Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 03 april 2020

Uittreksel uit arrest nr. 159/2019 van 24 oktober 2019 Rolnummer 7198 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 9, § 1, van de wet van 5 mei 2014 « betreffende de internering », gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, a Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. L(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2019205797
pub.
03/04/2020
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 159/2019 van 24 oktober 2019 Rolnummer 7198 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 9, § 1, van de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten « betreffende de internering », gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en R. Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 2 mei 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 7 juni 2019, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 9, § 1 van de Wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten betreffende de internering, zoals vervangen bij artikel 150 van de Wet van 4 mei 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/05/2016 pub. 13/05/2016 numac 2016009201 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie sluiten (B.S. 13 mei 2016), de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre een natuurlijke persoon die een wanbedrijf pleegt strafbaar gesteld door de Wegverkeerswet met andere straffen dan een gevangenisstraf, in toepassing van voormelde bepaling kan worden geïnterneerd indien het een wanbedrijf betreft dat de fysieke of psychische integriteit van derden aantast of bedreigt, deze persoon op het ogenblik van de beslissing aan een geestesstoornis lijdt die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden tenietdoet of ernstig aantast en het gevaar bestaat dat hij als gevolg van zijn geestesstoornis, eventueel in samenhang met andere risicofactoren, opnieuw feiten zal plegen die de fysieke of psychische integriteit van derden aantasten of bedreigen, en bij de tenuitvoerlegging van de beslissing tot internering van deze persoon een verblijf in de gevangenis mogelijk is, terwijl een natuurlijke persoon die eveneens een wanbedrijf pleegt dat strafbaar wordt gesteld door de Wegverkeerswet met andere straffen dan een gevangenisstraf én dat de fysieke of psychische integriteit van derden aantast of bedreigt, maar die op het ogenblik van de beslissing niet lijdt aan een geestesstoornis die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden tenietdoet of ernstig aantast én die het gevaar inhoudt, eventueel in samenhang met andere risicofactoren, dat hij opnieuw feiten zal plegen die de fysieke of psychische integriteit van derden aantasten of bedreigen, niet kan veroordeeld worden tot een (hoofd- of vervangende) gevangenisstraf en derhalve bij de tenuitvoerlegging van de veroordeling van deze persoon een verblijf in de gevangenis niet tot de mogelijkheden behoort ? ».

Op 25 juni 2019 hebben de rechters-verslaggevers L. Lavrysen en J.-P. Snappe, met toepassing van artikel 72, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, het Hof ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht voor te stellen het onderzoek van de zaak af te doen met een arrest gewezen op voorafgaande rechtspleging. (...) III. In rechte (...) B.1. De onderzoeksgerechten en de vonnisgerechten kunnen de internering bevelen van een persoon (1°) die een misdaad of wanbedrijf heeft gepleegd die de fysieke of psychische integriteit van derden aantast of bedreigt en (2°) die op het ogenblik van de beslissing aan een geestesstoornis lijdt die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden tenietdoet of ernstig aantast en (3°) bij wie het gevaar bestaat dat hij als gevolg van zijn geestesstoornis, eventueel in samenhang met andere risicofactoren, opnieuw feiten zoals bedoeld in 1° zal plegen. Een beslissing tot internering dient te gebeuren na uitvoering van een forensisch psychiatrisch deskundigenonderzoek of een actualisatie van een eerder uitgevoerd deskundigenonderzoek (artikel 9 van de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten « betreffende de internering », zoals vervangen bij artikel 150 van de wet van 4 mei 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/05/2016 pub. 13/05/2016 numac 2016009201 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie sluiten « houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie »).

