gepubliceerd op 10 mei 2017
Uittreksel uit arrest nr. 30/2017 van 23 februari 2017 Rolnummer 6354 In zake : het beroep tot vernietiging van het decreet van het Vlaamse Gewest van 3 juli 2015 tot invoering van de kilometerheffing en stopzetting van de heffing van het eur Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters E. De Groot en J. Spreutels, en de recht(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 30/2017 van 23 februari 2017 Rolnummer 6354 In zake : het beroep tot vernietiging van het decreet van het Vlaamse Gewest van 3 juli 2015 tot invoering van de kilometerheffing en stopzetting van de heffing van het eurovignet en tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 in dat verband, ingesteld door de vzw « Sigma ».
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters E. De Groot en J. Spreutels, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter E. De Groot, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 10 februari 2016 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 12 februari 2016, heeft de vzw « Sigma », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. D. Blommaert, Mr. J. Ghysels en Mr. Y. Sacreas, advocaten bij de balie te Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld van het decreet van het Vlaamse Gewest van 3 juli 2015 tot invoering van de kilometerheffing en stopzetting van de heffing van het eurovignet en tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 in dat verband (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 10 augustus 2015). (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepalingen en de omvang van het beroep B.1.1. Het bestreden decreet voert, met ingang van 1 april 2016, een kilometerheffing in op het grondgebied van het Vlaamse Gewest. De kilometerheffing is een belasting op het gebruik dat een voertuig maakt van bepaalde wegen. De belasting wordt berekend op het aantal kilometers dat het voertuig op die wegen heeft afgelegd. De afgelegde kilometers worden elektronisch geregistreerd. De belasting is verschuldigd door de houder van het voertuig.
De kilometerheffing zoals zij door het bestreden decreet is ingevoerd, geldt enkel voor vrachtvoertuigen waarvan het maximaal toegestaan totaalgewicht meer dan 3,5 ton bedraagt.
B.1.2. Het decreet beoogt in de eerste plaats de omzetting van de richtlijn 1999/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 1999 betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen. Die richtlijn harmoniseert de voorwaarden waaronder de nationale autoriteiten belastingen, tolgelden en gebruiksrechten kunnen heffen op goederen die over de weg worden vervoerd.
Het decreet beoogt tevens de gedeeltelijke omzetting van de richtlijn 2004/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer in de Gemeenschap. Die richtlijn voorziet in de oprichting van een Europese elektronische tolheffingsdienst ter aanvulling van de nationale elektronische tolheffingsdiensten van de lidstaten.
B.1.3. De richtlijn 1999/62/EG werd onder meer gewijzigd bij de richtlijn 2011/76/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2011. De bevordering van duurzaam vervoer is volgens die richtlijn een centraal onderdeel van het gemeenschappelijke vervoersbeleid. Te dien einde moeten de mate waarin het vervoer aan de klimaatverandering bijdraagt en de negatieve effecten ervan worden verminderd, in het bijzonder de congestieproblemen die de mobiliteit belemmeren, en de luchtverontreiniging en geluidhinder die gezondheids- en milieuschade veroorzaken (considerans 1).
Met het oog op de verduurzaming van het vervoersbeleid moeten de vervoerstarieven een betere afspiegeling vormen van de kosten van de met het verkeer verband houdende luchtverontreiniging, geluidhinder, klimaatverandering en congestie, veroorzaakt door het feitelijke gebruik van alle soorten vervoer, opdat op die manier tegen de laagste economische kosten het gebruik van de infrastructuur wordt geoptimaliseerd, plaatselijke verontreiniging wordt verminderd, de congestie wordt beheerst en de klimaatverandering wordt bestreden. Dit vergt een stapsgewijze aanpak voor alle vervoerstakken, rekening houdend met hun specifieke kenmerken (considerans 5).
In de wegvervoersector zijn tolgelden - op basis van de afgelegde afstand berekende heffingen voor het gebruik van de infrastructuur - een billijk en efficiënt economisch instrument om een duurzaam vervoersbeleid te bereiken; ze houden immers rechtstreeks verband met het gebruik van de infrastructuur, de milieuprestaties van de voertuigen en de tijd en plaats van gebruik van die voertuigen en kunnen bijgevolg worden vastgesteld op een niveau dat de daadwerkelijk door de voertuigen veroorzaakte verontreinigings- en congestiekosten weerspiegelt (considerans 7).
