Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 02 juli 2018

Uittreksel uit arrest nr. 76/2018 van 21 juni 2018 Rolnummer 6491 In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 29 januari 2016 betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige h Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit voorzitter J. Spreutels, rechter L. Lavrysen, waarnemen(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2018203385
pub.
02/07/2018
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 76/2018 van 21 juni 2018 Rolnummer 6491 In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 29 januari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/01/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016009078 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis type wet prom. 29/01/2016 pub. 04/04/2016 numac 2016000197 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis. - Duitse vertaling sluiten betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis, ingesteld door de « Ordre des barreaux francophones et germanophone ».

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit voorzitter J. Spreutels, rechter L. Lavrysen, waarnemend voorzitter, en de rechters J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, R. Leysen en J. Moerman, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 11 augustus 2016 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 12 augustus 2016, heeft de « Ordre des barreaux francophones et germanophone », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. M. Neve en Mr.

Z. Maglioni, advocaten bij de balie te Luik, beroep tot vernietiging ingesteld van de wet van 29 januari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/01/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016009078 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis type wet prom. 29/01/2016 pub. 04/04/2016 numac 2016000197 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis. - Duitse vertaling sluiten betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 19 februari 2016, vierde editie). (...) II. In rechte (...) B.1. Het beroep tot vernietiging heeft betrekking op de wet van 29 januari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/01/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016009078 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis type wet prom. 29/01/2016 pub. 04/04/2016 numac 2016000197 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis. - Duitse vertaling sluiten « betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis ».

B.2.1. Bij artikel 2 van de wet van 29 januari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/01/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016009078 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis type wet prom. 29/01/2016 pub. 04/04/2016 numac 2016000197 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis. - Duitse vertaling sluiten worden de woorden « al dan niet in een videoconferentie indien de inverdenkinggestelde zich in voorlopige hechtenis bevindt » ingevoegd in artikel 127 van het Wetboek van strafvordering, dat na die wijziging bepaalt : « § 1. Wanneer de onderzoeksrechter oordeelt dat zijn onderzoek voltooid is, zendt hij het dossier over aan de procureur des Konings.

Indien de procureur des Konings geen andere onderzoekshandelingen vordert, vordert hij de regeling van de rechtspleging door de raadkamer. § 2. De raadkamer laat ten minste vijftien dagen vooraf in een daartoe bestemd register ter griffie melding maken van plaats, dag en uur van verschijning. De termijn wordt teruggebracht tot drie dagen indien een van de inverdenkinggestelden zich in voorlopige hechtenis bevindt. [...] [...] § 4. De raadkamer doet uitspraak op verslag van de onderzoeksrechter na de procureur des Konings, de burgerlijke partij en de inverdenkinggestelde gehoord te hebben.

De partijen kunnen bijgestaan of vertegenwoordigd worden door een advocaat. De raadkamer kan evenwel de persoonlijke verschijning van de partijen bevelen, al dan niet in een videoconferentie indien de inverdenkinggestelde zich in voorlopige hechtenis bevindt. Tegen deze beschikking staat geen rechtsmiddel open. De beschikking wordt betekend aan de desbetreffende partij op vordering van de procureur des Konings en brengt dagvaarding mee om te verschijnen op de vastgestelde datum. Als deze partij niet verschijnt, wordt uitspraak gedaan en geldt de beschikking als op tegenspraak gewezen. [...] ».

B.2.2.1. Bij de artikelen 3 tot 6 van de wet van 29 januari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/01/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016009078 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis type wet prom. 29/01/2016 pub. 04/04/2016 numac 2016000197 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis. - Duitse vertaling sluiten wordt in verscheidene bepalingen van het Wetboek van strafvordering een zin ingevoegd, luidende : « De kamer van inbeschuldigingstelling kan beslissen dat de inverdenkinggestelde die zich in voorlopige hechtenis bevindt in een videoconferentie verschijnt ».

B.2.2.2. Na de wijziging ervan bij artikel 3 van die wet bepaalt artikel 135 van het Wetboek van strafvordering : « § 1. Het openbaar ministerie en de burgerlijke partij kunnen hoger beroep instellen tegen alle beschikkingen van de raadkamer. [...] § 3. Het hoger beroep moet worden ingesteld binnen een termijn van vijftien dagen door een verklaring ter griffie van de rechtbank die de beschikking heeft gewezen. Deze termijn gaat in op de dag waarop de beschikking is gewezen. [...] De griffier stelt de partijen en hun advocaten per faxpost of bij een ter post aangetekende brief in kennis van plaats, dag en uur van de zitting. Het dossier wordt ten laatste vijftien dagen voor de zitting ter beschikking gesteld.

De kamer van inbeschuldigingstelling doet uitspraak over het hoger beroep, nadat de procureur-generaal, de partijen en hun advocaten zijn gehoord.

Zij hoort, in openbare terechtzetting indien ze op vraag van een partij daartoe besluit, de opmerkingen van de procureur-generaal, de burgerlijke partij en de inverdenkinggestelde.

De kamer van inbeschuldigingstelling kan beslissen dat de inverdenkinggestelde die zich in voorlopige hechtenis bevindt in een videoconferentie verschijnt. § 4. Wanneer echter een van de inverdenkinggestelden van zijn vrijheid is beroofd, dan wordt het hoger beroep ingesteld binnen een termijn van vierentwintig uren, die ten aanzien van het openbaar ministerie en elk van de partijen, begint te lopen vanaf de dag waarop de beschikking is gewezen ».