B.2. Vóór de wijziging bij artikel 150 van de wet van 4 mei 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/05/2016 pub. 13/05/2016 numac 2016009201 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie sluiten, bepaalde artikel 9 van de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten : « § 1. De onderzoeksgerechten, tenzij het gaat om misdaden of wanbedrijven die worden beschouwd als politieke misdrijven of als drukpersmisdrijven, en de vonnisgerechten kunnen de internering bevelen van een persoon : a) die een als misdaad of wanbedrijf omschreven feit heeft gepleegd waarop een gevangenisstraf is gesteld;en b) die op het ogenblik van de beoordeling aan een geestesstoornis lijdt die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden tenietdoet of ernstig aantast, en c) ten aanzien van wie het gevaar bestaat dat hij tengevolge van zijn geestesstoornis desgevallend in samenhang met andere risicofactoren opnieuw misdrijven zal plegen. § 2. De rechter beslist na uitvoering van het in artikel 5 bedoelde forensisch psychiatrisch deskundigenonderzoek of actualisatie van een eerder uitgevoerd deskundigenonderzoek ».

B.3. Sedert de wijziging bij artikel 150 van de wet van 4 mei 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/05/2016 pub. 13/05/2016 numac 2016009201 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie sluiten, bepaalt artikel 9 van de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten : « § 1. De onderzoeksgerechten, tenzij het gaat om misdaden of wanbedrijven die worden beschouwd als politieke misdrijven of drukpersmisdrijven, behoudens voor drukpersmisdrijven die door racisme of xenofobie ingegeven zijn, en de vonnisgerechten kunnen de internering bevelen van een persoon : 1° die een misdaad of wanbedrijf heeft gepleegd die de fysieke of psychische integriteit van derden aantast of bedreigt en 2° die op het ogenblik van de beslissing aan een geestesstoornis lijdt die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden tenietdoet of ernstig aantast en 3° bij wie het gevaar bestaat dat hij als gevolg van zijn geestesstoornis, eventueel in samenhang met andere risicofactoren, opnieuw feiten zoals bedoeld in 1° zal plegen. Het onderzoeksgerecht of het vonnisgerecht beoordeelt op met redenen omklede wijze of het feit de fysieke of psychische integriteit van derden heeft aangetast of bedreigd. § 2. De rechter beslist na uitvoering van het in artikel 5 bedoelde forensisch psychiatrisch deskundigenonderzoek of actualisatie van een eerder uitgevoerd deskundigenonderzoek ».

De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 9 van de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten, zoals vervangen bij artikel 150 van de wet van 4 mei 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/05/2016 pub. 13/05/2016 numac 2016009201 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie sluiten.

B.4. Het voorgelegde verschil in behandeling betreft twee categorieën van personen die een verkeersmisdrijf hebben gepleegd, dat strafbaar is gesteld met andere straffen dan een gevangenisstraf en dat de fysieke of psychische integriteit van derden aantast of bedreigt. De eerste categorie voldoet niet aan de overige twee voorwaarden voor internering, terwijl de tweede categorie wel aan die voorwaarden voldoet.

Dat verschil in behandeling steunt op een objectief criterium, namelijk het bestaan van een geestesstoornis die een gevaar betekent voor de maatschappij en die in een forensisch psychiatrisch deskundigenonderzoek is vastgesteld.

B.5. Volgens artikel 2 van de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten is de internering van personen met een geestesstoornis geen straf maar een veiligheidsmaatregel « die er tegelijkertijd toe strekt de maatschappij te beschermen en ervoor te zorgen dat aan de geïnterneerde persoon de zorg wordt verstrekt die zijn toestand vereist met het oog op zijn re-integratie in de maatschappij. Rekening houdend met het veiligheidsrisico en de gezondheid van de geïnterneerde persoon zal hem de nodige zorg aangeboden worden om een menswaardig leven te leiden. Die zorg is gericht op een maximaal haalbare vorm van maatschappelijke re-integratie en verloopt waar aangewezen en mogelijk via een zorgtraject waarin aan de geïnterneerde persoon telkens zorg op maat aangeboden wordt ».

Met die bepaling heeft de wetgever van 2014 de veiligheid van de maatschappij maar ook de kwaliteit van de zorg die wordt verstrekt aan personen met een geestesstoornis centraal geplaatst in de wet op de internering (Parl. St., Senaat, 2012-2013, nr. 5-2001/1, p. 2).