De kosten van de door het verkeer veroorzaakte luchtverontreiniging en geluidhinder, zoals kosten in verband met de gezondheid, met inbegrip van kosten voor gezondheidszorg, oogstverliezen en andere productieverliezen, alsmede de welzijnskosten, worden gedragen binnen de lidstaat waar het vervoer plaatsvindt. Door het in rekening brengen van de externe kosten wordt het beginsel dat de vervuiler betaalt toegepast, wat tot de vermindering van de externe kosten bijdraagt (considerans 10).
B.1.4. De memorie van toelichting bij het bestreden decreet verduidelijkt de strekking van de kilometerheffing : « Volgens artikel 2, b), van richtlijn 1999/62/EG, zoals laatst gewijzigd, bevat een tolgeld een infrastructuurheffing, een externekostenheffing of beide. Er wordt gekozen om de kilometerheffing, daar waar hij wordt ingevoerd als belasting, in te voeren met twee componenten, met name een infrastructuurheffing en een externekostenheffing. In dit geval zijn de infrastructuurheffing en de externekostenheffing als zodanig geen afzonderlijke belastingen. Hun integratie als twee componenten in één en dezelfde kilometerheffing als belasting impliceert dat externe kosten of infrastructuurkosten louter parameters van één en dezelfde belasting zijn » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2014-2015, nr. 370/1, pp. 7-8).
Een infrastructuurheffing is een heffing geïnd met het oog op het terugverdienen van door een lidstaat gemaakte bouw-, onderhouds-, exploitatie- en ontwikkelingskosten in verband met de infrastructuur (artikel 2, b bis), van de richtlijn 1999/62/EG).
Een externekostenheffing is een heffing toegepast met het oog op het terugverdienen van de in een lidstaat opgetreden kosten in verband met de door het verkeer veroorzaakte luchtverontreiniging en/of door het verkeer veroorzaakte geluidhinder (artikel 2, b ter), van de richtlijn 1999/62/EG).
B.1.5. Voorafgaand aan het bestreden decreet, hebben de drie gewesten een samenwerkingsakkoord gesloten : het samenwerkingsakkoord van 31 januari 2014 tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest « betreffende de invoering van de kilometerheffing op het grondgebied van de drie gewesten en tot oprichting van een publiekrechtelijk vormgegeven Interregionaal Samenwerkingsverband Viapass onder de vorm van een gemeenschappelijke instelling zoals bedoeld in artikel 92bis, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen ».
Volgens artikel 2 van dat akkoord beoogt het de samenwerking te regelen tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bij de uitoefening van hun respectieve bevoegdheden inzake het beheer van de wegen en hun aanhorigheden en tot bepaling van het juridisch stelsel van de landwegenis, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, X, eerste lid, 1° en 2°bis, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen.
In dat samenwerkingsakkoord, dat werd gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 24 april 2015Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 24/04/2015 pub. 16/06/2015 numac 2015202744 bron waalse overheidsdienst Samenwerkingsakkoord tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 31 januari 2014 tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de invoering van de kilometerheffing op het grondgebied van de drie gewesten en tot oprichting van een publiekrechtelijk vormgegeven Interregionaal Samenwerkingsverband Viapass onder de vorm van een gemeenschappelijke instelling zoals bedoeld in artikel 92bis, § 1 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen sluiten, hebben de gewesten afspraken gemaakt over de wijze waarop de kilometerheffing wordt ingevoerd en over de oprichting van een publiekrechtelijk vormgegeven interregionaal samenwerkingsverband, genaamd Viapass, dat voor het dagelijks beheer van het kilometerheffingssysteem instaat.
Met respect voor de eigenheid van elk gewest en de na te streven doelstellingen door elk gewest, beoogt het samenwerkingsakkoord die aangelegenheden gezamenlijk af te spreken of die regelingen vast te stellen die zijn vereist om de invoering, de organisatie en handhaving van de kilometerheffing in de drie gewesten doelmatig en kostenefficiënt te realiseren (artikel 2, tweede lid).
