gepubliceerd op 08 september 2017
Uittreksel uit arrest nr. 85/2017 van 6 juli 2017 Rolnummer 6314 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 43 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 25 juni 2015 tot wijziging van verschillende bepalingen betreffende het hoger Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de recht(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 85/2017 van 6 juli 2017 Rolnummer 6314 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 43 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 25 juni 2015 tot wijziging van verschillende bepalingen betreffende het hoger onderwijs, ingesteld door de vzw « Fédération des Etudiant(e)s francophones ».
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 14 december 2015 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 16 december 2015, heeft de vzw « Fédération des Etudiant(e)s francophones », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. M. Kaiser en Mr. P.-F. Henrard, advocaten bij de balie te Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 43 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 25 juni 2015 tot wijziging van verschillende bepalingen betreffende het hoger onderwijs (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 23 juli 2015, tweede editie). (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepaling en de context ervan B.1.1. Artikel 96 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 7 november 2013 « tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies » bepaalde : « § 1. Bij met redenen omklede beslissing kunnen de [overheden] van de instelling voor hoger onderwijs, volgens de procedure waarin wordt voorzien in het studiereglement, de inschrijving van een student weigeren : 1° wanneer deze student in de voorbije vijf jaar het voorwerp is geweest van een maatregel tot uitsluiting uit een instelling voor hoger onderwijs wegens fraude bij de inschrijving of zware [fout];2° wanneer de inschrijvingsaanvraag betrekking heeft op studies die niet aanleiding geven tot een financiering;3° wanneer deze student niet gefinancierd kan worden. Van de beslissing tot weigering van de inschrijving moet aan de student via aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs ten laatste veertien dagen na de ontvangst van zijn eindaanvraag om effectieve inschrijving kennis worden gegeven.
De kennisgeving van de weigering om inschrijving moet de nadere regels vermelden voor de uitoefening van de rechten op beroep. § 2. Het studiereglement bepaalt een interne beroepsprocedure bij de academische [overheden] van de instelling tegen de beslissingen tot weigering bedoeld in de vorige paragraaf ».
B.1.2. Bij artikel 43, 1°, a), van het decreet van 25 juni 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/06/2015 pub. 23/07/2015 numac 2015029341 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot wijziging van verschillende bepalingen betreffende het hoger onderwijs sluiten « tot wijziging van verschillende bepalingen betreffende het hoger onderwijs » wordt het eerste lid van paragraaf 1 van die bepaling vervangen door de volgende tekst : « Bij met redenen omklede beslissing en volgens een procedure bedoeld in het studiereglement [...] : 1° [weigeren de [overheden] van de instelling voor hoger onderwijs] de inschrijving van een student [...] wanneer tegen deze student in de voorbije vijf academiejaren een maatregel tot uitsluiting uit een instelling voor hoger onderwijs werd genomen wegens fraude bij de inschrijving of fraude bij de evaluaties; 2° [kunnen zij] de inschrijving van een student weigeren wanneer de inschrijvingsaanvraag betrekking heeft op studies die geen aanleiding geven tot een financiering;3° [kunnen zij] de inschrijving van een student weigeren wanneer deze student niet gefinancierd kan worden;4° [kunnen zij] de inschrijving van een student weigeren wanneer tegen deze student in de voorbije vijf academiejaren een maatregel tot uitsluiting van een instelling voor hoger onderwijs werd genomen wegens [zware fout] ». Bij artikel 43, 1°, b), van het decreet van 25 juni 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/06/2015 pub. 23/07/2015 numac 2015029341 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot wijziging van verschillende bepalingen betreffende het hoger onderwijs sluiten wordt tussen het tweede en het derde lid van paragraaf 1 het volgende lid ingevoegd : « [D]e instellingen voor hoger onderwijs bezorgen de commissaris of de afgevaardigde van de Regering bij de instelling, de namen van de studenten tegen wie [...] in de voorbije vijf academiejaren een maatregel tot uitsluiting uit een instelling voor hoger onderwijs werd genomen wegens fraude bij de inschrijving of fraude bij de evaluaties.
De commissaris of de afgevaardigde bezorgen deze namen aan ' ARES ' die belast is met de ontwikkeling van een databank beheerd met inachtneming van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke leven[s]sfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens ».
Bij artikel 43, 2°, van het decreet van 25 juni 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/06/2015 pub. 23/07/2015 numac 2015029341 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot wijziging van verschillende bepalingen betreffende het hoger onderwijs sluiten wordt paragraaf 2 aangevuld met de volgende zin : « De bekendmaking van de beslissing tot intern beroep wordt via aangetekende brief aan de student gericht ».