B.6. De wetgever heeft redelijkerwijze kunnen oordelen, toen hij artikel 9 van de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten heeft vervangen bij artikel 150 van de wet van 4 mei 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/05/2016 pub. 13/05/2016 numac 2016009201 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie sluiten, dat de pleger van een misdrijf dat de fysieke of psychische integriteit van derden aantast of bedreigt voor internering in aanmerking komt, ongeacht of het misdrijf strafbaar is gesteld met andere straffen dan een gevangenisstraf, wanneer die persoon een geestesstoornis heeft die een blijvend gevaar betekent voor de fysieke of psychische integriteit van anderen. Op de overheid rust immers een beschermingsplicht die met name voortvloeit uit de artikelen 2 en 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (zie o.a. EHRM, 6 november 2018, Milicevic t. Montenegro, §§ 54-55; 4 juli 2019, Kurt t. Oostenrijk, §§ 62-63).

B.7.1. Evenwel moet nog worden onderzocht of de mogelijkheid tot internering niet op onevenredige wijze afbreuk doet aan de rechten van de betrokken personen.

B.7.2. De kamer voor de bescherming van de maatschappij is belast met de uitvoering van de interneringsbeslissing. Zij maakt samen met de strafuitvoeringskamer deel uit van de strafuitvoeringsrechtbank en ressorteert onder de rechtbank van eerste aanleg.

De eerste zitting van de kamer voor de bescherming van de maatschappij vindt plaats uiterlijk drie maanden nadat het vonnis of arrest tot internering in kracht van gewijsde is gegaan. De kamer kan de zaak eenmaal uitstellen, maar uiterlijk vijf maanden en veertien dagen nadat het vonnis of arrest tot internering in kracht van gewijsde is gegaan, dient zij te beslissen over de uitvoering ervan (artikelen 29, § 2, 32 en 33 van de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten). Aldus wordt getracht zo snel mogelijk te starten met het zorgtraject van de geïnterneerde en verloopt er in beginsel slechts een korte termijn tussen de beslissing tot internering en de eerste zitting van de kamer.

B.7.3. De vrijheidsberoving van een persoon met een geestesstoornis is in beginsel slechts rechtmatig in de zin van artikel 5, lid 1, e), van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens indien ze plaatsvindt in een ziekenhuis, in een kliniek of een andere aangepaste inrichting waar de nodige therapeutische zorg wordt geboden gericht op een maximaal haalbare vorm van maatschappelijke re-integratie. Er moet immers een band bestaan tussen de reden die de vrijheidsberoving rechtvaardigt en de plaats en de omstandigheden van de detentie (EHRM, 28 mei 1985, Ashingdane t. Verenigd Koninkrijk, § 44; 30 juli 1998, Aerts t. België, § 46; 2 oktober 2012, L.B. t. België, § 93; 10 januari 2013, Claes t. België, § 114; 10 januari 2013, Dufoort t.

België, § 79; 10 januari 2013, Swennen t. België, § 72).

B.7.4. Bij meerdere arresten heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens geoordeeld dat de psychiatrische afdeling van een gevangenis niet de gepaste therapeutische omkadering bood voor een geïnterneerde persoon (EHRM, 2 oktober 2012, L.B. t. België, § § 95-96; 10 januari 2013, Claes t. België, § 98; 10 januari 2013, Dufoort t. België, § 86; 10 januari 2013, Swennen t. België, § 81; 9 januari 2014, Van Meroye t. België, § 82; 9 januari 2014, Oukili t.

België, § 52; 9 januari 2014, Caryn t. België; § 41; 9 januari 2014, Moreels t. België, § 55; 9 januari 2014, Saadouni t. België, § 61; 9 januari 2014, Plaisier t. België, § 53; 9 januari 2014, Gelaude t.

België, § 50; 9 januari 2014, Lankester t. België, § 67; 3 februari 2015, Smits en anderen t. België, § 67; 3 februari 2015, Vander Velde en Soussi t. België en Nederland, § 48; 6 september 2016, W.D. t.

België, § § 132, 165 en 169).

B.7.5. Overeenkomstig de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens kan de geïnterneerde evenwel niet eisen dat hij vanaf de eerste dag van zijn internering in een gespecialiseerde inrichting zou moeten worden opgenomen, zodat een kort verblijf in de psychiatrische afdeling van een gevangenis toelaatbaar kan zijn (EHRM, 12 februari 2008, Pankiewicz t. Polen, § 44; 11 mei 2004, Morsink t.