B.1.6. Bij decreet van 4 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 04/04/2014 pub. 12/05/2014 numac 2014035497 bron vlaamse overheid Decreet houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord van 31 januari 2014 tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de invoering van de kilometerheffing op het grondgebied van de drie gewesten en tot oprichting van een publiekrechtelijk vormgegeven Interregionaal Samenwerkingsverband Viapass onder de vorm van een gemeenschappelijke instelling zoals bedoeld in artikel 92bis, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen type decreet prom. 04/04/2014 pub. 08/08/2014 numac 2014035499 bron vlaamse overheid Decreet houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord van 27 februari 2014 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de oprichting van een vergunningscoördinerend en -faciliterend comité voor trans-Europese energie-infrastructuurprojecten, ter uitvoering van verordening nr. 347/2013 (1) sluiten heeft het Vlaamse Gewest ingestemd met het samenwerkingsakkoord van 31 januari 2014. Bij decreet van 3 juli 2015Relevante gevonden documenten type decreet prom. 03/07/2015 pub. 22/07/2015 numac 2015035919 bron vlaamse overheid Decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 24 april 2015 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 31 januari 2014 tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de invoering van de kilometerheffing op het grondgebied van de drie gewesten en tot oprichting van een publiekrechtelijk vormgegeven Interregionaal Samenwerkingsverband Viapass onder de vorm van een gemeenschappelijke instelling zoals bedoeld in artikel 92bis, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen sluiten heeft het Vlaamse Gewest ingestemd met het wijzigende samenwerkingsakkoord van 24 april 2015Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 24/04/2015 pub. 16/06/2015 numac 2015202744 bron waalse overheidsdienst Samenwerkingsakkoord tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 31 januari 2014 tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de invoering van de kilometerheffing op het grondgebied van de drie gewesten en tot oprichting van een publiekrechtelijk vormgegeven Interregionaal Samenwerkingsverband Viapass onder de vorm van een gemeenschappelijke instelling zoals bedoeld in artikel 92bis, § 1 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen sluiten.
Het bestreden decreet heeft de in het samenwerkingsakkoord vervatte afspraken uitgevoerd in het Vlaamse Gewest. Dat decreet vormt derhalve de grondslag voor de ingevoerde kilometerheffing. De vaststelling dat sommige bepalingen van het decreet reeds geheel of gedeeltelijk in het samenwerkingsakkoord van 31 januari 2014 zijn vervat, kan daaraan geen afbreuk doen. In weerwil van wat de Vlaamse Regering beweert, is het beroep niet laattijdig ingesteld. De verzoekende partij kon trouwens geen beroep tot vernietiging tegen het samenwerkingsakkoord zelf instellen, aangezien het geen deel uitmaakt van de normen die het Hof vermag te toetsen.
B.1.7. Het beroep strekt tot de gehele vernietiging van het bestreden decreet. Het Hof beperkt zijn onderzoek evenwel tot de bepalingen waartegen daadwerkelijk grieven zijn aangevoerd.
De grieven aangevoerd door de vzw « Algemene Belgische Schoonmaak Unie » kunnen slechts in aanmerking worden genomen in zoverre zij aansluiten bij de in het verzoekschrift geformuleerde middelen.
Artikel 87, § 2, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof staat immers niet toe, in tegenstelling tot artikel 85, dat in een memorie van tussenkomst nieuwe middelen worden geformuleerd.
Ten aanzien van het eerste middel B.2. Het eerste middel is afgeleid uit een schending van de artikelen 5, 39 en 134 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 2 en 19, § 3, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen en met de artikelen 2, § 1, en 7 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen.
Bij een overtreding van de Vlaamse regelgeving inzake de kilometerheffing kan - net als bij de andere heffingen in de Vlaamse Codex Fiscaliteit - een administratieve geldboete tussen 50 en 1 250 euro worden opgelegd op basis van artikel 3.18.0.0.1, § 1, van die Codex (Parl. St., Vlaams Parlement, 2014-2015, nr. 370/1, p. 25).
De verzoekende partij voert aan dat de machtiging in artikel 10, § 1, van het bestreden decreet aan personeelsleden van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en het Waalse Gewest om buiten het grondgebied van het Vlaamse Gewest administratieve geldboetes te innen, het territorialiteitsbeginsel schendt. Ook artikel 10, § 2, van het bestreden decreet zou de grenzen van het grondgebied van het Vlaamse Gewest overschrijden.
