Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 07 juli 2020

Uittreksel uit arrest nr. 202/2019 van 12 december 2019 Rolnummer 7126 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 37/1, § 2, in fine, van de wet van 16 maart 1968 « betreffende de politie over het wegverkeer », gesteld door de Politier Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. L(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2020202079
pub.
07/07/2020
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 202/2019 van 12 december 2019 Rolnummer 7126 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 37/1, § 2, in fine, van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten « betreffende de politie over het wegverkeer », gesteld door de Politierechtbank West-Vlaanderen, afdeling Brugge.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en J. Moerman, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 4 februari 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 15 februari 2019, heeft de Politierechtbank West-Vlaanderen, afdeling Brugge, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 37/1, § 2, in fine van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten betreffende de politie over het wegverkeer de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in [zoverre het] in alle gevallen de mogelijkheid uitsluit dat een uitzondering van de verplichting tot installatie van een alcoholslot wordt verleend voor de voertuigen waarmee de inbreuk werd begaan, terwijl de wetgever de professionele deklassering van de overtreder voor ogen had om het uitzonderingsregime van artikel 37/1, § 2 te verantwoorden ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Volgens artikel 37/1, § 1, van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten « betreffende de politie over het wegverkeer » (hierna : de Wegverkeerswet), kan de rechter in bepaalde omstandigheden en onder bepaalde voorwaarden de geldigheid van het rijbewijs van de overtreder beperken tot motorvoertuigen die zijn uitgerust met een alcoholslot.

In sommige in die bepaling omschreven omstandigheden is de rechter daartoe verplicht.

B.2. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 37/1, § 2, van de Wegverkeerswet, dat bepaalt : « Evenwel kan de rechter, indien hij zijn beslissing motiveert, een of meerdere voertuigcategorieën aanduiden overeenkomstig de bepalingen vastgesteld door de Koning krachtens artikel 26, waarvoor hij de geldigheid van het rijbewijs niet beperkt overeenkomstig § 1. De beperkte geldigheid moet wel ten minste betrekking hebben op de voertuigcategorie waarmee de overtreding die aanleiding heeft gegeven tot toepassing van § 1 werd begaan ».

B.3. Het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van artikel 37/1, § 2, laatste zin, van de Wegverkeerswet, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, « in [zoverre die bepaling] in alle gevallen de mogelijkheid uitsluit dat een uitzondering van de verplichting tot installatie van een alcoholslot wordt verleend voor de voertuigen waarmee de inbreuk werd begaan, terwijl de wetgever de professionele deklassering van de overtreder voor ogen had om het uitzonderingsregime van artikel 37/1, § 2 te verantwoorden ».

B.4.1. De Ministerraad voert aan dat de prejudiciële vraag niet ontvankelijk is omdat niet eruit blijkt welke categorieën van personen dienen te worden vergeleken.

B.4.2. Hoewel in de prejudiciële vraag niet uitdrukkelijk wordt gepreciseerd welke categorieën van personen dienen te worden vergeleken, blijkt uit de motivering van de verwijzingsbeslissing dat de prejudiciële vraag betrekking heeft op het verschil in behandeling dat de in het geding zijnde bepaling in het leven roept tussen bestuurders van voertuigen, naargelang de rechter voor de categorieën van voertuigen die zij beroepsmatig gebruiken al dan niet kan voorzien in een uitzondering op de beperking van de geldigheid van het rijbewijs tot motorvoertuigen die zijn uitgerust met een alcoholslot.

Uit de door de Ministerraad ingediende memorie blijkt overigens dat hij in staat is geweest om zijn standpunten omtrent het voormelde verschil in behandeling uiteen te zetten.

B.5. De maatregel betreffende het alcoholslot is geconcipieerd als een beperking van de geldigheid van het rijbewijs : het rijbewijs is slechts geldig wanneer gebruik wordt gemaakt van voertuigen die zijn uitgerust met een alcoholslot.

B.6.1. Op grond van artikel 37/1, § 2, van de Wegverkeerswet kan de rechter, indien hij zijn beslissing motiveert, een of meer voertuigcategorieën aanwijzen waarvoor hij de geldigheid van het rijbewijs niet beperkt tot de motorvoertuigen die zijn uitgerust met een alcoholslot. De beperkte geldigheid moet wel ten minste betrekking hebben op de categorie van het voertuig waarmee de overtreding die aanleiding heeft gegeven tot de toepassing van artikel 37/1, § 1, werd begaan.

B.6.2. De in die bepaling bedoelde voertuigcategorieën betreffen de categorieën die door de Koning krachtens artikel 26 van de Wegverkeerswet werden vastgesteld en die overeenkomen met de verschillende categorieën van rijbewijs.

