← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 110/2020 van 16 juli 2020 Rolnummer 7245 In zake : de prejudiciële
vraag over artikel II.204, § 3, van de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs, gecoördineerd bij besluit
van de Vlaamse Regering van 11 oktober 2013 « to Het
Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. L(...)"
| Uittreksel uit arrest nr. 110/2020 van 16 juli 2020 Rolnummer 7245 In zake : de prejudiciële vraag over artikel II.204, § 3, van de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs, gecoördineerd bij besluit van de Vlaamse Regering van 11 oktober 2013 « to Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. L(...) | Extrait de l'arrêt n° 110/2020 du 16 juillet 2020 Numéro du rôle : 7245 En cause : la question préjudicielle concernant l'article II.204, § 3, du Code flamand de l'enseignement supérieur, coordonné par l'arrêté du Gouvernement flamand du La Cour constitutionnelle, composée des présidents A. Alen et F. Daoût, et des juges L. Lavrysen(...) |
|---|---|
| GRONDWETTELIJK HOF | COUR CONSTITUTIONNELLE |
| Uittreksel uit arrest nr. 110/2020 van 16 juli 2020 | Extrait de l'arrêt n° 110/2020 du 16 juillet 2020 |
| Rolnummer 7245 | Numéro du rôle : 7245 |
| In zake : de prejudiciële vraag over artikel II.204, § 3, van de | En cause : la question préjudicielle concernant l'article II.204, § 3, |
| Vlaamse Codex Hoger Onderwijs, gecoördineerd bij besluit van de | du Code flamand de l'enseignement supérieur, coordonné par l'arrêté du |
| Vlaamse Regering van 11 oktober 2013 « tot codificatie van de | Gouvernement flamand du 11 octobre 2013 « portant codification des |
| decretale bepalingen betreffende het hoger onderwijs », gesteld door | dispositions décrétales relatives à l'enseignement supérieur », posée |
| de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen. | par le Conseil pour les contestations relatives aux décisions sur la |
| Het Grondwettelijk Hof, | progression des études. |
| La Cour constitutionnelle, | |
| samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. | composée des présidents A. Alen et F. Daoût, et des juges L. Lavrysen, |
| Lavrysen, J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. | J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, R. Leysen, M. |
| Leysen, M. Pâques en Y. Kherbache, bijgestaan door de griffier P.-Y. | Pâques et Y. Kherbache, assistée du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée |
| Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, | par le président A. Alen, |
| wijst na beraad het volgende arrest : | après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : |
| I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging | I. Objet de la question préjudicielle et procédure |
| Bij arrest van 14 augustus 2019, waarvan de expeditie ter griffie van | Par arrêt du 14 août 2019, dont l'expédition est parvenue au greffe de |
| het Hof is ingekomen op 22 augustus 2019, heeft de Raad voor | la Cour le 22 août 2019, le Conseil pour les contestations relatives |
| betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen de volgende | aux décisions sur la progression des études a posé la question |
| prejudiciële vraag gesteld : | préjudicielle suivante : |
| « Schendt artikel II.204, § 3 van de Codex Hoger Onderwijs de | « L'article II.204, § 3, du Code de l'enseignement supérieur |
| artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat een student die alle | viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu'un |
| examenkansen voor een opleidingsonderdeel heeft benut is uitgesloten | étudiant qui a participé à toutes les sessions d'examen pour une |
| van de teruggave van leerkrediet, ook wanneer nà die deelname aan het | subdivision de formation n'a pas droit à la restitution de crédits de |
| examen wordt vastgesteld dat de student zich in een situatie van | cours, même s'il s'avère, après la participation à cet examen, que |
| overmacht bevond waarvan hij zich op het ogenblik van het examen niet | l'étudiant se trouvait dans une situation de force majeure dont il |
| bewust was ? ». | n'était pas conscient au moment de l'examen ? ». |