B.1.3. De voormelde bepalingen van het decreet van 25 juni 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/06/2015 pub. 23/07/2015 numac 2015029341 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot wijziging van verschillende bepalingen betreffende het hoger onderwijs sluiten zijn in werking getreden « vanaf het academiejaar 2015-2016 » (artikel 76 van hetzelfde decreet).
B.2. Ingevolge de wijzigingen aangebracht bij artikel 44 van het decreet van 25 juni 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/06/2015 pub. 23/07/2015 numac 2015029341 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot wijziging van verschillende bepalingen betreffende het hoger onderwijs sluiten, in werking getreden « vanaf het academiejaar 2015-2016 » (artikel 76 van hetzelfde decreet), bepaalde artikel 97 van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies sluiten : « § 1. Er wordt een commissie belast met het ontvangen van de klachten van de studenten betreffende een weigering om inschrijving bedoeld bij artikel 96 opgericht. Voor deze wordt door de ARES gezorgd, die er de logistieke en administratieve steun aan geeft; een personeelslid van de ARES neemt het secretariaat waar. De klachten ingediend tegen een beslissing tot weigering van inschrijving gebaseerd op artikel 96, 3°, worden vooraf door de Commissaris of Afgevaardigde bij de instelling onderzocht. Deze brengt een advies uit aan de Commissie wat betreft de financiering van de student. De Regering bepaalt de termijnen en procedure betreffende dit advies. § 2. De Regering wijst de leden van deze commissie aan, op de voordracht van de ARES. Ze bestaat uit minstens vijf werkende leden en vijf plaatsvervangende leden. Deze leden worden gekozen onder de leden van het personeel en de studenten van de instellingen voor hoger onderwijs, waaronder minstens 20 % studenten. Daarenboven, moet minimum een derde, afgerond naar de hogere eenheid, van de leden van de commissie personen zijn van een verschillend geslacht als dat van de andere personen, behoudens onmogelijkheid, degelijk met redenen omkleed.
Deze commissie kan meerdere raden bevatten die samengesteld zijn en aangewezen op gelijkaardige wijze.
Het mandaat van de leden van de commissie bedraagt vijf jaar, met uitzondering van de leden studenten die voor één jaar aangewezen worden. De mandaten kunnen vernieuwd worden.
De leden kunnen hun ontslag indienen op elk ogenblik. De Regering kan enkel een lid ontslaan in geval van zware nalatigheid of onbetwistbaar wangedrag. De leden blijven hun ambt vervullen totdat ze vervangen worden, behoudens ontslag door de Regering. § 3. De Regering bepaalt de nadere regels voor de werking van deze commissie. Noch de Regering noch enig lid van de ARES of van een instelling voor hoger onderwijs kan [op geen enkele wijze] onderrichtingen geven aan de leden van de commissie over de wijze waarop ze hun bevoegdheid moeten uitoefenen.
Geen enkel lid van deze commissie kan aan het onderzoek van een klacht betreffende een weigering met betrekking tot een instelling waar hij aan gebonden is als personeelslid of als student, deelnemen.
Na de kennisgeving van de verwerping van het interne beroep bedoeld in artikel 96, § 2, beschikt de student over vijftien werkdagen om de beslissing te betwisten die genomen werd op het einde van deze procedure vóór genoemde commissie. Op straffe van onontvankelijkheid wordt het [verzoekschrift] via aangetekende brief ingediend, en vermeldt [het] duidelijk de identiteit van de student en het precieze voorwerp van het beroep. Het bevat alle elementen en alle documenten die de student nodig acht om zijn beroep te motiveren.
De commissie is niet bevoegd om zich uit te spreken over de academische redenen die tot de beslissing hebben geleid, maar ze [vernietigt] de weigering tot inschrijving binnen de vijftien werkdagen vanaf de ontvangst van de klacht indien elementen die de beslissing over de aanvraag om inschrijving gunstig hadden kunnen beïnvloeden niet in aanmerking werden genomen bij dit interne beroep.
De termijnen van 15 werkdagen bedoeld in het tweede en vierde lid worden geschorst tussen 24 december en 1 januari, alsook tussen 15 juli en 15 augustus ».