B.2.2.3. Na de wijziging ervan bij artikel 4 van de wet van 29 januari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/01/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016009078 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis type wet prom. 29/01/2016 pub. 04/04/2016 numac 2016000197 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis. - Duitse vertaling sluiten bepaalt artikel 136bis van het Wetboek van strafvordering : « De procureur des Konings doet verslag aan de procureur-generaal omtrent alle zaken waarover de raadkamer geen uitspraak heeft gedaan binnen een jaar te rekenen van de eerste vordering.

Indien hij oordeelt dat het noodzakelijk is voor het goede verloop van het onderzoek, de wettigheid of de regelmatigheid van de procedure, doet de procureur-generaal te allen tijde voor de kamer van inbeschuldigingstelling de vorderingen die hij nuttig acht.

In dat geval kan de kamer van inbeschuldigingstelling, zelfs ambtshalve, de bij de artikelen 136, 235 en 235bis bepaalde maatregelen nemen.

De procureur-generaal wordt gehoord.

De kamer van inbeschuldigingstelling kan de onderzoeksrechter in zijn verslag horen, buiten de aanwezigheid van de partijen indien zij dat nuttig acht. Zij kan eveneens de burgerlijke partij, de inverdenkinggestelde en hun advocaten horen, na kennisgeving die hen door de griffier ten laatste achtenveertig uur voor de zitting per faxpost of bij een ter post aangetekende brief wordt gedaan.

De kamer van inbeschuldigingstelling kan beslissen dat de inverdenkinggestelde die zich in voorlopige hechtenis bevindt in een videoconferentie verschijnt ».

B.2.2.4. Na de wijziging ervan bij artikel 5 van de wet van 29 januari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/01/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016009078 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis type wet prom. 29/01/2016 pub. 04/04/2016 numac 2016000197 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis. - Duitse vertaling sluiten bepaalt artikel 235bis van het Wetboek van strafvordering dat het hof van assisen betreft : « § 1. Bij de regeling van de rechtspleging onderzoekt de kamer van inbeschuldigingstelling, op vordering van het openbaar ministerie of op verzoek van een van de partijen, de regelmatigheid van de haar voorgelegde procedure. Zij kan dit zelfs ambtshalve doen. § 2. De kamer van inbeschuldigingstelling handelt op dezelfde wijze in de andere gevallen waarin ze kennis neemt van de zaak. § 3. Wanneer de kamer van inbeschuldigingstelling ambtshalve de regelmatigheid van de rechtspleging onderzoekt en er een nietigheid, een grond van niet-ontvankelijkheid of van verval van de strafvordering kan bestaan, beveelt ze de debatten te heropenen. § 4. De kamer van inbeschuldigingstelling hoort, in openbare terechtzitting indien ze op verzoek van een partij daartoe besluit, de opmerkingen van de procureur-generaal, de burgerlijke partij en de inverdenkinggestelde, en zulks ongeacht of het toezicht op de regeling van de rechtspleging gebeurt op verzoek van een partij dan wel op vordering van het openbaar ministerie. De kamer van inbeschuldigingstelling kan beslissen dat de inverdenkinggestelde die zich in voorlopige hechtenis bevindt in een videoconferentie verschijnt. § 5. De onregelmatigheden, verzuimen of nietigheden als bedoeld in artikel 131, § 1, of met betrekking tot de verwijzingsbeschikking die door de kamer van inbeschuldigingstelling zijn onderzocht, kunnen niet meer opgeworpen worden voor de feitenrechter, behoudens de middelen die verband houden met de bewijswaardering. Hetzelfde geldt voor de gronden van niet-ontvankelijkheid of van verval van de strafvordering, behalve wanneer ze zijn ontstaan na de debatten voor de kamer van inbeschuldigingstelling. De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing ten aanzien van de partijen die pas na de verwijzing naar het vonnisgerecht in de rechtspleging betrokken zijn, behalve indien de stukken uit het dossier worden verwijderd overeenkomstig artikel 131, § 2, of overeenkomstig § 6 van dit artikel. § 6. Wanneer de kamer van inbeschuldigingstelling een onregelmatigheid, verzuim of nietigheid als bedoeld in artikel 131, § 1, of een grond van niet-ontvankelijkheid of van verval van de strafvordering vaststelt, spreekt zij, als daartoe grond bestaat, de nietigheid uit van de handeling die erdoor is aangetast en van een deel of het geheel van de erop volgende rechtspleging.

Nietigverklaarde stukken worden uit het dossier verwijderd en neergelegd ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg. De kamer van inbeschuldigingstelling oordeelt, met inachtneming van de rechten van de andere partijen, in welke mate de ter griffie neergelegde stukken nog in de strafprocedure mogen worden ingezien en aangewend door een partij. De kamer van inbeschuldigingstelling geeft in haar beslissing aan, aan wie de stukken moeten worden teruggegeven, dan wel wat er gebeurt met de nietigverklaarde stukken ».

B.2.2.5. Na de wijziging ervan bij artikel 6 van de wet van 29 januari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/01/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016009078 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis type wet prom. 29/01/2016 pub. 04/04/2016 numac 2016000197 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis. - Duitse vertaling sluiten bepaalt artikel 235ter van het Wetboek van strafvordering : « § 1. De kamer van inbeschuldigingstelling is belast met de controle [...] over de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden observatie en infiltratie, en over de toepassing van de maatregel bedoeld in artikel 46sexies indien daarbij een vertrouwelijk dossier werd aangelegd.

