Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 06 april 2018

Uittreksel uit arrest nr. 132/2017 van 23 november 2017 Rolnummer 6546 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 39 en 40 van de wet van 5 augustus 1978 houdende economische en budgettaire hervormingen, gesteld door de Rechtban Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de recht(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2018201049
pub.
06/04/2018
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 132/2017 van 23 november 2017 Rolnummer 6546 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 39 en 40 van de wet van 5 augustus 1978 houdende economische en budgettaire hervormingen, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de rechters J.-P. Snappe, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en R. Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 17 november 2016 in zake Krystian Baczkiewicz en anderen tegen de icvba « Publifin », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 24 november 2016, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 39 en 40 van de wet van 5 augustus 1978 houdende economische en budgettaire hervormingen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre zij tot gevolg hebben dat de gepensioneerden die door het loutere feit van een volledige loopbaan een van de twee daarbij ingestelde wettelijke plafonds bereiken, sommige pensioenaanvullingen worden ontzegd, terwijl de gepensioneerden die ceteris paribus dat plafond niet bereiken bij ontstentenis van een volledige loopbaan, het voordeel ervan kunnen genieten ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de artikelen 39 en 40 van de wet van 5 augustus 1978 houdende economische en budgettaire hervormingen.

Artikel 39 van die wet bepaalt : « Onverminderd de toepassing van de bepalingen van Titel V van de wet van 26 juni 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/1992 pub. 31/03/2011 numac 2011000187 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten houdende sociale en diverse bepalingen, mogen de in artikel 38 bedoelde rustpensioenen de 3/4 niet overschrijden van de wedde die als grondslag voor de uitkering heeft gediend. De toegekende tijdsbonificaties uit hoofde van hechtenis, deportatie, militaire oorlogsdiensten en ermede gelijkgestelde diensten, hebben evenwel uitwerking tot de uiterste grens der 9/10 van die wedde.

Bovendien mogen die pensioenen, met inbegrip van de voormelde bonificaties, alsook de in artikel 38 bedoelde overlevingspensioenen, niet meer bedragen dan 46.882,74 EUR per jaar. Dit bedrag is gekoppeld aan het indexcijfer 138,01 van de consumptieprijzen en schommelt op de wijze vastgesteld door de wet van 1 maart 1977Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/03/1977 pub. 05/03/2009 numac 2009000107 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.

Voor de toepassing van de hierbovenvermelde maximumbedragen, worden de pensioenen, pensioenaanvullingen, renten, toelagen, en andere als pensioen geldende voordelen met betrekking tot dezelfde loopbaan en tot dezelfde periode van beroepsactiviteit samengeteld. De eventuele vermindering wordt bij voorrang toegepast op het pensioengedeelte dat rechtstreeks ten laste valt van de openbare macht, van de werkgever of van het door hem opgerichte pensioenfonds en vervolgens, op het pensioengedeelte ten laste van de pensioenregeling voor werknemers of voor zelfstandigen. [...] ».

Artikel 40 van die wet bepaalt : « De onderlinge cumulatie van meerdere in artikel 38 vermelde pensioenen, en de cumulatie van deze pensioenen met een rust- of overlevingspensioen als werknemer, als zelfstandige of als begunstigde van de Overzeese Sociale Zekerheid, mag niet meer bedragen dan 46.882,74 EUR per jaar. Dit bedrag is gekoppeld aan het indexcijfer 138,01 van de consumptieprijzen en schommelt op de wijze vastgesteld door de wet van 1 maart 1977Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/03/1977 pub. 05/03/2009 numac 2009000107 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.

Voor de toepassing van het voormelde plafond worden de pensioenen, pensioenaanvullingen, renten, toelagen en andere als rust- en overlevingspensioenen geldende voordelen samengeteld ».

B.2. Aan het Hof wordt een vraag gesteld over de bestaanbaarheid van die bepalingen met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre zij een verschil in behandeling doen ontstaan tussen de gepensioneerden die, aangezien zij geen volledige loopbaan hebben gehad, een pensioen genieten dat de vermelde grensbedragen niet bereikt en aan wie derhalve bepaalde door hun voormalige openbare werkgever aangeboden pensioenaanvullingen kunnen worden toegekend, en de gepensioneerden die, aangezien zij een volledige loopbaan hebben gehad, een pensioen genieten dat ten minste een van de twee vermelde grensbedragen bereikt en aan wie bijgevolg niet dezelfde pensioenaanvullingen kunnen worden toegekend.

B.3. De verwijzende rechter oordeelt dat de in het geding zijnde bepalingen van toepassing zijn op de eindejaarstoelage en het vakantiegeld waarin is voorzien bij het pensioenstatuut dat van toepassing is op de eisers voor hem, aangezien het gaat om aanvullingen bij het pensioen van de werknemers en de weduwnaars en weduwen van werknemers.