B.3.1. Bij artikel 23, 2°, van het decreet van 16 juni 2016Relevante gevonden documenten type decreet prom. 16/06/2016 pub. 29/07/2016 numac 2016029338 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende verschillende maatregelen inzake hoger onderwijs, organisatie van het bestuur van het "Centre hospitalier universitaire de Liège", en onderzoek sluiten « houdende verschillende maatregelen inzake hoger onderwijs, organisatie van het bestuur van het ' Centre hospitalier universitaire de Liège ', en onderzoek » wordt aan artikel 96, § 2, van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies sluiten het volgende lid toegevoegd : « De student die een intern beroep heeft ingediend en die 30 dagen na de indiening ervan geen kennisgeving van de beslissing over het in het eerste lid bedoelde interne beroep heeft gekregen, kan de instelling voor hoger onderwijs in gebreke stellen kennis te geven van die beslissing. Vanaf de datum van die ingebrekestelling, beschikt de instelling over een termijn van vijftien dagen om kennis te geven van haar beslissing. Als geen beslissing op het einde van die vijftien dagen wordt genomen, wordt de beslissing van de instelling voor hoger onderwijs als gunstig beschouwd. Op die zelfde datum wordt die beslissing geacht aan de student te zijn meegedeeld ».
B.3.2. Ingevolge de wijzigingen aangebracht bij artikel 24 van het decreet van 16 juni 2016Relevante gevonden documenten type decreet prom. 16/06/2016 pub. 29/07/2016 numac 2016029338 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende verschillende maatregelen inzake hoger onderwijs, organisatie van het bestuur van het "Centre hospitalier universitaire de Liège", en onderzoek sluiten, in werking getreden « vanaf het academiejaar 2016-2017 » (artikel 60 van hetzelfde decreet), bepaalt artikel 97, §§ 1 en 3, van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies sluiten : « § 1. Er wordt een commissie belast met het ontvangen van de klachten van de studenten betreffende een weigering om inschrijving bedoeld bij artikel 96 opgericht. Ze heeft het statuut van een onafhankelijke administratieve [overheid]. Voor deze wordt door de ARES gezorgd, die er de logistieke en administratieve steun aan geeft; een personeelslid van de ARES neemt het secretariaat waar. [...] § 3. De Regering bepaalt de nadere regels voor de werking van deze commissie. De beraadslaging gebeurt al dan niet in aanwezigheid van de betrokken personen. Noch de Regering noch enig lid van de ARES of van een instelling voor hoger onderwijs kan [op geen enkele wijze] onderrichtingen geven aan de leden van de commissie over de wijze waarop ze hun bevoegdheid moeten uitoefenen.
Geen enkel lid van deze commissie kan aan het onderzoek van een klacht betreffende een weigering met betrekking tot een instelling waar hij aan gebonden is als personeelslid of als student, deelnemen.
Na de kennisgeving van de verwerping van het interne beroep bedoeld in artikel 96, § 2, beschikt de student over vijftien werkdagen om de beslissing te betwisten die genomen werd op het einde van deze procedure vóór genoemde commissie. Op straffe van onontvankelijkheid wordt het [verzoekschrift] bij aangetekend schrijven of als bijvoegsel bij een e-mail ingediend, en vermeldt duidelijk de identiteit, de woonplaats, de telefonische persoonsgegevens, het elektronische adres van de student en het precieze voorwerp van zijn verzoek; het wordt door hem ondertekend en het bevat als bijlage een afschrift van het interne beroep, van de beslissing die eruit voortvloeit, van de kennisgeving ervan aan de student, alsook alle gegevens en alle stukken die de student als nuttig acht om zijn beroep te motiveren.
Ze kijkt na of de uitdrukkelijke [motivering] van de beslissing geldig is en ze vernietigt de weigering tot inschrijving binnen de vijftien werkdagen te rekenen vanaf de ontvangst van de klacht, als gegevens die de aanvraag om inschrijving gunstig zouden kunnen beïnvloeden niet in aanmerking werden genomen bij dat interne beroep.
De termijnen van 15 werkdagen bedoeld in het derde en in het vierde lid worden geschorst tussen 24 december en 1 januari, alsook tussen 15 juli en 15 augustus ».
B.4. De instellingen voor hoger onderwijs in de zin van de voormelde bepalingen zijn universiteiten, hogescholen of hogere kunstscholen (artikel 1 van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies sluiten).
Voor de toepassing van de voormelde bepalingen begint het academiejaar op 14 september en eindigt het op 13 september van het volgende jaar (artikel 15, § 1, eerste lid, 6°, van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies sluiten).