B.7.1. De parlementaire voorbereiding vermeldt : « Nogal wat werkgevers zullen echter niet graag horen dat hun werknemer veroordeeld is tot een alcoholslot en hun vloot spontaan uitrusten met alcoholsloten, of een jaar of meer verlof zonder wedde toekennen wegens het feit dat hun werknemer niet meer mag rijden. Om het risico op werkloosheid maximaal te verkleinen, voorziet de wetgever voortaan de mogelijkheid dat de rechter een uitzondering maakt op het principe dat de veroordeelde geen enkel motorvoertuig meer mag besturen dat niet is uitgerust met een alcoholslot. Indien de rechter dit afdoende en expliciet motiveert in zijn uitspraak, kan hij het alcoholslot uitsluiten voor een of meerdere voertuigcategorieën - behalve voor de categorie waarmee de overtreding werd begaan, gedeeltelijk naar analogie met artikel 45 van de wet. Een bus- of vrachtwagenchauffeur kan op die manier veroordeeld worden om te rijden met een alcoholslot in zijn personenvoertuig maar niet als hij de bus of de vrachtwagen bestuurt.

Vermits het gaat om een uitzondering op het principe dat het alcoholslot de gebruikelijke sanctie zou moeten zijn indien men zwaar of herhaaldelijk onder invloed van alcohol rijdt, bestaat de wil van de wetgever erin dat deze uitzondering strikt wordt geïnterpreteerd en met de nodige omzichtigheid wordt toegepast. De bedoeling van deze uitzondering is dat professionele bestuurders die houders zijn van het rijbewijs C of D niet disproportioneel worden gestraft voor de overtredingen die zij begingen met hun personenvoertuig. Het is immers veel moeilijker om een alcoholslot te laten installeren in een voertuig dat behoort tot een vloot van bussen of vrachtwagens van een werkgever dan in een wagen (categorie B) die op zich gemakkelijker inwisselbaar is » (Parl. St., Kamer, 2017-2018, DOC 54-2868/001, pp. 9-10).

B.7.2. Daaruit blijkt dat de wetgever met de aan de rechter verleende bevoegdheid om de voertuigcategorieën aan te wijzen waarvoor hij de geldigheid van het rijbewijs niet beperkt tot de motorvoertuigen die zijn uitgerust met een alcoholslot, die rechter de mogelijkheid heeft willen bieden om rekening te houden met de professionele noden van de betrokken persoon en meer bepaald met de impact van de door hem te nemen maatregel op diens professionele activiteiten. Hij heeft daarbij de situatie voor ogen gehad waarin een persoon die beroepsmatig gebruik maakt van een voertuig waarvoor een rijbewijs van categorie C (vrachtwagens) of D (bussen) geldt, het voorwerp uitmaakt van de maatregel van het alcoholslot wegens het plegen van overtredingen met zijn persoonlijk voertuig waarvoor een rijbewijs van categorie B (personenwagens) geldt.

B.8. Door, enerzijds, de rechter de bevoegdheid te verlenen een of meer voertuigcategorieën aan te wijzen waarvoor de geldigheid van het rijbewijs niet wordt beperkt tot de motorvoertuigen die zijn uitgerust met een alcoholslot en, anderzijds, te bepalen dat de beperking van het rijbewijs ten minste betrekking moet hebben op de categorie van het voertuig waarmee de overtreding die aanleiding heeft gegeven tot de toepassing van artikel 37/1, § 1, van de Wegverkeerswet, werd begaan, roept de in het geding zijnde bepaling een verschil in behandeling in het leven tussen, enerzijds, personen die beroepsmatig gebruik maken van een voertuig dat tot een andere categorie behoort dan het voertuig waarmee de overtreding werd gepleegd en, anderzijds, personen die beroepsmatig gebruik maken van een voertuig dat tot dezelfde categorie behoort als het voertuig waarmee de overtreding werd gepleegd.

Wanneer personen van de eerste categorie het voorwerp uitmaken van de maatregel van het alcoholslot, heeft de rechter de mogelijkheid om rekening te houden met de professionele noden van de betrokken persoon en op grond daarvan, in voorkomend geval, te beslissen dat de beperking van de geldigheid van het rijbewijs niet geldt voor de categorie van het voertuig dat de betrokken persoon aanwendt in het kader van zijn beroepswerkzaamheden. Wanneer personen van de tweede categorie daarentegen het voorwerp uitmaken van de maatregel van het alcoholslot, heeft de rechter niet de mogelijkheid om rekening te houden met de professionele noden van de betrokken persoon, vermits de beperking van het rijbewijs ten minste betrekking moet hebben op de categorie van het voertuig waarmee de overtreding werd begaan.

