Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 25 september 2019

Uittreksel uit arrest nr. 50/2019 van 4 april 2019 Rolnummer 6728 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 22ter van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid d Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters J.-P(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2019203487
pub.
25/09/2019
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Uittreksel uit arrest nr. 50/2019 van 4 april 2019 Rolnummer 6728 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 22ter van de wet van 27 juni 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, zoals vervangen bij artikel 79 van de programmawet (I) van 29 maart 2012, gesteld door de Franstalige Arbeidsrechtbank te Brussel.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters J.-P. Snappe, E. Derycke, T. Giet, R. Leysen en M. Pâques, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 13 september 2017 in zake de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid tegen de bvba « Hercule », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 26 september 2017, heeft de Franstalige Arbeidsrechtbank te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 22ter, tweede lid, van de wet van 27 juni 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, met artikel 14, lid 7, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en met het algemene rechtsbeginsel ' non bis in idem ', indien de ambtshalve regularisatie van de bijdragen van de deeltijdse werknemers op basis van een voltijdse tewerkstelling met toepassing van het bij het voormelde artikel 22ter, tweede lid, ingevoerde vermoeden wordt beschouwd als een bijzondere manier van herstel of terugbetaling van burgerrechtelijke aard, bestemd om, in het belang van de financiering van de sociale zekerheid, een einde te maken aan een met de wet strijdige situatie, dan wel als een straf in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 14, lid 7, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, terwijl, enerzijds, die ambtshalve regularisatie kan worden opgelegd naast en boven een administratieve geldboete die is opgelegd met toepassing van artikel 151, eerste lid, 4°, van het Sociaal Strafwetboek, toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten, en terwijl, anderzijds, artikel 22ter, tweede lid, van de wet van 27 juni 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten niet voorziet in de mogelijkheid om de ambtshalve regularisatie van de bijdragen waarin zij voorziet, op te schorten of gepaard te laten gaan met een volledig of gedeeltelijk uitstel, terwijl de werkgever die wegens dezelfde feiten voor de correctionele rechtbank wordt vervolgd, de wet van 29 juni 1964Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie kan genieten, waardoor categorieën van personen die zich in vergelijkbare situaties bevinden, aldus verschillend worden behandeld ? ». (...) III. In rechte (...) B.1.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 22ter, tweede lid, van de wet van 27 juni 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders (hierna : de wet van 27 juni 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten), dat bepaalt : « Bij ontstentenis van openbaarmaking van de deeltijdse werkroosters bedoeld bij de artikelen 157 tot 159 van [de programmawet van 22 december 1989Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 22/12/1989 pub. 14/11/2011 numac 2011000693 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Programmawet sluiten], worden de deeltijdse werknemers vermoed, behoudens bewijs van het tegendeel, hun prestaties te hebben geleverd in uitvoering van een arbeidsovereenkomst, in de hoedanigheid van voltijdse werknemer ».

B.1.2. Zoals zij van toepassing zijn op de feiten van het geschil voor de verwijzende rechter, bepalen de artikelen 157 tot 159 van de programmawet van 22 december 1989Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 22/12/1989 pub. 14/11/2011 numac 2011000693 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Programmawet sluiten waarnaar het voormelde artikel 22ter, tweede lid, verwijst : «

Art. 157.Een afschrift van de arbeidsovereenkomst van de deeltijdse werknemer, schriftelijk vastgesteld overeenkomstig artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten, of een uittreksel van die arbeidsovereenkomst met de werkroosters en met de identiteit van de deeltijdse werknemer waarop deze van toepassing zijn, alsmede zijn handtekening en die van de werkgever, moet worden bewaard op de plaats waar het arbeidsreglement kan geraadpleegd worden met toepassing van artikel 15 van de wet van 8 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/04/1965 pub. 15/01/2008 numac 2007001067 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van de arbeidsreglementen sluiten tot instelling van de arbeidsreglementen. De Koning kan in andere gelijkwaardige modaliteiten voorzien.

Art. 158.Wanneer de arbeidsregeling van de deeltijdse werknemer georganiseerd is volgens een cyclus, waarvan de werkroosters werden opgenomen in het arbeidsreglement en die over meer dan een week is gespreid, moet op elk tijdstip kunnen vastgesteld worden wanneer de cyclus begint.

Onder cyclus moet verstaan worden de opeenvolging van dagelijkse werkroosters in een vaste orde die bepaald wordt door het arbeidsreglement.

Bij ontstentenis ervan moet de werkgever de bij artikel 159 geregelde verplichtingen naleven.