De « ARES » is de « Académie de Recherche et d'Enseignement supérieur » (Academie Onderzoek en Hoger Onderwijs) (artikel 18 van hetzelfde decreet).
Ten aanzien van het eerste middel B.5. Het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid met artikel 24, § 3, eerste lid, eerste zin, van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 13, lid 2, onder c), van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten en met artikel 2 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, van artikel 96, § 1, eerste lid, 1°, van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies sluiten, zoals het is vervangen bij artikel 43 van het decreet van 25 juni 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/06/2015 pub. 23/07/2015 numac 2015029341 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot wijziging van verschillende bepalingen betreffende het hoger onderwijs sluiten, in zoverre die bepaling, door elke instelling voor hoger onderwijs ertoe te verplichten tot inschrijving te weigeren van een student die, tijdens een van de vijf academiejaren die voorafgaan aan zijn aanvraag tot inschrijving, uit een andere instelling van dat type werd uitgesloten wegens fraude bij de inschrijving of fraude bij de evaluaties, een onevenredige beperking van het recht op toegang tot het onderwijs zou vormen.
B.6.1. Artikel 24, § 3, eerste lid, eerste zin, van de Grondwet bepaalt : « Ieder heeft recht op onderwijs, met eerbiediging van de fundamentele rechten en vrijheden ».
Dat recht staat een reglementering van de toegang tot het onderwijs, inzonderheid van het onderwijs dat wordt verstrekt na afloop van de leerplicht, op grond van de behoeften en de mogelijkheden van de gemeenschap en het individu, niet in de weg.
B.6.2. Artikel 2 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt : « Niemand zal het recht op onderwijs worden ontzegd. [...] ».
Die bepaling verleent onder meer een recht op toegang tot de bestaande zowel openbare als private instellingen voor hoger onderwijs (EHRM, grote kamer, 10 november 2005, Leyla Sahin t. Turkije, §§ 134-142 en 152-153; grote kamer, 19 oktober 2012, Catan en anderen t. Moldavië en Rusland, §§ 137 en 139).
Het recht op onderwijs vereist van nature een overheidsregeling waarin rekening wordt gehouden met onder meer de behoeften en de middelen van de gemeenschap, alsook met de bijzondere kenmerken van het niveau van het in aanmerking genomen onderwijs (EHRM, grote kamer, 10 november 2005, Leyla Sahin t. Turkije, § 154; grote kamer, 19 oktober 2012, Catan en anderen t. Moldavië en Rusland, § 140). Dat recht, dat niet absoluut is, kan aan bepaalde beperkingen worden onderworpen voor zover die voorzienbaar zijn en in een redelijk verband van evenredigheid met het nagestreefde legitieme doel staan. De Staat beschikt in dat opzicht over een beoordelingsmarge die des te groter is naarmate het in aanmerking genomen onderwijsniveau hoog is (EHRM, grote kamer, 10 november 2005, Leyla Sahin t. Turkije, § 154; grote kamer, 19 oktober 2012, Catan en anderen t. Moldavië en Rusland, § 140).
Het recht op onderwijs verbiedt niet dat de toegang tot de universiteit wordt beperkt tot diegenen die tijdig hebben gevraagd om te worden toegelaten en die voor de examens zijn geslaagd (EHRM, beslissing, 16 november 1999, Lukach t. Rusland, § 3; 2 april 2013, Tarentino en anderen t. Italië, § 46). Bovendien verbiedt het in beginsel niet dat tuchtmaatregelen worden ingesteld, zoals de tijdelijke of definitieve uitsluiting uit de instelling voor hoger onderwijs die bedoeld is om de naleving van de interne regels van die instelling te verzekeren, aangezien dergelijke maatregelen voor de instelling een van de middelen vormen om het doel te bereiken waarvoor zij is opgericht, met inbegrip van de ontwikkeling en de vorming van het karakter en de geest van de studenten (EHRM, 17 januari 1996, Sulak t. Turkije; grote kamer, 10 november 2005, Leyla Sahin t.
Turkije, § 156; 11 januari 2011, Ali t. Verenigd Koninkrijk, § 54).