De kamer van inbeschuldigingstelling onderzoekt, op vordering van het openbaar ministerie, de regelmatigheid van de bijzondere opsporingsmethoden observatie en infiltratie en van de maatregel bedoeld in artikel 46sexies bij het afsluiten van het opsporingsonderzoek waarin deze methoden werden toegepast en alvorens het openbaar ministerie tot rechtstreekse dagvaarding overgaat.

De kamer van inbeschuldigingstelling onderzoekt op het ogenblik dat de onderzoeksrechter zijn dossier aan de procureur des Konings overzendt krachtens artikel 127, § 1, eerste lid, op vordering van het openbaar ministerie, de regelmatigheid van de bijzondere opsporingsmethoden observatie en infiltratie en van de maatregel bedoeld in artikel 46sexies die werden toegepast in het kader van het gerechtelijk onderzoek of in het daaraan voorafgaande opsporingsonderzoek. § 2. De kamer van inbeschuldigingstelling doet uitspraak binnen dertig dagen na ontvangst van de vordering van het openbaar ministerie. Deze termijn wordt teruggebracht tot acht dagen indien één van de inverdenkinggestelden zich in voorlopige hechtenis bevindt.

De kamer van inbeschuldigingstelling hoort, afzonderlijk en buiten de aanwezigheid van de partijen, de opmerkingen van de procureur-generaal.

Zij hoort, in aanwezigheid van de procureur-generaal, afzonderlijk de burgerlijke partijen en de inverdenkinggestelden, na kennisgeving die hen door de griffier ten laatste achtenveertig uur vóór de zitting per faxpost of bij een ter post aangetekende brief wordt gedaan. De griffier stelt hen in dezelfde post eveneens ter kennis dat het strafdossier tijdens deze periode op de griffie in origineel of in kopie ter inzage ligt. De kamer van inbeschuldigingstelling kan beslissen dat de inverdenkinggestelde die zich in voorlopige hechtenis bevindt in een videoconferentie verschijnt.

Zij kan, met betrekking tot de toegepaste bijzondere opsporingsmethoden observatie en infiltratie en de maatregel bedoeld in artikel 46sexies, de onderzoeksrechter, de in de artikelen 47sexies, § 3, 6°, en 47octies, § 3, 6°, bedoelde officier van gerechtelijke politie, en de officier van gerechtelijke politie belast met de leiding over de uitvoering van de maatregel bedoeld in artikel 46sexies, afzonderlijk en buiten de aanwezigheid van de partijen horen.

De kamer van inbeschuldigingstelling kan de onderzoeksrechter gelasten de politieambtenaren die belast zijn met de uitvoering van de observatie en infiltratie, en de in artikel 47octies, § 1, tweede lid, bedoelde burger, de politieambtenaren belast met de uitvoering van de maatregel bedoeld in artikel 46sexies, en de in artikel 46sexies, § 1, tweede lid, bedoelde burger te horen met toepassing van de artikelen 86bis en 86ter. Zij kan beslissen bij het verhoor door de onderzoeksrechter aanwezig te zijn of één van haar leden daartoe af te vaardigen. § 3. Het openbaar ministerie legt aan de voorzitter van de kamer van inbeschuldigingstelling het vertrouwelijk dossier voor bedoeld in de artikelen 46sexies, § 3, zevende lid, 47septies, § 1, tweede lid, of 47novies, § 1, tweede lid, dat betrekking heeft op het opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek bedoeld in § 1. Enkel de magistraten van de kamer van inbeschuldigingstelling hebben het recht dit vertrouwelijk dossier in te zien.

De voorzitter van de kamer van inbeschuldigingstelling neemt de nodige maatregelen ter beveiliging van het vertrouwelijk dossier. Hij bezorgt het vertrouwelijk dossier, na kennisname ervan, onmiddellijk aan het openbaar ministerie terug. § 4. In het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling mag geen gewag worden gemaakt van de inhoud van het vertrouwelijk dossier, noch van enig element dat de afscherming van de gebruikte technische hulpmiddelen en de politionele onderzoekstechnieken of de vrijwaring van de veiligheid en de afscherming van de identiteit van de informant, de politieambtenaren die belast zijn met de uitvoering van de observatie, de infiltratie of de maatregel bedoeld in artikel 46sexies, en de in de artikelen 46sexies, § 1, derde lid, en 47octies, § 1, tweede lid, bedoelde burger in het gedrang kan brengen. § 5. Er wordt verder gehandeld overeenkomstig artikel 235bis, § § 5 en 6 ».

B.3.1. Bij artikel 7 van de wet van 29 januari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/01/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016009078 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis type wet prom. 29/01/2016 pub. 04/04/2016 numac 2016000197 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis. - Duitse vertaling sluiten worden de woorden « al dan niet in een videoconferentie » ingevoegd in artikel 23 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, dat na die wijziging bepaalt : « Voor de toepassing van de artikelen 21 en 22 gelden de volgende regels : 1° de rechtspleging verloopt met gesloten deuren, hetgeen wordt vermeld in de beslissing;2° de verdachte verschijnt persoonlijk of in de persoon van een advocaat.De raadkamer kan de persoonlijke verschijning bevelen al dan niet in een videoconferentie ten minste drie dagen voor de verschijning, zonder dat tegen haar beslissing een rechtsmiddel kan worden ingesteld. Deze beslissing wordt op verzoek van het openbaar ministerie aan de betrokkene betekend. Indien de verdachte of zijn advocaat niet verschijnt, wordt uitspraak gedaan in hun afwezigheid; 3° in elk stadium van de rechtspleging kan de raadkamer, indien zij de kwalificatie van de in het bevel tot aanhouding bedoelde feiten niet passend acht, en na de partijen de gelegenheid te hebben geboden hun standpunt daarover mede te delen, de kwalificatie wijzigen.Zij mag er evenwel geen andere feiten voor in de plaats stellen; 4° de raadkamer moet antwoorden op de conclusies van de partijen. Betwisten de partijen in hun conclusies het bestaan van ernstige aanwijzingen van schuld, onder vermelding van feitelijke gegevens, dan moet de raadkamer, indien zij de voorlopige hechtenis handhaaft, preciseren welke gegevens volgens haar dergelijke aanwijzingen van schuld uitmaken ».