| (...) | (...) |
| III. In rechte | III. En droit |
| (...) | (...) |
| B.1.1. De verwijzende rechter vraagt het Hof of artikel II.204, § 3, | B.1.1. Le juge a quo demande à la Cour si l'article II.204, § 3, du |
| van de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs, gecoördineerd bij besluit van de | Code flamand de l'enseignement supérieur, coordonné par l'arrêté du |
| Vlaamse Regering van 11 oktober 2013 « tot codificatie van de | Gouvernement flamand du 11 octobre 2013 « portant codification des |
| decretale bepalingen betreffende het hoger onderwijs » (hierna : Codex | dispositions décrétales relatives à l'enseignement supérieur » |
| (ci-après : le Code flamand de l'enseignement supérieur), est | |
| Hoger Onderwijs), bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de | compatible avec les articles 10 et 11 de la Constitution « en ce qu'un |
| Grondwet, doordat een student die alle examenkansen voor een | étudiant qui a participé à toutes les sessions d'examen pour une |
| opleidingsonderdeel heeft benut « is uitgesloten van de teruggave van | subdivision de formation n'a pas droit à la restitution de crédits de |
| leerkrediet, ook wanneer nà die deelname aan het examen wordt | cours, même s'il s'avère, après la participation à cet examen, que |
| vastgesteld dat de student zich in een situatie van overmacht bevond | l'étudiant se trouvait dans une situation de force majeure dont il |
| waarvan hij zich op het ogenblik van het examen niet bewust was », | n'était pas conscient au moment de l'examen », alors que cette |
| terwijl in die mogelijkheid wel wordt voorzien voor een student die | possibilité est prévue pour un étudiant qui n'a pas participé à toutes |
| niet alle examenkansen heeft benut, doordat hij zich wegens een | les sessions d'examen, en ce que, parce qu'il se trouvait dans une |
| overmachtssituatie heeft uitgeschreven voor het examen van een | situation de force majeure, il s'est désinscrit de l'examen d'une |
| opleidingsonderdeel. | subdivision de formation. |
| B.1.2. Uit de elementen van de zaak en uit de motivering van de | B.1.2. Il ressort des éléments de l'affaire et de la motivation de la |
| décision de renvoi que la partie demanderesse devant le juge a quo | |
| verwijzingsbeslissing blijkt dat de eisende partij voor de verwijzende | demande la restitution de ses crédits de cours pour toutes les |
| rechter de teruggave van haar studiepunten vraagt voor alle | subdivisions de formation, pour des raisons médicales. Le juge a quo a |
| opleidingsonderdelen, en dit om een medische reden. De verwijzende | considéré que ces raisons, dont la preuve est apportée par la |
| rechter heeft geoordeeld dat die reden, waarvan het bewijs wordt | production d'un certificat médical, établissent indubitablement que la |
| geleverd aan de hand van een medisch attest, zonder enige twijfel | partie demanderesse a participé aux sessions d'examen sans réelle |
| aantoont dat de eisende partij aan de examenzittijden heeft | chance de succès. |
| deelgenomen zonder een realistische kans van slagen. | |
| Na een onderzoek van de relevante wetgeving en rekening houdend met | Après avoir examiné la législation pertinente et tenu compte de la |
| het specifieke verzoek tot teruggave van studiepunten, heeft de | demande spécifique de restitution de crédits de cours, le juge a quo a |
| verwijzende rechter besloten dat de aangevoerde medische reden moet | conclu que les raisons médicales invoquées doivent être considérées |
| worden beschouwd als een geval van overmacht in de zin van artikel | comme constituant un cas de force majeure au sens de l'article II.204, |
| II.204, § 3, van de Codex Hoger Onderwijs. | § 3, du Code flamand de l'enseignement supérieur. |
| Het Hof onderzoekt de prejudiciële vraag in die zin. | La Cour examine la question préjudicielle en ce sens. |