B.9. Het voormelde verschil in behandeling berust op een objectief criterium, dat gebaseerd is op de categorie van het voertuig waarmee de overtreding die aanleiding heeft gegeven tot de toepassing van artikel 37/1, § 1, van de Wegverkeerswet, werd gepleegd.

B.10. Inzake het verhogen van de verkeersveiligheid beschikt de wetgever over een ruime beoordelingsvrijheid.

Het staat aan hem, in het bijzonder wanneer hij een plaag wil bestrijden die andere preventieve maatregelen tot nog toe onvoldoende hebben kunnen indijken, te beslissen of voor een strengere bestraffing van sommige vormen van delinquentie moet worden geopteerd en/of dient te worden voorzien in alternatieve maatregelen met het oog op het verhogen van de verkeersveiligheid. Het aantal verkeersongevallen en de gevolgen daarvan verantwoorden dat diegenen die de verkeersveiligheid in het gedrang brengen het voorwerp uitmaken van daartoe geëigende procedures en sancties.

B.11.1. Zoals is vermeld in B.7.2, heeft de wetgever met de in het geding zijnde bepaling de rechter in bepaalde omstandigheden de mogelijkheid willen bieden om rekening te houden met de professionele noden van de betrokken persoon. Uit de in B.7.1 aangehaalde parlementaire voorbereiding blijkt dat de aldus geboden mogelijkheid tot het maken van een « uitzondering op het principe dat het alcoholslot de gebruikelijke sanctie zou moeten zijn indien men zwaar of herhaaldelijk onder invloed van alcohol rijdt, [...] strikt [moet worden] geïnterpreteerd en met de nodige omzichtigheid [moet worden] toegepast ». Om die reden heeft de wetgever erin voorzien dat de rechter zijn beslissing op dat vlak uitdrukkelijk dient te motiveren.

B.11.2. Daaruit volgt dat een persoon die beroepsmatig gebruik maakt van een voertuig dat behoort tot een andere categorie dan het voertuig waarmee de overtreding werd gepleegd, slechts in voorkomend geval aanspraak kan maken op een beslissing van de rechter waarbij de categorie van het voertuig dat hij beroepsmatig gebruikt, wordt uitgesloten van de maatregel van het alcoholslot. Op de rechter rust immers in beginsel geen verplichting om te voorzien in een uitzondering op de door hem opgelegde maatregel.

B.12. Gelet op het feit dat de maatregel van het alcoholslot is geconcipieerd als een beperking van de geldigheid van het rijbewijs, is het pertinent dat de maatregel ten minste betrekking moet hebben op de categorie van het voertuig waarmee de overtreding die aanleiding heeft gegeven tot de toepassing van artikel 37/1, § 1, van de Wegverkeerswet, werd begaan. Vermits de betrokken persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een overtreding met een voertuig van de bedoelde categorie, vermocht de wetgever ervan uit te gaan dat minstens voor die voertuigcategorie dient te worden voorkomen dat de verkeersveiligheid door die persoon opnieuw in het gedrang wordt gebracht.

B.13. De laatste zin van artikel 37/1, § 2, van de Wegverkeerswet heeft weliswaar tot gevolg dat, wanneer een persoon met zijn persoonlijk voertuig een overtreding pleegt die aanleiding geeft tot de toepassing van de maatregel van het alcoholslot en die persoon in het kader van zijn beroepswerkzaamheden gebruik maakt van een voertuig dat behoort tot dezelfde categorie als de categorie waartoe zijn persoonlijk voertuig behoort, de rechter niet de mogelijkheid heeft om de voertuigcategorie waartoe het voertuig behoort dat die persoon in het kader van zijn beroepswerkzaamheden gebruikt, uit te sluiten van de maatregel van het alcoholslot.

Die onmogelijkheid brengt ten aanzien van de door de wetgever nagestreefde doelstelling evenwel geen onevenredige gevolgen met zich mee, vermits de betrokken persoon op zich niet wordt verhinderd om in het kader van zijn beroepswerkzaamheden gebruik te maken van het voertuig dat hij gewoonlijk gebruikt, zij het op voorwaarde dat dit voertuig is uitgerust met een alcoholslot.

B.14. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 37/1, § 2, in fine, van de wet van 16 maart 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1968 pub. 21/10/1998 numac 1998000446 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer . - Duitse vertaling De hi(...) - de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 oktober (...) sluiten « betreffende de politie over het wegverkeer » schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 12 december 2019.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, A. Alen

^