Het verschil in behandeling berust op een objectief criterium, namelijk het feit dat een student al dan niet alle examenkansen heeft benut.

B.8. Het systeem van het leerkrediet zoals het door de decreetgever is uitgewerkt, moet praktisch haalbaar zijn en efficiënt, onder meer wat betreft het concreet vastleggen van de situaties waarin een student leerkrediet verliest dan wel terugkrijgt.

Wat betreft het van rechtswege terugkrijgen van leerkrediet in geval van overmacht, kon de decreetgever bijgevolg oordelen dat alleen de overmacht die een afwezigheid bij een examenkans wettigt aan dat doel zou beantwoorden, terwijl de overmacht die a posteriori wordt aangevoerd door een student die het examen heeft afgelegd, moeilijk zou kunnen worden bewezen, aanleiding zou geven tot aanzienlijke concrete twistpunten en het systeem van teruggave van leerkrediet zou kunnen ontregelen.

Dat objectief criterium is dus pertinent om het door de decreetgever nagestreefde doel van efficiëntie te bereiken.

B.9. Ten slotte blijkt niet dat de studenten die worden geacht zich in een overmachtssituatie te bevinden maar die niettemin de examenkansen hebben benut, op onevenredige wijze worden benadeeld, aangezien een ontoereikend leerkrediet niet noodzakelijk tot gevolg heeft dat de betrokken student niet meer zou mogen studeren.

Allereerst bepaalt artikel II.205, eerste lid, van de Codex Hoger Onderwijs dat een hogeschool of een universiteit de inschrijving van een student kan weigeren als hij een leerkrediet heeft dat kleiner is dan of gelijk is aan nul. De onderwijsinstelling is echter daartoe niet verplicht.

Bovendien kan een onderwijsinstelling de inschrijving van een student die voldoet aan de toelatingsvoorwaarden voor een initiële masteropleiding en die nog geen masterdiploma heeft, niet weigeren wegens een leerkrediet dat kleiner is dan of gelijk is aan nul (artikel II.205, tweede lid, van de Codex Hoger Onderwijs). Indien een onderwijsinstelling - in de andere gevallen - een discretionaire beslissing neemt om de inschrijving van een student te weigeren wegens een ontoereikend leerkrediet, kan de student, na uitputting van de interne beroepsprocedure, een beroep instellen bij de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen (artikel II.285 van de Codex Hoger Onderwijs, in samenhang gelezen met artikel I.3, 69°, i), van dezelfde Codex). In dat verband kan het reglement van de onderwijsinstelling niet van rechtswege de inschrijving van een student weigeren die zich, na het benutten van al zijn examenkansen, beroept op overmacht en kan de Raad nagaan of de weigeringsbeslissing redelijk is verantwoord, rekening houdend met de concrete elementen van het dossier van de student, zoals een deelname aan alle examens in de nadien vastgestelde omstandigheden die de slaagkansen aanzienlijk hypothekeerden.

Ten slotte is de mogelijkheid om een beperkt bijkomend studiegeld te vragen voor de studiepunten waarvoor de student op het ogenblik van zijn inschrijving geen toereikend leerkrediet heeft, slechts een optie voor de onderwijsinstelling en kan die in geen geval worden beschouwd als een verplichting (artikel II.209, § 2, van de Codex Hoger Onderwijs).

B.10. Onder voorbehoud van hetgeen is vermeld in B.9, dient de prejudiciële vraag ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Onder voorbehoud van hetgeen is vermeld in B.9, schendt artikel II.204, § 3, van de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs, gecoördineerd bij besluit van de Vlaamse Regering van 11 oktober 2013Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 11/10/2013 pub. 05/12/2013 numac 2013036100 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse besluiten betreffende het woonbeleid type besluit van de vlaamse regering prom. 11/10/2013 pub. 21/10/2013 numac 2013035995 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van artikel 4 en 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2006 tot instelling van een bedrijfsadviessysteem voor land- en tuinbouwers type besluit van de vlaamse regering prom. 11/10/2013 pub. 12/11/2013 numac 2013036037 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de toevoeging van een bijkomende salarisschaal voor het administratief en technisch personeel van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap type besluit van de vlaamse regering prom. 11/10/2013 pub. 04/11/2013 numac 2013036030 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot compensatie van de openbaredienstverplichting tot het vervoer van personen met een handicap of een ernstig beperkte mobiliteit sluiten « tot codificatie van de decretale bepalingen betreffende het hoger onderwijs », de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 16 juli 2020.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, A. Alen

^