| B.2. Artikel II.204, § 3, van de Codex Hoger Onderwijs bepaalt : « Het leerkrediet van een student die zich bevindt in een overmachtssituatie en waarvoor een aangepaste examenregeling geen oplossing biedt zoals vastgesteld in het kader van een procedure voor de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen, wordt teruggegeven voor de opgenomen studiepunten die betrekking hebben op de opleidingsonderdelen waarover de student geen examen heeft kunnen afleggen ». B.3.1. De decreetgever beoogde met het leerkredietsysteem zowel de studenten als de onderwijsinstellingen vanuit een financieel perspectief te responsabiliseren met betrekking tot de studievoortgang | B.2. L'article II.204, § 3, du Code flamand de l'Enseignement supérieur dispose : « Le crédit d'apprentissage d'un étudiant qui se trouve dans une situation de force majeure et pour lequel un règlement des examens adapté n'apporte pas de solution comme établi dans le cadre d'une procédure devant le Conseil pour les contestations relatives aux décisions sur la progression des études, est restitué à l'étudiant pour les unités d'études engagées qui portent sur les subdivisions de formation pour lesquelles l'étudiant n'a pas pu passer l'examen ». B.3.1. Par le système des crédits d'apprentissage, le législateur décrétal visait à responsabiliser tant les étudiants que les établissements d'enseignement dans une perspective financière, en ce qui concerne la progression des études (Doc. parl., Parlement flamand, |
| (Parl. St., Vlaams Parlement, 2007-2008, nr. 1468/1, p. 15). | 2007-2008, n° 1468/1, p. 15). |
| De verantwoordelijkheid van elke student voor zijn studievoortgang | La responsabilité de chaque étudiant dans la progression de ses études |
| wordt uitgedrukt in een individueel leerkrediet van 140 studiepunten als startpunt, waarbij per academiejaar voor elk opleidingsonderdeel studiepunten uit dat leerkrediet worden opgenomen, die kunnen worden terugverdiend door het behalen van een credit voor dat opleidingsonderdeel tijdens datzelfde academiejaar (artikel II.203 van de Codex Hoger Onderwijs). Bij het niet-behalen van een credit gaan de opgenomen studiepunten uit het leerkrediet verloren, hetgeen invloed heeft op het individueel saldo van het leerkrediet. Alleen studenten met een positief leerkrediet zijn financierbaar (artikel III.3, § 1, | s'exprime en un crédit d'apprentissage individuel de 140 unités d'études comme point de départ, sachant que des unités d'études de ce crédit d'apprentissage, qui peuvent être récupérées par l'obtention d'un crédit pour cette subdivision de formation pendant la même année académique, sont intégrées par année académique pour chaque subdivision de formation (article II.203 du Code flamand de l'enseignement supérieur). En cas de non-obtention d'un crédit, les unités d'études intégrées du crédit d'apprentissage sont perdues, ce qui a une influence sur le solde individuel du crédit d'apprentissage. Seuls les étudiants qui disposent d'un solde positif de crédits d'apprentissage sont finançables (article III.3, § 1er, 3°, du Code |
| 3°, van de Codex Hoger Onderwijs). | flamand de l'enseignement supérieur). |
| De onderwijsinstelling krijgt voor studenten met een onvoldoende | L'établissement d'enseignement ne reçoit ni un financement « input » |
| ni un financement « output » pour les étudiants qui disposent d'un | |
| leerkrediet noch inputfinanciering, noch outputfinanciering. Rekening | solde insuffisant de crédits d'apprentissage. Compte tenu de cet |
| houdend met die grote financiële impact (ibid., p. 47) werd aan de | impact financier important (ibid., p. 47), les établissements |
| onderwijsinstellingen de mogelijkheid gegeven om een inschrijving van | d'enseignement ont eu la possibilité de refuser l' inscription à des |
| studenten met een onvoldoende leerkrediet te weigeren, dan wel om hen | étudiants disposant d'un solde insuffisant de crédits d'apprentissage |
| toch toe te laten en desgevallend een verhoogd inschrijvingsgeld te | ou de les admettre tout de même, en leur demandant, le cas échéant, de |
| payer des droits d'inscription plus élevés (article II.205 du Code | |
| vragen (artikel II.205 van de Codex Hoger Onderwijs). | flamand de l'enseignement supérieur). |
| B.3.2. De decreetgever beoogde evenwel te voorzien in | B.3.2. Le législateur décrétal entendait toutefois prévoir une |