B.3.2. Bij artikel 8 van de wet van 29 januari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/01/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016009078 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis type wet prom. 29/01/2016 pub. 04/04/2016 numac 2016000197 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis. - Duitse vertaling sluiten wordt een tweede zin ingevoegd in de derde paragraaf van artikel 30 van de wet van 20 juli 1990, dat na die wijziging bepaalt : « § 1. De verdachte, de beklaagde of de beschuldigde en het openbaar ministerie kunnen voor de kamer van inbeschuldigingstelling hoger beroep instellen tegen de beschikkingen van de raadkamer gegeven in de gevallen bedoeld in de artikelen 21, 22 en 28. Over het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de correctionele rechtbank of van de politierechtbank, gewezen overeenkomstig artikel 27, wordt uitspraak gedaan, naar het geval, door de kamer belast met correctionele zaken in hoger beroep of door de correctionele rechtbank die zitting houdt in hoger beroep. § 2. Het hoger beroep moet worden ingesteld binnen een termijn van vierentwintig uren die, ten aanzien van het openbaar ministerie, begint te lopen vanaf de dag van de beslissing en ten aanzien van de verdachte, de beklaagde of de beschuldigde, vanaf de dag waarop die hem betekend is in de vorm bepaald in artikel 18.

Deze betekening wordt gedaan binnen vierentwintig uren. In de akte van betekening wordt aan de verdachte kennis gegeven van het hem toekomende recht van hoger beroep en van de termijn waarbinnen dit recht moet worden uitgeoefend.

De verklaring van hoger beroep wordt gedaan op de griffie van de rechtbank die uitspraak heeft gedaan, en wordt ingeschreven in het register van hoger beroep in correctionele zaken.

De stukken worden, in voorkomend geval, door de procureur des Konings bezorgd aan de procureur-generaal bij het hof van beroep.

Aan de raadsman van de verdachte wordt bericht gegeven door de griffier van het gerecht in hoger beroep. § 3. Over het hoger beroep wordt uitspraak gedaan met voorrang boven alle andere zaken, het openbaar ministerie en de verdachte, de beklaagde of de beschuldigde en/of zijn raadsman gehoord. De kamer van inbeschuldigingstelling kan beslissen dat de inverdenkinggestelde in een videoconferentie verschijnt.

De verdachte blijft in hechtenis totdat over het hoger beroep is beslist, voor zover dit geschiedt binnen vijftien dagen nadat het beroep is ingesteld; de verdachte wordt in vrijheid gesteld als de beslissing niet gewezen is binnen die termijn.

Op de rechtspleging voor de kamer van inbeschuldigingstelling zijn de bij artikel 23, 1° tot 4°, bepaalde regels van toepassing. § 4. Het gerecht dat over het hoger beroep beslist, doet uitspraak rekening houdend met de omstandigheden van de zaak op het ogenblik van zijn uitspraak. Indien de kamer van inbeschuldigingstelling, in de gevallen van de artikelen 21, 22 en 28, beslist dat de voorlopige hechtenis gehandhaafd blijft, levert het arrest een titel van vrijheidsbeneming op voor een maand te rekenen van de beslissing indien zij betrekking heeft op de eerste of de tweede beschikking van de raadkamer, of voor twee maanden te rekenen van de beslissing indien zij betrekking heeft op een daaropvolgende beschikking.

Wanneer, bij toepassing van de artikelen 135 en 235 van het Wetboek van Strafvordering, de kamer van inbeschuldigingstelling een onderzoeksmagistraat met een zaak belast en de inverdenkinggestelde van zijn vrijheid is beroofd, doet de kamer van inbeschuldigingstelling uitspraak over de voorlopige hechtenis in een afzonderlijk arrest dat, in geval van handhaving van de voorlopige hechtenis, geldt als titel van vrijheidsbeneming voor twee maanden ».

B.4. Artikel 9 van de wet van 29 januari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/01/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016009078 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis type wet prom. 29/01/2016 pub. 04/04/2016 numac 2016000197 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis. - Duitse vertaling sluiten bepaalt : « De Koning bepaalt de nadere regels omtrent het gebruik van de videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden die zich in voorlopige hechtenis bevinden ».

Ten aanzien van het belang van de « Ordre des barreaux francophones et germanophone » B.5. Artikel 142, derde lid, van de Grondwet en artikel 2, eerste lid, 2°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof vereisen dat elke rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken van een belang.

Van dat vereiste belang doet slechts blijken de rechtspersoon wiens situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt.

Dat belang dient te bestaan op het ogenblik van de indiening van het verzoekschrift en dient te blijven bestaan tot de uitspraak van het arrest.

B.6.1. Op het ogenblik van de indiening van het beroep bepaalde artikel 495 van het Gerechtelijk Wetboek : « De Orde van Vlaamse Balies en de Ordre des Barreaux francophones et germanophone hebben, elk voor de balies die er deel van uitmaken, de taak te waken over de eer, de rechten en de gemeenschappelijke beroepsbelangen van hun leden en zijn bevoegd voor de juridische bijstand, de stage, de beroepsopleiding van de advocaten-stagiairs en de vorming van alle advocaten behorende tot de balies die er deel van uitmaken.