Art. 159.Wanneer het werkrooster variabel is, in de zin van artikel 11bis, derde lid, van voornoemde wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten, zullen de dagelijkse werkroosters ten minste vijf werkdagen vooraf ter kennis worden gebracht van de werknemers door middel van aanplakking van een bericht, overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid, gedateerd door de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden, in de lokalen van de onderneming op de plaats bedoeld bij artikel 15, vierde lid, van voornoemde wet van 8 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/04/1965 pub. 15/01/2008 numac 2007001067 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van de arbeidsreglementen sluiten of op de wijze opgenomen in de collectieve arbeidsovereenkomst of in het arbeidsreglement.

Een bericht, gedateerd door de werkgever, zijn lasthebbers of aangestelden moet voor het begin van de arbeidsdag worden aangeplakt in de lokalen van de onderneming op de plaats bedoeld bij artikel 15, vierde lid, van voornoemde wet van 8 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/04/1965 pub. 15/01/2008 numac 2007001067 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot instelling van de arbeidsreglementen sluiten. Dit bericht moet voor iedere deeltijdse werknemer afzonderlijk het werkrooster bepalen. Het moet gedurende een jaar bewaard worden, te rekenen vanaf de dag waarop het werkrooster ophoudt van kracht te zijn. De Koning kan in een andere gelijkwaardige regeling voorzien.

De in het eerste lid bedoelde termijn van vijf werkdagen, kan worden gewijzigd door een in een paritair comité gesloten collectieve arbeidsovereenkomst die bij koninklijk besluit algemeen verbindend werd verklaard ».

B.2.1. Aan het Hof wordt een vraag gesteld over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met artikel 14, lid 7, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en met het algemene beginsel « non bis in idem », van artikel 22ter, tweede lid, van de wet van 27 juni 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten in zoverre de ambtshalve regularisatie van de bijdragen van de deeltijdse werknemers op basis van een voltijdse tewerkstelling met toepassing van het bij de in het geding zijnde bepaling ingevoerde vermoeden kan worden opgelegd naast en boven de administratieve geldboete die is opgelegd overeenkomstig artikel 151, eerste lid, 4°, van het Sociaal Strafwetboek, toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten.

Artikel 151, eerste lid, 4°, van het Sociaal Strafwetboek bepaalt : « Met een sanctie van niveau 3 wordt bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber die, in strijd met de programmawet van 22 december 1989Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 22/12/1989 pub. 14/11/2011 numac 2011000693 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Programmawet sluiten : [...] 4° geen bericht heeft bekendgemaakt dat gedateerd is door de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber, met het afzonderlijke werkrooster van elke deeltijdse werknemer, in de lokalen van de onderneming, op de plaats waar het arbeidsreglement kan worden ingezien, en wel vóór de aanvang van de werkdag of volgens de door de Koning bepaalde nadere regels;».

Luidens artikel 101 van hetzelfde Wetboek bestaat de sanctie van niveau 3 uit hetzij een strafrechtelijke geldboete van 100 tot 1.000 euro, hetzij een administratieve geldboete van 50 tot 500 euro.

B.2.2. Aan het Hof wordt ook een vraag gesteld over de omstandigheid dat het in het geding zijnde artikel 22ter, tweede lid, niet voorziet in de mogelijkheid voor de rechter om de ambtshalve regularisatie waarin het voorziet, op te schorten of gepaard te laten gaan met een volledig of gedeeltelijk uitstel, terwijl de werkgever die wegens dezelfde feiten voor de correctionele rechtbank wordt vervolgd, de wet van 29 juni 1964Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie kan genieten.

B.3.1. Krachtens het algemeen rechtsbeginsel non bis in idem mag niemand voor een tweede keer worden berecht of gestraft voor een strafbaar feit waarvoor hij reeds « overeenkomstig de wet en het procesrecht van elk land » bij einduitspraak is veroordeeld of waarvan hij is vrijgesproken. Dat beginsel wordt eveneens gewaarborgd in artikel 4 van het ten opzichte van België op 1 juli 2012 in werking getreden Zevende Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

B.3.2. Volgens de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens verbiedt het beginsel non bis in idem « een persoon te vervolgen of te berechten voor een tweede ' misdrijf ' voor zover identieke feiten of feiten die in hoofdzaak dezelfde zijn, eraan ten grondslag liggen » (EHRM, grote kamer, 10 februari 2009, Zolotoukhine t. Rusland, § 82). Teneinde te bepalen of het beginsel non bis in idem van toepassing kan zijn, dient vast te staan dat de in het geding zijnde maatregel van strafrechtelijke aard is (zie EHRM, grote kamer, 15 november 2016, A en B t. Noorwegen, §§ 101-134; 31 mei 2011, Kurdov en Ivanov t.