| rechtsbescherming ten behoeve van studenten die wegens omstandigheden | protection juridique au bénéfice des étudiants qui perdraient leur |
| hun leerkrediet zouden verliezen : | crédit d'apprentissage en raison des circonstances : |
| « Er [is] nood aan een decretale regeling die in uitzonderlijke | « [Une règle décrétale est nécessaire pour permettre, dans des cas |
| gevallen van overmacht - bijvoorbeeld zware of langdurige ziekte, | exceptionnels de force majeure - par exemple, une maladie grave ou de |
| zwaar verkeersongeval enzovoort - een wijziging van de stand van het | longue durée, un grave accident de la route, etc. -, une modification |
| leerkrediet van de student mogelijk maakt. Het is immers redelijk dat een billijke oplossing gezocht wordt voor studenten die door een dergelijke overmachtssituatie niet kunnen of konden deelnemen aan examens, wat in normale omstandigheden leidt tot een verlies van leerkrediet » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2009-2010, nr. 526/1, p. 52); en « Studenten die wegens overmacht niet kunnen deelnemen aan de examens en waarvoor de instelling om organisatorische redenen ook geen nieuwe examenarrangementen kan uitdokteren, verliezen op dit moment hun leerkrediet. Dit is niet billijk en eerlijk ten aanzien van de studenten. Daarom is het nodig in een procedure te voorzien, zodat de studenten die in zo'n situatie verkeren hun leerkrediet terugkrijgen voor de opleidingsonderdelen waarover ze geen examen konden afleggen » | de la situation du crédit d'apprentissage de l'étudiant. Il est en effet raisonnable qu'une solution équitable soit recherchée pour les étudiants qui, en raison d'une telle situation de force majeure, ne peuvent ou n'ont pas pu participer à des examens, ce qui, dans des circonstances normales, entraîne une perte du crédit d'apprentissage » (Doc. parl., Parlement flamand, 2009-2010, n° 526/1, p. 52); et « Les étudiants qui, parce qu'ils se trouvent dans une situation de force majeure, ne peuvent pas participer aux examens, et dont l'établissement n'est pas non plus en mesure, pour des raisons d'organisation, de prévoir de nouvelles sessions spécifiques, perdent dès lors leur crédit d'apprentissage. Cette situation n'est ni équitable ni correcte vis-à-vis des étudiants. C'est pourquoi il est nécessaire de prévoir une procédure pour que les étudiants qui se trouvent dans une telle situation obtiennent la restitution de leur crédit d'apprentissage pour les subdivisions de formation pour lesquelles ils n'ont pas pu passer d'examen » (Doc. parl., Parlement |
| (Parl. St., Vlaams Parlement, 2010-2011, nr. 1082/1, pp. 62-63). B.3.3. De concrete rechtsbescherming bestaat thans erin dat studenten die zich in een overmachtssituatie bevinden, waardoor zij niet kunnen deelnemen aan examens, een teruggave van het verloren leerkrediet kunnen vorderen bij een van de overheid en de instellingen onafhankelijk orgaan, namelijk de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen. De Raad doet als administratief rechtscollege uitspraak over de verzoeken die studenten ter uitvoering van artikel II.204 van de Codex Hoger Onderwijs rechtstreeks bij hem indienen om hun leerkrediet aan te passen omdat ze zich in een overmachtssituatie bevonden en de instelling voor hen geen aangepaste examenregeling heeft geboden | flamand, 2010-2011, n° 1082/1, pp. 62-63). B.3.3. La protection juridique concrète consiste actuellement à permettre aux étudiants qui se trouvent dans une situation de force majeure les empêchant de participer aux examens de demander une restitution du crédit d'apprentissage perdu, auprès d'un organe indépendant des pouvoirs publics et des établissements, à savoir le Conseil pour les contestations relatives aux décisions sur la progression des études. En tant que juridiction administrative, le Conseil statue sur les demandes que les étudiants introduisent directement auprès de lui, en exécution de l'article II.204 du Code flamand de l'enseignement supérieur, en vue de l'adaptation de leur crédit d'apprentissage parce qu'ils se trouvaient dans une situation de force majeure et que l'institution ne leur a pas proposé un règlement d'examens adapté |