Nederland, § § 67-69; 11 mei 2004, Brand t. Nederland, §§ 64-66).

Zo heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens bij zijn voormelde arrest Pankiewicz t. Polen geoordeeld : « 44. Het Hof aanvaardt de argumenten van de Regering volgens welke de benadering niet realistisch en te strikt zou zijn indien van de overheid wordt verwacht dat zij verzekert dat in een gekozen psychiatrisch ziekenhuis onmiddellijk een plaats beschikbaar is. Er dient evenwel een billijk evenwicht te worden verwezenlijkt tussen de aanwezige belangen ».

De plaatsing van de geïnterneerde in een aangepaste inrichting dient evenwel te gebeuren binnen een redelijke termijn (EHRM, 24 oktober 1997, Johnson t. Verenigd Koninkrijk, § 66; 11 mei 2004, Brand t.

Nederland, § 65; 11 mei 2004, Morsink t. Nederland, § 68).

B.7.6. Indien de kamer voor de bescherming van de maatschappij een beslissing tot plaatsing of overplaatsing neemt, bepaalt zij naar welke inrichting de geïnterneerde persoon moet worden overgebracht (artikel 35 van de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten). De inrichting wordt gekozen uit de door de federale overheid georganiseerde inrichtingen of afdelingen tot bescherming van de maatschappij, de door de federale overheid georganiseerde forensische psychiatrische centra of de door de bevoegde overheid erkende inrichtingen die zijn georganiseerd door een privé-instelling, door een gemeenschap of een gewest of door een lokale overheid, die in staat zijn aan de geïnterneerde persoon de gepaste zorg te verstrekken en die een overeenkomst betreffende de plaatsing hebben afgesloten (artikel 3, 4°, b), c) en d), van de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten). De kamer voor de bescherming van de maatschappij kan een geïnterneerde persoon dus niet plaatsen of overplaatsen in een psychiatrische afdeling van een gevangenis (Parl. St., Kamer, 2015-2016, DOC 54-1590/001, p. 117).

B.7.7. De kamer voor de bescherming van de maatschappij dient erover te waken dat zij een inrichting aanwijst die aan de geïnterneerde persoon de therapeutische zorg kan verstrekken die zijn toestand vereist met het oog op zijn re-integratie in de maatschappij. Wanneer is bepaald naar welke inrichting de geïnterneerde persoon moet worden overgebracht, staat het aan de bevoegde overheden ervoor te zorgen dat die persoon daar kan worden opgenomen binnen een afzienbare termijn (EHRM, 11 mei 2004, Morsink t. Nederland, § § 67-69; 11 mei 2004, Brand t. Nederland, §§ 64-66; 12 februari 2008, Pankiewicz t. Polen, §§ 44-45; 5 april 2011, Nelissen t. Nederland, §§ 59-60).

B.7.8. Uit het bovenstaande blijkt dat de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten de plaatsing in een psychiatrische afdeling van een gevangenis derhalve slechts uitzonderlijk en voor korte tijd toelaat. In die omstandigheden doet de in het geding zijnde bepaling niet op onevenredige wijze afbreuk aan de rechten van de betrokken personen.

B.7.9. Het staat aan de uitvoerende macht de nodige voorzieningen te treffen opdat de door de wet voorgeschreven opdrachten naar behoren kunnen worden vervuld. Tekortkomingen in die verplichting kunnen evenwel niet worden verweten aan de wettelijke regeling inzake internering, maar aan de gebrekkige uitvoering ervan, waarover het Hof zich niet vermag uit te spreken.

B.8. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 9, § 1, van de wet van 5 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/2014 pub. 09/07/2014 numac 2014009316 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de internering van personen sluiten « betreffende de internering », zoals vervangen bij artikel 150 van de wet van 4 mei 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/05/2016 pub. 13/05/2016 numac 2016009201 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie sluiten « houdende internering en diverse bepalingen inzake Justitie », schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 24 oktober 2019.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, A. Alen

^