Ze nemen initiatieven en maatregelen die nuttig zijn voor de opleiding, de tuchtrechtelijke regels en de loyauteit in het beroep en voor de behartiging van de belangen van de advocaat en van de rechtzoekende.

Elk van beide kan betreffende die aangelegenheden voorstellen doen aan de bevoegde overheden ».

Bij die bepaling wordt met name de « Ordre des barreaux francophones et germanophone » ertoe gemachtigd de vernietiging te vorderen van wettelijke bepalingen die afbreuk kunnen doen aan de belangen van de rechtzoekende.

B.6.2. Bij de artikelen 2 tot 8 van de wet van 29 januari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/01/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016009078 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis type wet prom. 29/01/2016 pub. 04/04/2016 numac 2016000197 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis. - Duitse vertaling sluiten wordt aan de raadkamer of aan de kamer van inbeschuldigingstelling de bevoegdheid toegewezen te beslissen dat een gedetineerde inverdenkinggestelde voor het rechtscollege zal verschijnen door middel van de techniek van de videoconferentie. Bij artikel 9 van dezelfde wet wordt de Koning ertoe gemachtigd de nadere regels omtrent het gebruik van die techniek te bepalen.

De bestreden bepalingen kunnen derhalve de belangen van de advocaten en rechtzoekenden rechtstreeks en ongunstig raken. De « Ordre des barreaux francophones et germanophone » doet dus blijken van het vereiste belang bij het beroep.

B.7. Het beroep tot vernietiging is ontvankelijk.

Ten aanzien van het eerste middel B.8.1. Het Hof wordt verzocht uitspraak te doen over de bestaanbaarheid van de artikelen 2 tot 9 van de wet van 29 januari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/01/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016009078 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis type wet prom. 29/01/2016 pub. 04/04/2016 numac 2016000197 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis. - Duitse vertaling sluiten met de artikelen 12, tweede lid, en 14 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 49 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

B.8.2. Artikel 49, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie bepaalt : « Niemand mag worden veroordeeld wegens een handelen of nalaten dat geen strafbaar feit naar nationaal of internationaal recht uitmaakte ten tijde van het handelen of nalaten. Evenmin mag een zwaardere straf worden opgelegd dan die, die ten tijde van het begaan van het strafbare feit van toepassing was. Indien de wet na het begaan van het strafbare feit in een lichtere straf voorziet, is die van toepassing ».

B.8.3. Artikel 51, lid 1, van hetzelfde Handvest luidt : « De bepalingen van dit Handvest zijn gericht [...], uitsluitend wanneer zij het recht van de Unie ten uitvoer brengen, tot de lidstaten. Derhalve eerbiedigen zij de rechten, leven zij de beginselen na en bevorderen zij de toepassing ervan overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden en met inachtneming van de grenzen van de bevoegdheden zoals deze in de Verdragen aan de Unie zijn toegedeeld ».

B.8.4. De wet van 29 januari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/01/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016009078 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis type wet prom. 29/01/2016 pub. 04/04/2016 numac 2016000197 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis. - Duitse vertaling sluiten heeft niet als doel het recht van de Europese Unie ten uitvoer te leggen.

Zij zou dus niet onverenigbaar kunnen worden geacht met artikel 49, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

B.9.1. Uit de uiteenzetting van het middel blijkt dat het Hof ook wordt verzocht uitspraak te doen over de bestaanbaarheid van de artikelen 2 tot 8 van de wet van 29 januari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/01/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016009078 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis type wet prom. 29/01/2016 pub. 04/04/2016 numac 2016000197 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis. - Duitse vertaling sluiten met de artikelen 12, tweede lid, en 14 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 7.1 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 15, lid 1, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, in zoverre die wettelijke bepalingen, doordat zij niet de redenen vermelden waarom een inverdenkinggestelde in voorlopige hechtenis in een videoconferentie moet verschijnen, de raadkamer of de kamer van inbeschuldigingstelling een te ruime beoordelingsbevoegdheid verlenen.

B.9.2.1. Artikel 12, tweede lid, van de Grondwet bepaalt : « Niemand kan worden vervolgd dan in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm die zij voorschrijft ».

Artikel 14 van de Grondwet bepaalt : « Geen straf kan worden ingevoerd of toegepast dan krachtens de wet ».

B.9.2.2. Artikel 7.1 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt : « Niemand kan worden veroordeeld wegens een handelen of nalaten, dat geen strafbaar feit naar nationaal of internationaal recht uitmaakte ten tijde dat het handelen of nalaten geschiedde. Evenmin mag een zwaardere straf worden opgelegd dan die welke ten tijde van het begaan van het strafbare feit van toepassing was ».

Artikel 15, lid 1, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten bepaalt : « Niemand kan worden veroordeeld wegens een handelen of nalaten, dat geen strafbaar feit naar nationaal of internationaal recht uitmaakte ten tijde dat het handelen of nalaten geschiedde. Evenmin, mag een zwaardere straf worden opgelegd dan die welke ten tijde van het begaan van het strafbare feit van toepassing was. Indien, na het begaan van het strafbare feit de wet mocht voorzien in de oplegging van een lichtere straf, dient de overtreder daarvan te profiteren ».