Bulgarije, §§ 35-46; grote kamer, 10 februari 2009, Zolotoukhine t.

Rusland, §§ 52-57, 70-84).

B.3.3. Krachtens de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is een maatregel een strafsanctie in de zin van artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, indien hij volgens de internrechtelijke kwalificatie een strafrechtelijk karakter heeft, of indien uit de aard van het strafbaar feit, namelijk de algemene draagwijdte en het preventieve en repressieve doel van de bestraffing, blijkt dat het om een strafsanctie gaat, of nog indien uit de aard en de ernst van de sanctie die de betrokkene ondergaat, blijkt dat hij een bestraffend en daardoor ontradend karakter heeft (EHRM, grote kamer, 15 november 2016, A en B t. Noorwegen, §§ 105-107; grote kamer, 10 februari 2009, Zolotoukhine t. Rusland, § 53; grote kamer, 23 november 2006, Jussila t. Finland, §§ 30-31). Dat Hof hanteert dezelfde criteria voor de toepassing van artikel 4 van het Zevende Protocol bij het voormelde Verdrag (EHRM, grote kamer, 15 november 2016, A en B t. Noorwegen, § 107). Dat artikel heeft een soortgelijke draagwijdte als artikel 14, lid 7, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.

B.4.1. Het in het geding zijnde artikel 22ter is bij artikel 181 van de programmawet van 22 december 1989Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 22/12/1989 pub. 14/11/2011 numac 2011000693 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Programmawet sluiten in de wet van 27 juni 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten ingevoerd teneinde de door de deeltijdse werknemers werkelijk verrichte prestaties beter te controleren om zwartwerk en misbruiken inzake werkloosheidsuitkeringen te voorkomen en tegen te gaan.

In de memorie van toelichting bij de programmawet wordt gepreciseerd : « De arbeidsduur van de deeltijds tewerkgestelde werknemers ligt uiteraard lager dan deze van de voltijdse tewerkgestelde werknemers.

Meer dan deze laatsten, kunnen ze dan ook meer arbeidsuren presteren dan aanvankelijk met hun werkgever werd overeengekomen.

Deze bijkomende uren zijn zeer moeilijk terug te vinden, zodanig dat bij ontstentenis van enig efficiënt controlemiddel (zoals het punten door de werknemers) er een reëel gevaar bestaat dat op het loon dat voor deze bijkomende uren wordt betaald er geen sociale of fiscale inhoudingen gebeuren.

Het merendeel van deze deeltijds tewerkgestelde werknemers ontvangen daarenboven nog aanvullende werkloosheidsuitkeringen zodat, ingeval van cumulatie met arbeidsprestaties, deze uitkeringen onrechtmatig worden ontvangen.

Doordat een betere kijk op de werkelijk verrichte prestaties mogelijk wordt, willen deze bepalingen een einde stellen aan deze praktijken. [...] Artikel 170 heeft als doel de bewijslast om te keren ingeval van prestaties die door een deeltijdse werknemer worden verricht. Wanneer de partijen vrij sommige prestaties zijn overeengekomen, worden zij vermoed eraan te hebben voldaan tenzij zij het bewijs van het tegendeel leveren.

Indien zij geen enkele verplichting betreffende het vaststellen van de duur van de prestaties, zoals voorzien in de artikelen 156 tot 158, naleven, worden zij, tot bewijs van het tegendeel, vermoed een arbeidsovereenkomst voor voltijdse arbeid te hebben gesloten.

Artikel 171 somt de inbreuken op de bepalingen van de afdelingen 1 en 2 op en stelt de sancties erop vast.

Opgemerkt moet worden dat de inbreuk voorzien in het eerste lid, 4°, b, enkel bestaat in het niet correct bijhouden van het document.

Het tweede lid dat uitsluitend betrekking heeft op de inbreuken op de bepalingen van afdeling 2 voegt aan de voorziene strafsanctie de burgerlijke sanctie van het betalen van een forfaitaire vergoeding aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid toe.

Deze bepaling die specifiek gericht is op de bestrijding van zwartwerk, waarvan de duidelijke wil om de bepalingen op de controle van de prestaties van de deeltijdse arbeiders niet na te leven een ernstige aanwijzing uitmaakt, komt reeds voor in het artikel 11bis van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 december 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten » (Parl. St., Kamer, 1989-1990, nr. 975/1, pp. 59-61).

B.4.2. De laatste wijziging van artikel 22ter werd aangebracht bij artikel 79 van de programmawet (I) van 29 maart 2012 teneinde het weerlegbare karakter van het erin vervatte vermoeden te verankeren.