| (artikel II.285 van de Codex Hoger Onderwijs). | (article II.285 du Code flamand de l'enseignement supérieur). |
| B.4. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit | B.4. Le principe d'égalité et de non-discrimination n'exclut pas |
| dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt | qu'une différence de traitement soit établie entre des catégories de |
| ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust | personnes, pour autant qu'elle repose sur un critère objectif et |
| en het redelijk verantwoord is. | qu'elle soit raisonnablement justifiée. |
| Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld | L'existence d'une telle justification doit s'apprécier en tenant |
| rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel | compte du but et des effets de la mesure critiquée ainsi que de la |
| en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van | nature des principes en cause; le principe d'égalité et de |
| gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat | non-discrimination est violé lorsqu'il est établi qu'il n'existe pas |
| er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de | de rapport raisonnable de proportionnalité entre les moyens employés |
| aangewende middelen en het beoogde doel. | et le but visé. |
| B.5.1. Volgens de onderwijsinstelling en de Vlaamse Regering zijn de | B.5.1. Selon l'établissement d'enseignement et selon le Gouvernement |
| in de prejudiciële vraag bedoelde categorieën van studenten niet | flamand, les catégories d'étudiants visées dans la question |
| vergelijkbaar. | préjudicielle ne sont pas comparables. |
| B.5.2. Om de bestaanbaarheid van een wetskrachtige norm met de | B.5.2. Pour apprécier la compatibilité d'une norme législative avec |
| artikelen 10 en 11 van de Grondwet te beoordelen, onderzoekt het Hof | les articles 10 et 11 de la Constitution, la Cour examine en premier |
| eerst of de categorieën van personen ten aanzien van wie een | lieu si les catégories de personnes entre lesquelles une inégalité est |
| ongelijkheid wordt aangevoerd, in voldoende mate vergelijkbaar zijn. | alléguée sont suffisamment comparables. |
| B.5.3. De regeling die de decreetgever heeft vastgelegd in artikel | B.5.3. Le régime que le législateur décrétal a prévu à l'article |
| II.204, § 3, van de Codex Hoger Onderwijs, beoogt bescherming te | II.204, § 3, du Code flamand de l'enseignement supérieur tend à |
| bieden aan studenten die wegens een overmachtssituatie niet alle | protéger les étudiants qui, en raison d'une situation de force |
| examenkansen hebben benut. Derhalve worden studenten, die wel alle | majeure, n'ont pas participé à toutes les sessions d'examen. En |
| examenkansen hebben benut, ongeacht of naderhand wordt vastgesteld dat | conséquence, les étudiants qui ont participé à toutes les sessions |
| zij zich ten tijde van het examen ook in een situatie van overmacht | d'examen, qu'il s'avère ou non par la suite qu'ils se trouvaient aussi |
| bevonden, uitgesloten van de in het voormelde artikel geboden | dans une situation de force majeure au moment de l'examen, sont exclus |
| rechtsbescherming. | de la protection juridique offerte par l'article précité. |
| B.5.4. De exceptie wordt verworpen. | B.5.4. L'exception est rejetée. |
| B.6. Het Hof dient zich uit te spreken over het verschil in | B.6. La Cour doit se prononcer sur la différence de traitement entre |
| behandeling tussen een student die wegens een overmachtssituatie niet | les étudiants qui, en raison d'une situation de force majeure, n'ont |
| alle examenkansen heeft benut, en een student die wordt geacht zich in | pas participé à toutes les sessions d'examen et les étudiants |