B.6.3. Artikel 13 van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten bepaalt : « 1. De Staten die partij zijn bij dit Verdrag erkennen het recht van een ieder op onderwijs. Zij zijn van oordeel dat het onderwijs gericht dient te zijn op de volledige ontplooiing van de menselijke persoonlijkheid en van het besef van haar waardigheid en dat het dient bij te dragen tot de eerbied voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Zij zijn voorts van oordeel dat het onderwijs een ieder in staat dient te stellen een nuttige rol te vervullen in een vrije samenleving en het begrip, de verdraagzaamheid en de vriendschap onder alle volken en alle rasgemeenschappen, etnische en godsdienstige groeperingen, alsmede de activiteiten van de Verenigde Naties voor de handhaving van de vrede dient te bevorderen. 2. De Staten die partij zijn bij dit Verdrag erkennen dat, ten einde tot een volledige verwezenlijking van dit recht te komen : [...] c) het hoger onderwijs door middel van alle passende maatregelen en in het bijzonder door de geleidelijke invoering van kosteloos onderwijs voor een ieder op basis van bekwaamheid gelijkelijk toegankelijk dient te worden gemaakt; [...] ».
Artikel 2, lid 1, van hetzelfde Verdrag bepaalt : « Iedere Staat die partij is bij dit Verdrag verbindt zich maatregelen te nemen, zowel zelfstandig als binnen het kader van de internationale hulp en samenwerking, met name op economisch en technisch gebied, en met volledige gebruikmaking van de hem ter beschikking staande hulpbronnen, ten einde met alle passende middelen, inzonderheid de invoering van wettelijke maatregelen, tot een algehele verwezenlijking van de in dit Verdrag erkende rechten te komen ».
Uit die bepalingen vloeit voort dat de gelijke toegang tot het hoger onderwijs geleidelijk moet worden ingevoerd, rekening houdend met de economische mogelijkheden en de specifieke toestand van de overheidsfinanciën van elke verdragspartij.
Artikel 13, lid 2, onder c), van het Verdrag doet dus geen recht op toegang tot het hoger onderwijs ontstaan. Het verzet zich evenwel ertegen dat het Koninkrijk België maatregelen neemt die zouden ingaan tegen het doel van de volkomen gelijke toegang tot het hoger onderwijs.
B.7. Door een instelling voor hoger onderwijs ertoe te verplichten de inschrijving te weigeren van een student die door een andere instelling werd uitgesloten wegens fraude bij de inschrijving of fraude bij de evaluaties, beperkt de bestreden bepaling de toegang tot het onderwijs en vormt zij een beperking van het recht op onderwijs.
B.8. Door de weigering van inschrijving van een student die door een instelling voor hoger onderwijs werd uitgesloten wegens fraude bij de inschrijving of fraude bij de evaluaties « automatisch » te maken (Parl. St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 2014-2015, nr. 131/1, p. 12), onderwerpt de bestreden bepaling « bepaalde onaanvaardbare gedragingen » aan « verschrikkelijke sancties », teneinde te vermijden dat die gedragingen worden « gebanaliseerd » (CRI, Parlement van de Franse Gemeenschap, 24 juni 2015, nr.18, p. 15) en omdat sommige gedragingen strenger dienen te worden bestraft dan andere (Parl. St., Parlement van de Franse Gemeenschap, 2014-2015, nr. 131/3, p. 12).
Tijdens de parlementaire besprekingen die voorafgingen aan de aanneming van de bestreden bepaling, preciseerde de bevoegde minister : « Fraude bij de inschrijving of bij de evaluaties is een opzettelijk gestelde handeling die wordt bestraft met een sanctie die gelijkwaardig is aan een strafrechtelijke sanctie. Bijvoorbeeld, de aanmatiging van een identiteit - een student die zijn examen door iemand anders doet afleggen - is een fraude waarvoor de sanctie maximaal moet zijn. De student die knoeit met zijn diploma om te worden ingeschreven terwijl hij niet het recht heeft om zich in te schrijven, pleegt fraude. Bedrog, spiekbriefjes of plagiaat zijn zware fouten. In plagiaat bestaan echter verschillende gradaties. Diegene die een heel document voor het zijne laat doorgaan, pleegt zonder meer valsheid in geschrifte » (CRI, Parlement van de Franse Gemeenschap, 24 juni 2015, nr. 18, p. 15).
B.9.1. Het hoger onderwijs in de Franse Gemeenschap is een « openbare dienst van algemeen nut » (artikel 2, eerste zin, van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies sluiten). Het « is bestemd voor een volwassen en vrijwillig publiek » (artikel 3, § 2, eerste zin, van hetzelfde decreet).