B.9.3. Noch de artikelen 2 tot 8 van de wet van 29 januari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/01/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016009078 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis type wet prom. 29/01/2016 pub. 04/04/2016 numac 2016000197 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis. - Duitse vertaling sluiten, noch de bepalingen van het Wetboek van strafvordering of van de wet van 20 juli 1990 die bij die artikelen worden gewijzigd, hebben als doel, met toepassing van artikel 12, tweede lid, van de Grondwet, de « gevallen » te bepalen waarin vervolging is toegestaan, aangezien zij bepaalde gedragingen niet tot een strafbaar feit maken, noch de vervolging van strafbaar gestelde gedragingen beletten. Bij die teksten wordt evenmin een straf ingevoerd in de zin van artikel 14 van de Grondwet.

Door de raadkamer of de kamer van inbeschuldigingstelling de bevoegdheid te verlenen te beslissen dat een inverdenkinggestelde in voorlopige hechtenis in een videoconferentie zal moeten verschijnen, regelen de bestreden bepalingen de in artikel 12, tweede lid, van de Grondwet bedoelde « vorm » van de vervolging.

B.9.4. Doordat het bepaalt dat niemand kan worden vervolgd dan in de « vorm » die de wet voorschrijft, drukt artikel 12, tweede lid, van de Grondwet de beginselen uit van de wettigheid en de voorspelbaarheid van de strafrechtspleging.

Het wettigheidsbeginsel verplicht de wetgevende macht niet ertoe elk aspect van de strafrechtspleging zelf te regelen. Het staat niet eraan in de weg dat aan de rechter een beoordelingsbevoegdheid wordt toegekend om rekening te houden met het algemene karakter van de wettelijke bepalingen en de uiteenlopende situaties waarop zij van toepassing zijn.

Het beginsel van voorspelbaarheid waarborgt eenieder dat tegen hem enkel een opsporingsonderzoek, een gerechtelijk onderzoek en vervolging kunnen worden ingesteld volgens een bij de wet vastgestelde procedure waarvan hij vóór de aanwending ervan kennis kan nemen.

B.9.5. In zoverre zij de beginselen van de wettigheid en de voorspelbaarheid van de strafrechtspleging waarborgen, hebben artikel 7.1 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en artikel 15, lid 1, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten een draagwijdte die analoog is aan artikel 12, tweede lid, van de Grondwet.

De door die bepalingen verstrekte waarborgen vormen in die mate dan ook een onlosmakelijk geheel.

B.9.6.1. De bestreden bepalingen vermelden niet de redenen op grond waarvan de raadkamer of de kamer van inbeschuldigingstelling de verschijning in een videoconferentie kan bevelen van een inverdenkinggestelde in voorlopige hechtenis, zonder diens instemming te hebben verkregen. Het komt die rechtscolleges toe « geval per geval [te] beslissen » (Parl. St., Kamer, 2015-2016, DOC 54-0993/004, p. 6).

B.9.6.2. De toewijzing van die bevoegdheid aan die rechtscolleges is weliswaar verantwoord door de zorg om de « grote kosten » te reduceren van het vervoer van de inverdenkinggestelde van de gevangenis naar het « justitiepaleis » en de « veiligheidsrisico's » te verminderen die inherent zijn aan dat soort van vervoer, zoals de risico's van ontsnapping (ibid., DOC 54-0993/001, p. 3; ibid., DOC 54-0993/004, p. 3; Integraal Verslag, Kamer, 2015-2016, 21 januari 2016, CRIV 54 PLEN 095, pp. 46-47).

Zoals zij zijn geformuleerd, verbieden de bestreden bepalingen de raadkamer of de kamer van inbeschuldigingstelling echter niet te bevelen dat een inverdenkinggestelde in voorlopige hechtenis verschijnt om redenen die geen verband houden met de doelstelling die met die bepalingen wordt nagestreefd.

Bovendien kan de kostprijs van het vervoer van een gedetineerde, waarvan sprake is in de parlementaire voorbereiding van de bestreden bepalingen, de beslissing van de raadkamer of van de kamer van inbeschuldigingstelling om de verschijning in een videoconferentie van een inverdenkinggestelde in voorlopige hechtenis te bevelen, op zichzelf niet verantwoorden. Een dergelijke beslissing moet immers een ander « wettig doel [nastreven], zoals een risico voor de openbare orde of de veiligheid van getuigen » (Parl. St., Kamer, 2015-2016, DOC 54-993/004, p. 6) of « de vermindering van de termijnen verbonden aan de overbrengingen van de gevangenen en dus tot de vereenvoudiging en de versnelling van de strafrechtelijke procedures strekken » (EHRM, 5 oktober 2006, Marcello Viola t. Italië, § 70; 16 februari 2016, Yevdokimov e.a. t. Rusland, § 43).

Het komt evenwel aan de wetgever toe uitdrukkelijk de gevallen te bepalen waarin die rechtscolleges een dergelijke verschijning kunnen bevelen.

Uit het voorgaande volgt dat de aan de raadkamer of de kamer van inbeschuldigingstelling verleende beoordelingsbevoegdheid in verband met de verschijning in een videoconferentie van de inverdenkinggestelde in voorlopige hechtenis hem niet de mogelijkheid biedt om op voldoende wijze de redenen te voorzien waarom het rechtscollege zou kunnen beslissen hem te bevelen in een videoconferentie te verschijnen en derhalve niet uitsluit dat niet voorzienbare jurisdictionele beslissingen worden genomen.