| een overmachtssituatie te bevinden maar die niettemin de examenkansen heeft benut. Alleen de eerstgenoemde kan een teruggave van zijn leerkrediet verkrijgen. B.7. Het verschil in behandeling berust op een objectief criterium, namelijk het feit dat een student al dan niet alle examenkansen heeft benut. B.8. Het systeem van het leerkrediet zoals het door de decreetgever is uitgewerkt, moet praktisch haalbaar zijn en efficiënt, onder meer wat betreft het concreet vastleggen van de situaties waarin een student leerkrediet verliest dan wel terugkrijgt. Wat betreft het van rechtswege terugkrijgen van leerkrediet in geval van overmacht, kon de decreetgever bijgevolg oordelen dat alleen de overmacht die een afwezigheid bij een examenkans wettigt aan dat doel zou beantwoorden, terwijl de overmacht die a posteriori wordt aangevoerd door een student die het examen heeft afgelegd, moeilijk zou kunnen worden bewezen, aanleiding zou geven tot aanzienlijke concrete twistpunten en het systeem van teruggave van leerkrediet zou kunnen ontregelen. Dat objectief criterium is dus pertinent om het door de decreetgever nagestreefde doel van efficiëntie te bereiken. B.9. Ten slotte blijkt niet dat de studenten die worden geacht zich in een overmachtssituatie te bevinden maar die niettemin de examenkansen hebben benut, op onevenredige wijze worden benadeeld, aangezien een ontoereikend leerkrediet niet noodzakelijk tot gevolg heeft dat de betrokken student niet meer zou mogen studeren. Allereerst bepaalt artikel II.205, eerste lid, van de Codex Hoger Onderwijs dat een hogeschool of een universiteit de inschrijving van een student kan weigeren als hij een leerkrediet heeft dat kleiner is dan of gelijk is aan nul. De onderwijsinstelling is echter daartoe niet verplicht. Bovendien kan een onderwijsinstelling de inschrijving van een student die voldoet aan de toelatingsvoorwaarden voor een initiële masteropleiding en die nog geen masterdiploma heeft, niet weigeren wegens een leerkrediet dat kleiner is dan of gelijk is aan nul | considérés comme se trouvant dans une situation de force majeure qui ont néanmoins participé aux sessions d'examen. Seuls les premiers peuvent obtenir la restitution de leur crédit d'apprentissage. B.7. La différence de traitement repose sur un critère objectif, à savoir le fait qu'un étudiant a participé ou non à toutes les sessions d'examen. B.8. Le système des crédits d'apprentissage mis au point par le législateur décrétal doit être praticable et efficace, notamment en ce qui concerne la détermination concrète des situations dans lesquelles les étudiants perdent ou se voient restituer des crédits d'apprentissage. En ce qui concerne la récupération de plein droit de crédits d'apprentissage en cas de force majeure, le législateur décrétal a donc pu considérer que seule la force majeure justifiant l'absence aux sessions d'examen rencontrait cet objectif, alors que la force majeure invoquée a posteriori par l'étudiant qui a présenté l'examen serait difficile à prouver, donnerait lieu à des controverses concrètes considérables et pourrait dérégler le système de restitution des crédits. Ce critère objectif est donc pertinent pour atteindre l'objectif d'efficacité poursuivi par le législateur décrétal. B.9. Enfin, il n'apparaît pas que les étudiants qui sont censés se trouver dans une situation de force majeure, mais qui ont néanmoins participé aux sessions d'examen soient désavantagés de manière disproportionnée, dès lors qu'un crédit d'apprentissage insuffisant n'a pas nécessairement pour effet que l'étudiant concerné ne pourrait plus étudier. Tout d'abord, l'article II.205, alinéa 1er, du Code flamand de l'enseignement supérieur prévoit qu'un institut supérieur ou une université peut refuser l'inscription d'un étudiant s'il a un crédit d'apprentissage inférieur ou égal à zéro. L'établissement d'enseignement n'est toutefois pas tenu de le faire. En outre, un établissement d'enseignement ne peut refuser l'inscription d'un étudiant ayant un crédit d'apprentissage inférieur ou égal à zéro à une formation initiale de master si l'étudiant |
| (artikel II.205, tweede lid, van de Codex Hoger Onderwijs). Indien een | remplit les conditions d'admission à cette formation de master et s'il |
| onderwijsinstelling - in de andere gevallen - een discretionaire | n'a pas encore obtenu un diplôme de master (article II.205, alinéa 2, |
| beslissing neemt om de inschrijving van een student te weigeren wegens | du Code flamand de l'enseignement supérieur). Si - dans les autres cas |