B.5.1. De maatregel wordt noch door de plaats van het in het geding zijnde artikel 22ter in hoofdstuk IV van de wet van 27 juni 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, dat aan de inning en de invordering van de socialezekerheidsbijdragen is gewijd, noch in de parlementaire voorbereiding van de programmawet die aan de oorsprong ervan ligt en in die van de verschillende wijzigingen die erna zijn doorgevoerd, als strafsanctie aangemerkt.

B.5.2. De werkgever die de bij de artikelen 157 tot 159 van de programmawet van 22 december 1989Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 22/12/1989 pub. 14/11/2011 numac 2011000693 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Programmawet sluiten voorgeschreven verplichtingen niet naleeft, wordt veroordeeld tot het betalen van de bijdragen die verschuldigd zijn op het verschil tussen de aangegeven bezoldigingen en die welke worden berekend op basis van een voltijdse tewerkstelling van de betrokken werknemer.

Met toepassing van artikel 42 van de wet van 27 juni 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, dat bepaalt dat de schuldvorderingen van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid op de werkgevers die onder die wet vallen, verjaren na drie jaar vanaf de dag van de opeisbaarheid ervan, wordt de periode van ambtshalve regularisatie van de sociale bijdragen beperkt tot de laatste drie jaren van tewerkstelling van de betrokken werknemers.

Indien, zoals de eisende partij voor de verwijzende rechter opmerkt, de ambtshalve regularisatie van die bijdragen een grote economische impact kan hebben voor de werkgever die tot het drievoud van de reeds geïnde bijdragen kan bedragen, wordt zulks verklaard door het verschil tussen de bijdragen die daadwerkelijk zijn gestort door die werkgever wegens de zogenaamd deeltijdse tewerkstelling van de betrokken werknemers en de bijdragen die hadden moeten worden gestort wegens de voltijdse tewerkstelling van die werknemers, die ingevolge de in het geding zijnde bepaling wordt vermoed.

B.5.3. Wegens het weerlegbare karakter van dat vermoeden beschikt de werkgever steeds over de mogelijkheid om met elk rechtsmiddel te bewijzen dat de betrokken werknemer of werknemers deeltijds tewerkgesteld wordt of worden. Indien een dergelijk bewijs wordt geleverd, is hij niet gehouden tot het betalen van aanvullende bijdragen. Zoals blijkt uit het arrest van het Hof van Cassatie van 3 februari 2003 (S.02.0081.N), houdt dat bewijs niet in dat de omvang van de werkelijk verrichte prestaties in het kader van een arbeidsovereenkomst voor deeltijdarbeid wordt bewezen.

B.6. Rekening houdend met die elementen, heeft de ambtshalve regularisatie van de verschuldigde bijdragen geen repressieve functie (in die zin : Cass., 5 juni 2001, P.99.1501.N), maar vormt zij een maatregel die dient te worden aangemerkt als een sanctie van hoofdzakelijk burgerlijke aard, in het belang van de financiering van de sociale zekerheid, bestemd om een einde te maken aan een met de wet strijdige situatie, zodat zij niet onder het toepassingsgebied van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens valt.

B.7. Daar de in het geding zijnde bepaling een maatregel van hoofdzakelijk burgerlijke aard invoert, in het belang van de financiering van de sociale zekerheid, kan het beginsel non bis in idem daarop niet van toepassing zijn.

B.8.1. De maatregelen waarin de wet van 29 juni 1964Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/1964 pub. 27/11/2009 numac 2009000776 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie voorziet, houden nauw verband met de strafsancties. De bedoeling bestaat erin de rechter de mogelijkheid te verschaffen de dader van een misdrijf op proef te stellen gedurende een bepaalde periode, na afloop waarvan, indien zijn gedrag bevredigend is, geen veroordeling wordt uitgesproken, noch een gevangenisstraf wordt opgelegd (Hand., Senaat, 1963-1964, nr. 5, vergadering van 26 november 1963, p. 80). In die maatregelen werd voorzien om de onterende gevolgen die aan een strafrechtelijke veroordeling kleven, weg te werken of af te zwakken.

B.8.2. Aangezien de in het geding zijnde maatregel een hoofdzakelijk burgerlijke aard heeft, is de onmogelijkheid voor de arbeidsrechtbank om een maatregel zoals de opschorting of het uitstel, die nauw verband houdt met de strafrechtelijke aard van de sanctie die ermee gepaard gaat, toe te passen, redelijk verantwoord.

B.9. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 22ter, tweede lid, van de wet van 27 juni 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1969 pub. 24/01/2011 numac 2010000730 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders schendt niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met artikel 14, lid 7, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en met het algemene rechtsbeginsel non bis in idem.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 4 april 2019.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, F. Daoût

^