Het Hof onderzoekt de in het geding zijnde bepalingen in die interpretatie.

B.4.1. De artikelen 38 en volgende van de wet van 5 augustus 1978 houdende economische en budgettaire hervormingen maken deel uit van een reeks structuurhervormingen en maatregelen tot sanering van de begroting en tot heroriëntering van de openbare uitgaven, vanuit een bekommernis van « sociale rechtvaardigheid, billijkheid en harmonisatie » (Parl. St., Kamer, 1977-1978, nr. 450/1, p. 1; nr. 450/23, pp. 189-191 en 195-197; Senaat, 1977-1978, nr. 436/2, pp. 91-93).

Blijkens de parlementaire voorbereiding wilde de Regering enkele fundamentele wijzigingen invoeren inzake rust- en overlevingspensioenen, ten einde besparingen te doen en tevens bij te dragen tot de harmonisatie van de verschillende stelsels. Luidens de memorie van toelichting werden, inzonderheid wat de openbare sector betreft, beoogd « het invoeren van een maximum voor de rust- en overlevingspensioenen betaald aan éénzelfde persoon, de geleidelijke veralgemening van een proportioneel weddeplafond voor de berekening van het pensioen en de beperking van de cumulaties tussen pensioenen en beroepsactiviteiten » (Parl. St., Kamer, 1977-1978, nr. 450/1, p. 10).

B.4.2. Uit de memorie van toelichting blijkt voorts dat de wetgever de bedoeling had de in het geding zijnde grensbedragen toe te passen op « alle pensioenen van de overheidssector, in de meest ruime zin van dat woord », opdat « de voorgestelde maatregelen een zowel doeltreffend als rechtvaardig karakter zouden hebben ». Zo had de Regering zich « tot doel » gesteld « om aan de pensioenbeperkende maatregelen die zij in de overheidssector [voorstelde] een algemeen toepassingsgebied te verlenen, zodat zowel de pensioenen rechtstreeks toegekend krachtens de eigenlijke pensioenregelingen voor de overheidssector, als de pensioeninkomens die naar analogie daarmee werden samengesteld, worden beoogd » (ibid., p. 53). Ten aanzien van de personeelsleden van bepaalde openbare instellingen wier volledig pensioeninkomen uit verscheidene elementen bestond, is gepreciseerd dat « deze onderscheiden elementen voor de toepassing van de [...] opgelegde beperkingen geglobaliseerd [dienden] te worden » (ibid., p. 54).

B.4.3. De keuze van de wetgever om grensbedragen in te stellen die de pensioenen beperken, veeleer dan alle pensioenen een vermindering met een bepaald percentage van het bedrag op te leggen, is daarenboven verantwoord door de wil van de Regering om « de essentiële behoeften der zwaksten en minstbevoorrechten [maximaal te beschermen] door een belangrijkere inspanning te vragen van diegenen aan wie een zekere overvloed zal ontnomen worden » (Parl. St., Kamer, 1977-1978, nr. 450/23, p. 191).

B.5. De maatregel die erin bestaat rekening te houden met alle elementen van het pensioeninkomen, met inbegrip van de extralegale voordelen zoals het vakantiegeld en de eindejaarstoelage, is relevant en verantwoord, zowel ten aanzien van de doelstelling besparingen te verwezenlijken als ten aanzien van de doelstelling de verschillende regelingen te harmoniseren. De maatregel waarbij voor alle gepensioneerden dezelfde grensbedragen worden ingesteld, ongeacht het theoretische bedrag waarop zij recht zouden hebben gelet op hun staat van dienst en hun voorbije loopbaan, is zijnerzijds relevant en verantwoord ten opzichte van de door de wetgever nagestreefde doelstelling van sociale rechtvaardigheid.

B.6. Aangezien dezelfde grensbedragen worden toegepast op alle gepensioneerden, zonder te letten op het theoretische bedrag waarvan zij het voordeel hadden kunnen genieten bij ontstentenis van die grensbedragen, is het eveneens verantwoord dat zij op dezelfde wijze van toepassing zijn op diegenen die een volledige loopbaan hebben gehad alsook op diegenen die een dergelijke loopbaan niet hebben gehad. De omstandigheid dat de personen die een volledige loopbaan hebben gehad de in het geding zijnde grensbedragen sneller bereiken dan diegenen die een dergelijke loopbaan niet hebben gehad, zodat zolang de grensbedragen niet worden bereikt, het pensioen van die laatsten kan worden aangevuld met het vakantiegeld en de eindejaarstoelage die door hun voormalige openbare werkgever worden aangeboden, is slechts het gevolg van de toepassing van dezelfde grensbedragen op alle betrokken pensioenen.

B.7. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De artikelen 39 en 40 van de wet van 5 augustus 1978 houdende economische en budgettaire hervormingen schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 23 november 2017.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, J. Spreutels

^