| een ontoereikend leerkrediet, kan de student, na uitputting van de | - un établissement d'enseignement décide de manière discrétionnaire de |
| refuser l'inscription d'un étudiant au motif que son crédit | |
| d'apprentissage est insuffisant, l'étudiant peut, après avoir épuisé | |
| interne beroepsprocedure, een beroep instellen bij de Raad voor | la procédure interne de recours, introduire un recours auprès du |
| Conseil pour les contestations relatives aux décisions sur la | |
| betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen (artikel II.285 van | progression des études (article II.285 du Code flamand de |
| de Codex Hoger Onderwijs, in samenhang gelezen met artikel I.3, 69°, | l'enseignement supérieur, lu en combinaison avec l'article I.3, 69°, |
| i), van dezelfde Codex). In dat verband kan het reglement van de | i), du même Code). A cet égard, le règlement de l'établissement |
| onderwijsinstelling niet van rechtswege de inschrijving van een | d'enseignement ne peut exclure de plein droit l'inscription de |
| student weigeren die zich, na het benutten van al zijn examenkansen, | l'étudiant qui, après avoir participé à toutes ses sessions d'examen, |
| beroept op overmacht en kan de Raad nagaan of de weigeringsbeslissing | invoque la force majeure et le Conseil peut vérifier si la décision de |
| redelijk is verantwoord, rekening houdend met de concrete elementen | refus est raisonnablement justifiée, compte tenu des éléments concrets |
| van het dossier van de student, zoals een deelname aan alle examens in | du dossier de l'étudiant, comme une participation à toutes les |
| sessions d'examen dans les circonstances, constatées par la suite, qui | |
| de nadien vastgestelde omstandigheden die de slaagkansen aanzienlijk | hypothéquaient sérieusement les chances de réussite. |
| hypothekeerden. Ten slotte is de mogelijkheid om een beperkt bijkomend studiegeld te | Enfin, la possibilité de demander des droits d'études supplémentaires |
| limités pour les unités d'études pour lesquelles l'étudiant ne dispose | |
| vragen voor de studiepunten waarvoor de student op het ogenblik van | pas d'un crédit d'apprentissage suffisant au moment de son inscription |
| zijn inschrijving geen toereikend leerkrediet heeft, slechts een optie | ne constitue qu'une faculté pour l'établissement d'enseignement et ne |
| voor de onderwijsinstelling en kan die in geen geval worden beschouwd | saurait en aucun cas être considérée comme une obligation (article |
| als een verplichting (artikel II.209, § 2, van de Codex Hoger | II.209, § 2, du Code flamand de l'enseignement supérieur). |
| Onderwijs). B.10. Onder voorbehoud van hetgeen is vermeld in B.9, dient de | B.10. Sous réserve de ce qui est dit en B.9, la question préjudicielle |
| prejudiciële vraag ontkennend te worden beantwoord. | appelle une réponse négative. |
| Om die redenen, | Par ces motifs, |
| het Hof | la Cour |
| zegt voor recht : | dit pour droit : |
| Onder voorbehoud van hetgeen is vermeld in B.9, schendt artikel | Sous réserve de ce qui est dit en B.9, l'article II.204, § 3, du Code |
| II.204, § 3, van de Vlaamse Codex Hoger Onderwijs, gecoördineerd bij | flamand de l'enseignement supérieur, coordonné par l'arrêté du |
| besluit van de Vlaamse Regering van 11 oktober 2013 « tot codificatie | Gouvernement flamand du 11 octobre 2013 « portant codification des |
| van de decretale bepalingen betreffende het hoger onderwijs », de | dispositions décrétales relatives à l'enseignement supérieur », ne |
| artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. | viole pas les articles 10 et 11 de la Constitution. |
| Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel | Ainsi rendu en langue néerlandaise et en langue française, |
| 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, | conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur |
| op 16 juli 2020. | la Cour constitutionnelle, le 16 juillet 2020. |
| De griffier, | Le greffier, |
| P.-Y. Dutilleux | P.-Y. Dutilleux |
| De voorzitter, | Le président, |
| A. Alen | A. Alen |