Tot de doelstellingen die de instellingen voor hoger onderwijs in de Franse Gemeenschap moeten nastreven, behoren onder meer de doelstelling « studenten [te] begeleiden in hun rol als verantwoordelijke burgers, die kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van een democratische, pluralistische en solidaire maatschappij », de doelstelling « de zelfstandigheid en de ontplooiing van studenten [te] bevorderen, inzonderheid door [...] hun verantwoordelijkheidszin en hun individuele en collectieve plichtsbesef te ontwikkelen » en de doelstelling een « opleiding op het hoogste niveau [te] verstrekken, om studenten de mogelijkheid te verschaffen om een actieve rol in het beroeps-, sociale, economische en culturele leven te spelen, en [hun] gelijke kansen inzake maatschappelijke emancipatie te bieden » (artikel 3, § 1, 1°, 2° en 4°, van hetzelfde decreet).
De studenten « moeten » ook « bijdragen tot het nastreven van die doelstellingen » (artikel 3, § 2, tweede lid, van hetzelfde decreet).
Het hoger onderwijs heeft als « doel gediplomeerden op te leiden die beantwoorden aan zijn [...] doelstellingen » (artikel 4, § 1, eerste zin, van hetzelfde decreet).
B.9.2. Het aan een instelling voor hoger onderwijs opgelegde verbod om een student in te schrijven die door een andere instelling werd uitgesloten wegens een fraude begaan bij zijn inschrijving of bij een evaluatie, beperkt diens toegang tot het onderwijs.
Aan de oorsprong van die beperking ligt het frauduleus gedrag van die student.
Een fraude is een handeling die ertoe strekt te bedriegen. Uit de structuur en de bewoordingen van artikel 96, § 1, eerste lid, van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies sluiten, zoals het is gewijzigd bij de bestreden bepaling, blijkt dat fraude gepleegd bij de inschrijving of bij een evaluatie een handeling is die een strengere sanctie vereist dan een « zware fout » in de zin van die bepaling.
B.9.3. De verplichte weigering van inschrijving waarin is voorzien bij de bestreden bepaling veronderstelt het bestaan van een voorafgaande beslissing tot uitsluiting die is genomen door een andere, door de Franse Gemeenschap erkende, instelling voor hoger onderwijs.
Een dergelijke beslissing, die gemotiveerd moet zijn, kan echter slechts worden genomen indien de instelling voor hoger onderwijs de student de mogelijkheid heeft geboden zijn rechten van de verdediging uit te oefenen en indien de uitsluiting een maatregel is die evenredig is met de gepleegde feiten en de ernst ervan.
Een beslissing tot uitsluiting kan bovendien het voorwerp uitmaken van een jurisdictioneel beroep.
B.9.4. De verplichte weigering van inschrijving waarin is voorzien bij de bestreden bepaling betreft slechts de studenten wier naam is opgenomen in de door de « ARES » ontwikkelde en beheerde databank.
De instelling voor hoger onderwijs die een student uitsluit wegens fraude bij de inschrijving of wegens fraude bij de evaluatie, bezorgt diens naam aan de commissaris of de afgevaardigde van de Franse Gemeenschapsregering bij die instelling, welke die naam vervolgens aan de « ARES » doorgeeft.
De door de « ARES » ontwikkelde databank wordt beheerd met inachtneming van de wet van 8 december 1992 « tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens », zodat de student wiens naam in die databank is opgenomen de rechten van de « betrokkene » in de zin van die wet kan uitoefenen, zoals het recht om op de hoogte te worden gebracht van de verwerking van gegevens die op hem betrekking hebben, het recht om informatie te verkrijgen over die verwerking, het recht om zich tegen die verwerking te verzetten wanneer zij niet langer nodig is voor de naleving van het decreet of het recht om de verwerkte gegevens te doen verbeteren (artikelen 9, 10 en 12 van die wet).
B.9.5. De verplichte weigering van inschrijving waarin is voorzien bij de bestreden bepaling betreft enkel de studenten die werden uitgesloten tijdens een van de vijf academiejaren die voorafgaan aan het academiejaar dat in de aanvraag tot inschrijving wordt beoogd.
Het gevolg dat bij de bestreden bepaling aan een beslissing tot uitsluiting op grond van fraude bij de inschrijving of fraude bij de evaluatie wordt verleend, is dus beperkt in de tijd.
B.9.6. De weigering van inschrijving waartoe door de overheden van de instelling voor hoger onderwijs wordt beslist met toepassing van de bestreden bepaling kan het voorwerp uitmaken van een intern beroep bij de academische overheden van de instelling (artikel 96, § 2, eerste zin, van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies sluiten).