B.3. Artikel 10 van het bestreden decreet bepaalt : « § 1. De bevoegde personeelsleden van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en het Waalse Gewest worden gemachtigd om, namens en voor rekening van het Vlaamse Gewest, de overeenkomstig de bepalingen van titel 2, hoofdstuk 4, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 opgelegde administratieve geldboete te innen naar aanleiding van een wegcontrole op het grondgebied van hun gewest. § 2. Wanneer bij de controle op de weg blijkt dat er in hoofde van de houder van het voertuig in kwestie niet-betaalde administratieve geldboeten bestaan voor een of meerdere van de andere gewesten, dan int het bevoegde personeelslid ook al die openstaande administratieve geldboeten. Het bedrag van de administratieve geldboeten dat betrekking heeft op overtredingen gepleegd in een ander gewest, wordt onverwijld en integraal doorgestort aan het gewest in kwestie ».
B.4. De artikelen 5, 39 en 134 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 2 en 19, § 3, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen en met de artikelen 2, § 1, en 7 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, hebben een exclusieve territoriale bevoegdheidsverdeling tot stand gebracht. Een zodanig stelsel veronderstelt dat het onderwerp van iedere regeling die een gewestwetgever uitvaardigt, moet kunnen worden gelokaliseerd binnen het gebied waarvoor hij bevoegd is, zodat iedere concrete verhouding of situatie slechts door één enkele wetgever wordt geregeld.
B.5.1. De bestreden bepaling voorziet niet in de bestuurlijke beboeting van overtredingen die zich buiten het grondgebied van het Vlaamse Gewest voordoen.
B.5.2. Paragraaf 1 van de bestreden bepaling slaat op de inning van administratieve geldboetes opgelegd door het Vlaamse Gewest. De machtiging aan de bevoegde personeelsleden van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en het Waalse Gewest om, namens en voor rekening van het Vlaamse Gewest, die administratieve geldboetes te innen naar aanleiding van een wegcontrole op hun eigen grondgebied, situeert de bestreden maatregel niet buiten het grondgebied van het Vlaamse Gewest. De opdracht om de openstaande administratieve geldboetes op het grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en het Waalse Gewest daadwerkelijk te innen, moet door die gewesten zelf worden gegeven. De machtiging « voorziet enkel in de toelating voor een ander gewest om, indien het dit wenst, in geval van een wegcontrole meteen ook de bedragen toebehorend aan het Vlaamse Gewest, in naam en voor rekening van laatstgenoemde te ontvangen, indien dit kadert in een wegcontrole die het andere gewest uitoefent met betrekking tot de eigen kilometerheffing. Dit behelst geenszins een verplichting voor het andere gewest om dit ook effectief te doen » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2014-2015, nr. 370/1, p. 12).
B.5.3. Paragraaf 2 van de bestreden bepaling slaat op de inning van administratieve geldboetes op het grondgebied van het Vlaamse Gewest.
Hij geeft, wat het Vlaamse Gewest betreft, de opdracht aan de controlerende personeelsleden om ook de openstaande administratieve geldboetes opgelegd door het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en het Waalse Gewest voor rekening van die gewesten te innen. De vaststelling dat die administratieve geldboetes door een ander gewest zijn opgelegd, situeert de bestreden maatregel niet buiten het grondgebied van het Vlaamse Gewest. Zoals het Vlaamse Gewest, hebben het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en het Waalse Gewest de betrokken personeelsleden gemachtigd om de opgelegde administratieve geldboete te innen naar aanleiding van een wegcontrole op het grondgebied van hun gewest. Het bedrag van de administratieve geldboeten dat betrekking heeft op overtredingen gepleegd in een ander gewest, wordt onverwijld en integraal doorgestort aan het gewest in kwestie.
B.5.4. Beide paragrafen van het voormelde artikel 10 vormen de nadere uitwerking, voor het Vlaamse Gewest, van de samenwerking inzake controle en handhaving, zoals door de gewesten onderling afgesproken in het in B.1.5 vermelde samenwerkingsakkoord.