B.10.1. Uit de uiteenzetting van het middel blijkt dat het Hof vervolgens wordt verzocht uitspraak te doen over de bestaanbaarheid van artikel 9 van de wet van 29 januari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/01/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016009078 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis type wet prom. 29/01/2016 pub. 04/04/2016 numac 2016000197 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis. - Duitse vertaling sluiten met de artikelen 12, tweede lid, en 14 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 7.1 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 15, lid 1, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, in zoverre die wettelijke bepaling, door aan de Koning de bevoegdheid te verlenen de nadere regels te bepalen omtrent het gebruik van de videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis, een delegatie aan de Koning bevat die onverenigbaar is met het beginsel van de wettigheid van de strafrechtspleging.

B.10.2. Artikel 9 van de wet van 29 januari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/01/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016009078 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis type wet prom. 29/01/2016 pub. 04/04/2016 numac 2016000197 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis. - Duitse vertaling sluiten heeft niet ten doel, met toepassing van artikel 12, tweede lid, van de Grondwet, de « gevallen » te bepalen waarin vervolging is toegestaan, aangezien het bepaalde gedragingen niet tot een strafbaar feit maakt, noch de vervolging van strafbaar gestelde gedragingen belet. Bij die bepaling wordt evenmin een straf ingevoerd in de zin van artikel 14 van de Grondwet.

Door aan de Koning de bevoegdheid te verlenen de nadere regels te bepalen omtrent het gebruik van videoconferentie voor bepaalde inverdenkinggestelden, regelt de bestreden bepaling de in artikel 12, tweede lid, van de Grondwet bedoelde « vorm » van de vervolging.

B.10.3. Het beginsel van de wettigheid van de strafrechtspleging belet een delegatie aan de Koning niet voor zover die machtiging voldoende nauwkeurig is omschreven en betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van maatregelen waarvan de essentiële elementen vooraf door de wetgevende macht zijn vastgesteld.

B.10.4.1. Al is artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens in beginsel niet van toepassing in de fase voorafgaand aan de strafrechtspleging voor de rechtscolleges die over de gegrondheid van de strafvordering uitspraak doen, toch dient ermee rekening te worden gehouden dat de vereisten van artikel 6 een rol kunnen spelen vóór de aanhangigmaking van de zaak bij de rechter ten gronde, indien en voor zover de initiële niet-naleving ervan het eerlijk karakter van het proces ernstig in het gedrang dreigt te brengen (EHRM, 24 november 1993, Imbrioscia t. Zwitserland, § 36). Het voormelde artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens alsook artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten waarborgen immers eenieder die zich in voorlopige hechtenis bevindt het recht op een eerlijk proces aangezien het recht op persoonlijke vrijheid een burgerlijk recht in de zin van artikel 6 van dat Verdrag uitmaakt.

De verschijning van een inverdenkinggestelde is « van wezenlijk belang om ervoor te zorgen dat het strafproces billijk en eerlijk verloopt », met name om reden van zijn recht om te worden gehoord en om reden van de noodzaak om de juistheid van zijn beweringen te controleren (EHRM, 5 oktober 2006, Marcello Viola t. Italië, § 50; 27 november 2007, Asciutto t. Italië, § 57).

Het recht van een inverdenkinggestelde op een eerlijk proces omvat het « recht om werkelijk deel te nemen aan zijn proces », hetgeen « in beginsel, onder meer, het recht omvat om niet alleen het proces bij te wonen maar ook om de debatten te horen en te volgen » (EHRM, 5 oktober 2006, Marcello Viola t. Italië, § 53; 27 november 2007, Zagaria t.

Italië, § 28; 27 november 2007, Asciutto t. Italië, § 57). Het omvat ook het recht om « zichzelf te verdedigen » of om « de bijstand te hebben van een raadsman naar keuze » (artikel 6.3, c), van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens), hetgeen het recht veronderstelt om « met zijn advocaat te communiceren buiten gehoorsafstand van een derde » dat een « elementaire vereiste van een eerlijk proces » vormt (EHRM, grote kamer, 2 november 2010, Sakhnovski t. Rusland, § 97).Het nut van de bijstand van een advocaat zou sterk afnemen indien het voor hem niet mogelijk zou zijn met zijn cliënt te spreken zonder « toezicht » en van hem « vertrouwelijke instructies » te ontvangen (EHRM, grote kamer, 2 november 2010, Sakhnovski t.

Rusland, § 97). Het recht om daadwerkelijk te worden verdedigd door een advocaat behoort tot de fundamentele elementen van een eerlijk proces (EHRM, 5 oktober 2006, Marcello Viola t. Italië, § 59; 27 november 2007, Asciutto t. Italië, § 58).

De deelname van een inverdenkinggestelde aan de strafrechtspleging via videoconferentie is slechts verenigbaar met het recht op een eerlijk en openbaar proces indien met het gebruik van die communicatietechniek een wettig doel wordt nagestreefd en indien de inverdenkinggestelde de rechtspleging kan volgen, zonder technische belemmeringen kan worden gehoord en daadwerkelijk en vertrouwelijk met zijn advocaat kan communiceren (EHRM, 5 oktober 2006, Marcello Viola t. Italië, § 67; grote kamer, 2 november 2010, Sakhnovski t. Rusland, § 98).