Indien dat beroep wordt verworpen, kan de student aan wie de instelling de inschrijving weigert wegens een voorafgaande uitsluiting op grond van fraude bij de inschrijving of op grond van fraude bij de evaluatie, een klacht indienen bij de bij de « ARES » opgerichte « commissie belast met het ontvangen van de klachten van de studenten betreffende een weigering om inschrijving », die het statuut van een « onafhankelijke administratieve [overheid] » heeft (artikel 97, § 1, van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies sluiten). Die commissie verifieert of de formele motivering van de weigeringsbeslissing adequaat is en ze vernietigt de weigering van inschrijving als gegevens die de aanvraag tot inschrijving gunstig zouden kunnen beïnvloeden niet in aanmerking werden genomen bij het interne beroep (artikel 97, § 3, vierde lid, van hetzelfde decreet).
Indien die commissie van mening is dat de klacht van de student onontvankelijk is of indien zij de weigering van inschrijving bevestigt, kan tegen de beslissing van die commissie beroep worden ingesteld bij de Raad van State.
B.9.7. Uit wat voorafgaat blijkt dat de in de bestreden bepaling vervatte beperking van de toegang tot het onderwijs of beperking van het recht op onderwijs, voorzienbaar is en in een redelijk verband van evenredigheid met het nagestreefde legitieme doel staat.
B.10. Het eerste middel is niet gegrond.
Ten aanzien van het tweede middel B.11. Uit de uiteenzettingen van het middel blijkt dat het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid met de artikelen 10, 11 en 24, § 4, van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 2 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, van artikel 96, § 1, eerste lid, 1°, van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies sluiten, zoals het is vervangen bij artikel 43 van het decreet van 25 juni 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/06/2015 pub. 23/07/2015 numac 2015029341 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot wijziging van verschillende bepalingen betreffende het hoger onderwijs sluiten, in zoverre die bepaling, door elke instelling voor hoger onderwijs ertoe te verplichten de inschrijving te weigeren van een student die, tijdens een van de vijf academiejaren die voorafgaan aan zijn aanvraag tot inschrijving, uit een instelling van dat type werd uitgesloten wegens fraude bij de inschrijving of fraude bij de evaluaties, een verschil in behandeling instelt tussen, enerzijds, die student en, anderzijds, de student die, tijdens een van de vijf academiejaren die voorafgaan aan zijn aanvraag tot inschrijving, uit een instelling van dat type werd uitgesloten wegens zware fout, omdat wanneer bij een instelling voor hoger onderwijs een aanvraag om inschrijving van die student werd ingediend, die instelling niet ertoe gehouden is zijn inschrijving te weigeren.
B.12. Artikel 2 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens waarborgt de gelijke behandeling van alle burgers bij de uitoefening van het recht op onderwijs (EHRM, grote kamer, 10 november 2005, Leyla Sahin t. Turkije, § 152).
B.13. Zoals in B.8 is vermeld, onderwerpt de bestreden bepaling door de weigering van inschrijving van een student die door een instelling voor hoger onderwijs werd uitgesloten wegens fraude bij de inschrijving of fraude bij de evaluaties « automatisch » te maken, « bepaalde onaanvaardbare gedragingen » aan « verschrikkelijke sancties », teneinde te vermijden dat die gedragingen worden « gebanaliseerd » en omdat sommige gedragingen strenger dienen te worden bestraft dan andere.
B.14. Wanneer de decreetgever van oordeel is dat sommige gedragingen moeten worden afgekeurd, behoort het tot zijn beoordelingsbevoegdheid de ernst van een dergelijke gedraging en de gestrengheid waarmee zij moet worden bestraft, te beoordelen en te beslissen over het meest opportune soort van sanctie. Hij mag in bijzonder zware sancties voorzien in aangelegenheden waarin de afgekeurde gedragingen de belangen van de gemeenschap ernstig kunnen aantasten.
Het Hof zou zich op het aan de decreetgever voorbehouden domein begeven, indien het bij de vraag over de verantwoording van een verschil tussen normen waarbij in sancties wordt voorzien, zijn onderzoek, wat de gestrengheid van de sancties betreft, niet beperkte tot de gevallen waarin de keuze van de decreetgever dermate onsamenhangend is dat zij dat verschil in behandeling kennelijk onredelijk maakt.
