Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 17 september 2018

Uittreksel uit arrest nr. 74/2018 van 21 juni 2018 Rolnummer 5818 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 36/24 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, gesteld do Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2018204268
pub.
17/09/2018
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 74/2018 van 21 juni 2018 Rolnummer 5818 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 36/24 van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, gesteld door de Raad van State.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest nr. 226.096 van 15 januari 2014 in zake Frédéric Ensch Famenne tegen de Belgische Staat, tussenkomende partijen : de cvba « Arcofin », de cvba « Arcopar » en de cvba « Arcoplus », allen in vereffening, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 24 januari 2014, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 36/24 van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat de Koning kan voorzien in een systeem van toekenning van de staatswaarborg voor de terugbetaling aan vennoten die natuurlijke personen zijn, van hun deel in het kapitaal van de in artikel 36/24, § 1, eerste lid, 3°, erkende coöperatieve vennootschappen, terwijl dit artikel 36/24 niet in een dergelijke mogelijkheid voorziet voor vennoten die natuurlijke personen zijn, van hun deel in het kapitaal van een vennootschap die geen in de zin van het voornoemde artikel 36/24, § 1, eerste lid, 3°, erkende coöperatieve vennootschap is ? ».

Die zaak, ingeschreven onder het nummer 5818 van de rol van het Hof, werd samengevoegd met de zaken met rolnummers 5621 en 5814.

Bij tussenarrest nr. 15/2015 van 5 februari 2015, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 1 april 2015, heeft het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie : « 1. Dienen de artikelen 2 en 3 van de richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels, in voorkomend geval in samenhang gelezen met de artikelen 20 en 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en met het algemene gelijkheidsbeginsel, in die zin te worden geïnterpreteerd dat : a) zij aan de lidstaten de verplichting opleggen om de aandelen van de erkende coöperatieve vennootschappen die actief zijn in de financiële sector, op dezelfde wijze te waarborgen als de deposito's ? b) zij zich ertegen verzetten dat een lidstaat aan de entiteit die gedeeltelijk belast is met de waarborg van de in die richtlijn beoogde deposito's de opdracht toevertrouwt om eveneens, ten belope van 100 000 euro, de waarde van de aandelen van de vennoten, natuurlijke personen, van een erkende coöperatieve vennootschap die actief is in de financiële sector, te waarborgen ? 2.Is het besluit van de Europese Commissie van 3 juli 2014 ' betreffende steunmaatregel SA.33927 (12/C) (ex 11/NN) door België ten uitvoer gelegd - Garantieregeling ter bescherming van de aandelen van individuele leden van financiële coöperaties ' verenigbaar met de artikelen 107 en 296 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie in zoverre het de waarborgregeling die het voorwerp van dat besluit uitmaakt, kwalificeert als nieuwe staatssteun ? 3. In geval van een ontkennend antwoord op de tweede vraag, dient artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie in die zin te worden geïnterpreteerd dat een regeling van staatswaarborg toegekend aan de vennoten, natuurlijke personen, van erkende coöperatieve vennootschappen die actief zijn in de financiële sector, in de zin van artikel 36/24, § 1, eerste lid, 3°, van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, nieuwe staatssteun vormt die bij de Europese Commissie moet worden aangemeld ? 4.In geval van een bevestigend antwoord op de tweede vraag, is hetzelfde besluit van de Europese Commissie verenigbaar met artikel 108, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie indien het in die zin wordt geïnterpreteerd dat daarin wordt geoordeeld dat de in het geding zijnde staatssteun tot uitvoering is gebracht vóór 3 maart 2011 of 1 april 2011 of op een van beide data, of, omgekeerd, indien het in die zin wordt geïnterpreteerd dat daarin wordt geoordeeld dat de in het geding zijnde staatssteun op een latere datum tot uitvoering is gebracht ? 5. Dient artikel 108, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie in die zin te worden geïnterpreteerd dat het een lidstaat verbiedt om een maatregel, zoals die welke is vervat in artikel 36/24, eerste lid, 3°, van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, aan te nemen, indien die maatregel staatssteun tot uitvoering brengt of staatssteun vormt die reeds tot uitvoering is gebracht en die staatssteun nog niet is aangemeld bij de Europese Commissie ? 6.Dient artikel 108, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie in die zin te worden geïnterpreteerd dat het een lidstaat verbiedt om, zonder voorafgaande kennisgeving aan de Europese Commissie, een maatregel, zoals die welke is vervat in artikel 36/24, eerste lid, 3°, van de wet van 22 februari 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/02/1998 pub. 28/03/1998 numac 1998003158 bron ministerie van financien Wet tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België sluiten tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, aan te nemen, indien die maatregel staatssteun vormt die nog niet tot uitvoering is gebracht ? ».

Bij arrest van 21 december 2016Relevante gevonden documenten type arrest prom. 21/12/2016 pub. 24/01/2017 numac 2016031888 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de leidend ambtenaar tot aanstelling van met het toezicht belaste personeelsleden bij het Brussels Instituut voor Milieubeheer sluiten in de zaak C-76/15 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie op de vragen geantwoord.

Bij beschikking van 29 maart 2017 heeft het Hof, gelet op het bericht van overlijden van Frédéric Ensch Famenne, beslist de zaak nr. 5818 te ontvoegen en de rechtspleging in die zaak te schorsen, overeenkomstig artikel 97 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof. (...) III. In rechte 1. Frédéric Ensch Famenne, verzoekende partij in het bodemgeschil, is overleden op 24 februari 2017.Dat overlijden heeft plaatsgevonden vóór de sluiting van de debatten.

Bijgevolg heeft het Hof de rechtspleging met toepassing van artikel 97 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof geschorst bij beschikking van 29 maart 2017. 2. Aangezien het Hof op 16 februari 2018 in kennis is gesteld van het feit dat geen verzoekschrift tot hervatting van het geding op die datum was overgezonden aan de verwijzende rechter, is het noodzakelijk de zaak terug te zenden naar hem, opdat hij beslist of het antwoord op de prejudiciële vraag nog steeds onontbeerlijk is om zijn arrest te wijzen. Om die redenen, het Hof zendt de zaak terug naar de verwijzende rechter.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 21 juni 2018.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, J. Spreutels

^