B.10.4.2. Tijdens de parlementaire voorbereiding van de wet van 29 januari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/01/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016009078 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis type wet prom. 29/01/2016 pub. 04/04/2016 numac 2016000197 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis. - Duitse vertaling sluiten heeft een volksvertegenwoordigster gepreciseerd dat de Koning, op het ogenblik dat Hij, met toepassing van artikel 9 van die wet, de nadere regels omtrent het gebruik van videoconferentie bepaalt, rekening zou moeten houden met de noodzaak om de raadkamer of de kamer van inbeschuldigingstelling die tot de verschijning in een videoconferentie zou besluiten, de mogelijkheid te bieden een « interactief debat » te voeren waarbij aan de inverdenkinggestelde toegestaan wordt « tussen [te] komen » en « de zitting dus ' live ' [te] volgen », alsook met de noodzaak om de inverdenkinggestelde de mogelijkheid te bieden « een vertrouwelijk gesprek [te] voeren met zijn advocaat » (Parl. St., Kamer, 2015-2016, DOC 54-0993/004, p. 6;

Integraal Verslag, Kamer, 2015-2016, 21 januari 2016, CRIV 54 PLEN 095, p. 48). Dezelfde volksvertegenwoordigster was van mening dat de Koning de advocaat die zich bevindt in de raadkamer de mogelijkheid zou moeten bieden om « een persoonlijk contact via telefoon » te hebben met de « gedetineerde in de gevangenis » (Parl. St., Kamer, 2015-2016, DOC 54-0993/004, p. 6).

Tijdens diezelfde parlementaire voorbereiding heeft de minister van Justitie ook onderstreept dat « de omstandigheden waarin een videoconferentie [plaatsvindt] gelijkwaardig moeten zijn aan een persoonlijke verschijning in eenzelfde ruimte » en dat een « videoconferentie in strafzaken [...] een vrij ontwikkelde installatie [vereist] die aan de hoogste kwalitatieve normen moet beantwoorden », de « cliënt » en de « advocaat » de mogelijkheid moet bieden « een confidentieel gesprek » te hebben en de rechter de mogelijkheid moet bieden « de verschillende partijen tezelfdertijd [te] kunnen zien » (ibid., p. 7). Hij heeft ook verwezen naar het « kader » dat werd « vastgelegd » in « opdracht van de Europese Commissie » (ibid., p. 7) en beschouwd dat het ter uitvoering van artikel 9 van de wet van 29 januari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/01/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016009078 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis type wet prom. 29/01/2016 pub. 04/04/2016 numac 2016000197 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis. - Duitse vertaling sluiten aan te nemen koninklijk besluit erin kon voorzien « dat de advocaat en de verdachte samen moeten zitten » (ibid., p. 7).

B.10.4.3. Die preciseringen zijn evenwel niet opgenomen in de wet, terwijl het gaat om elementen met betrekking tot de verschijning in een videoconferentie die essentieel zijn ten aanzien van de vereisten van het recht op een eerlijk proces waaraan in B.10.4.1 wordt herinnerd.

Noch artikel 9 van de wet van 29 januari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/01/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016009078 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis type wet prom. 29/01/2016 pub. 04/04/2016 numac 2016000197 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis. - Duitse vertaling sluiten, noch enige andere wetsbepaling waarborgt de inverdenkinggestelde in voorlopige hechtenis die door de raadkamer of de kamer van inbeschuldigingstelling ertoe wordt verplicht te verschijnen in een videoconferentie, dat hij in staat zal zijn effectief aan de rechtspleging deel te nemen, zonder technische belemmeringen te worden gehoord en op vertrouwelijke wijze te communiceren met zijn advocaat.

De wet zegt evenmin iets over de plaats van de advocaat van de inverdenkinggestelde in voorlopige hechtenis in geval van een verplichte verschijning van zijn cliënt in een videoconferentie. Zij preciseert niet of die advocaat, tijdens de debatten, fysiek aanwezig zal moeten zijn in dezelfde zaal als de leden van het rechtscollege die uitspraak zullen moeten doen dan wel of hij zich op dezelfde plaats als zijn cliënt zal kunnen bevinden. Zij bevat evenmin waarborgen ten aanzien van de manier waarop die laatste vertrouwelijk overleg zal kunnen plegen met zijn raadsman indien deze zich niet fysiek aan zijn zijde kon bevinden.

De bestreden bepaling bakent evenmin de aan de Koning verleende bevoegdheid af door te verwijzen naar de « kwaliteitsnormen » of het « kader » dat is vastgelegd op initiatief van de Europese Unie waarvan sprake is in de parlementaire voorbereiding ervan.

B.10.4.4. Door Hem ertoe te machtigen de « nadere regels omtrent het gebruik van de videoconferentie » te bepalen, verleent artikel 9 van de wet van 29 januari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/01/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016009078 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis type wet prom. 29/01/2016 pub. 04/04/2016 numac 2016000197 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis. - Duitse vertaling sluiten de Koning dus een bevoegdheid die de tenuitvoerlegging van door de wetgevende macht voorafgaandelijk vastgelegde essentiële elementen overschrijdt.

B.11. Uit het voorgaande blijkt dat de artikelen 2 tot 9 van de wet van 29 januari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/01/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016009078 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis type wet prom. 29/01/2016 pub. 04/04/2016 numac 2016000197 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis. - Duitse vertaling sluiten artikel 12, tweede lid, van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 7.1 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 15, lid 1, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, schenden.

Het eerste middel is in die mate gegrond.

De bestreden wet moet dus worden vernietigd.

Om die redenen, het Hof vernietigt de wet van 29 januari 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/01/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016009078 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis type wet prom. 29/01/2016 pub. 04/04/2016 numac 2016000197 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis. - Duitse vertaling sluiten betreffende het gebruik van videoconferentie voor de verschijning van inverdenkinggestelden in voorlopige hechtenis.

Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 21 juni 2018.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, J. Spreutels

^