B.15. Zelfs indien zowel de zware fout in de zin van artikel 96, § 1, eerste lid, 4°, van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies sluiten als de beide soorten van fraude bedoeld in artikel 96, § 1, eerste lid, 1°, van hetzelfde decreet dermate onaanvaardbare gedragingen zijn dat zij tot een beslissing tot uitsluiting uit een instelling voor hoger onderwijs kunnen leiden, wordt in geval van fraude bij de inschrijving en fraude bij de evaluatie verondersteld dat handelingen worden gesteld die, door het misleidende karakter ervan, bedoeld zijn om de geloofwaardigheid van het onderwijssysteem als algemeen belang zeer ernstig te schaden.
B.16. Het in B.11 beschreven verschil in behandeling tussen studenten is derhalve niet zonder redelijke verantwoording.
B.17. Het tweede middel is niet gegrond.
Ten aanzien van het derde middel B.18. Uit de uiteenzetting van het middel blijkt dat het Hof wordt verzocht uitspraak te doen over de bestaanbaarheid met de artikelen 10, 11 en 24, § 3, eerste lid, eerste zin, van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 13, lid 2, onder c), van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, van artikel 96, § 1, eerste lid, 1°, van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies sluiten, zoals het is vervangen bij artikel 43, 1°, a), van het decreet van 25 juni 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/06/2015 pub. 23/07/2015 numac 2015029341 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot wijziging van verschillende bepalingen betreffende het hoger onderwijs sluiten, in zoverre die bepaling een strengere beperking op de toegang tot het onderwijs instelt dan die waarin was voorzien bij de oorspronkelijke versie van artikel 96, § 1, van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies sluiten, en bijgevolg een aanzienlijke en niet-verantwoorde vermindering van het niveau van bescherming van het recht op toegang tot het onderwijs zou vormen.
B.19.1. Zoals in B.6.3 is vermeld, verzet artikel 13, lid 2, onder c), van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten zich tegen de aanneming van maatregelen die zouden ingaan tegen het doel van de volkomen gelijke toegang tot het hoger onderwijs.
B.19.2. Die bepaling bevat een standstill-verplichting die eraan in de weg staat dat de bevoegde wetgever het beschermingsniveau dat geboden wordt door de van toepassing zijnde wetgeving, in aanzienlijke mate vermindert zonder dat daarvoor redenen zijn die verband houden met het algemeen belang.
B.19.3. In tegenstelling tot hetgeen werd geoordeeld in de arresten nrs. 33/92, 40/94, 28/2007, 56/2008 en 53/2013, veronderstelt zulks dat rekening dient te worden gehouden met de wetgeving die van toepassing was voordat de bestreden bepaling werd genomen en niet meer met de reglementering die bestond op 21 juli 1983, datum van inwerkingtreding van het voormelde Verdrag.
B.20.1. In de eerste versie ervan machtigde artikel 96 van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies sluiten, vermeld in B.1.1, de overheden van de instellingen voor hoger onderwijs ertoe de inschrijving te weigeren van een student die, in de voorbije vijf jaar, het voorwerp is geweest van een maatregel tot uitsluiting wegens fraude bij de inschrijving of zware fout. De bestreden bepaling legt de overheden van de instellingen voor hoger onderwijs de verplichting op de inschrijving te weigeren van een student die, in de voorbije vijf jaar, het voorwerp is geweest van een maatregel tot uitsluiting wegens fraude bij de inschrijving of bij de evaluaties. Daaruit volgt, voor de studenten die in dat geval zijn, een automatisch verbod van inschrijving in elke instelling voor hoger onderwijs gedurende een periode van vijf jaar.
B.20.2. De bestreden bepaling veroorzaakt derhalve, voor de betrokken studenten, een aanzienlijke vermindering van het recht op de volkomen gelijke toegang tot het hoger onderwijs. Onder de gelding van de vroegere wetgeving beschikten de instellingen voor hoger onderwijs immers over een beoordelingsmarge met betrekking tot de inschrijving van studenten die wegens fraude bij de inschrijving of zware fout uit een andere instelling waren uitgesloten, zodat de toegang van die studenten tot het hoger onderwijs niet a priori en automatisch werd verhinderd.
B.20.3. Uit hetgeen is gesteld in antwoord op het eerste middel, blijkt dat die aanzienlijke vermindering niettemin verantwoord is om redenen van algemeen belang.
B.21. Het derde middel is niet gegrond.
Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.
Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 6 juli 2017.
De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, J. Spreutels