Artikel 11, § 2, van dat samenwerkingsakkoord bepaalt : « De partijen verlenen elkaar spontaan bijstand voor de inning van de administratieve geldboetes.
Wanneer bij de controle op de weg van een voertuig blijkt dat er in hoofde van de houder van het gecontroleerde voertuig niet-betaalde administratieve geldboetes bestaan voor een of meerdere gewesten, dan mag de bevoegde handhavingsautoriteit al deze openstaande administratieve geldboetes innen. Het bedrag van de administratieve geldboetes die betrekking hebben op overtredingen gepleegd in een ander gewest, wordt onverwijld en integraal doorgestort aan dat gewest ».
Naar luid van de parlementaire voorbereiding van de bestreden bepaling wordt met die gezamenlijke afspraak « een sluitend systeem van intergewestelijke inningsbijstand gecreëerd met respect voor het territorialiteitsbeginsel en de autonome handhavingsbevoegdheid van elk gewest » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2014-2015, nr. 370/1, p. 12).
B.5.5. Het aanknopingspunt van de plaats waar de controle op de weg van een voertuig plaatsvindt, voor wat de inning van de boete betreft (artikel 10, §§ 1 en 2, van het bestreden decreet) en het aanknopingspunt van de plaats waar de overtreding plaatsvindt, voor wat de begunstigde van de boete betreft (artikel 10, § 2, van het bestreden decreet), vinden hun grondslag in artikel 11, § 2, van het voormelde samenwerkingsakkoord en strekken ertoe de maatregelen te lokaliseren binnen het grondgebied waarvoor elk gewest bevoegd is, zodat iedere concrete situatie, conform de gezamenlijke afspraak, slechts door één enkele wetgever wordt geregeld.
B.6.1. De autonomie die de federale overheid en de gemeenschappen of de gewesten binnen hun eigen bevoegdheidssfeer hebben, verhindert in beginsel dat de ene overheid een dienst die tot een andere overheid behoort zonder instemming van deze laatste ertoe verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van het beleid van die eerste overheid.
B.6.2. Zoals uit B.3 en B.5.2 blijkt, houdt de bestreden bepaling geen verplichting, doch enkel een toelating in aan de bevoegde personeelsleden om hun medewerking te verlenen aan de inning van de administratieve geldboetes opgelegd door een ander gewest. Opdat de personeelsleden van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en het Waalse Gewest de administratieve geldboeten daadwerkelijk kunnen innen, dienen zij daartoe overeenkomstig het voormelde samenwerkingsakkoord de opdracht te krijgen van het betrokken gewest, wat daadwerkelijk bij artikel 27 van het decreet van het Waalse Gewest van 16 juli 2015 « tot invoering van een kilometerheffing voor het wegengebruik door zware vrachtwagens » en bij artikel 28, tweede lid, van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 29 juli 2015 « tot invoering van een kilometerheffing in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor zware voertuigen bedoeld of gebruikt voor het vervoer van goederen over de weg, ter vervanging van het Eurovignet » is gebeurd.
B.7. Het eerste middel is niet gegrond.
Ten aanzien van het tweede middel B.8. Het tweede middel is afgeleid uit een schending van de artikelen 170 en 172 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en met het rechtszekerheidsbeginsel.
De verzoekende partij voert aan dat artikel 19 van het bestreden decreet een bepaling invoert die de Vlaamse Regering ertoe machtigt de wegenlijst in bijlage 2 van het bestreden decreet aan te passen en aldus essentiële bestanddelen van de belasting te wijzigen.
B.9. Artikel 19 van het bestreden decreet heeft artikel 2.4.4.0.2 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 vervangen door de volgende bepaling : « Art. 2.4.4.0.2. De hoogte van het tarief Tz, vermeld in artikel 2.4.4.0.1, 1°, uitgedrukt in eurocent wordt als volgt bepaald : Tz = F x (Bt + a X A + b X G + c X En + d X Et + e X Ep + f X Ex), Waarbij : 1° F = factor, die 1 is voor de wegen of wegsegmenten, vermeld in punt 3°, die limitatief opgesomd zijn in bijlage 2, en 0 voor alle andere wegen of wegsegmenten;2° Bt = basistarief van de heffing, met waarde 11,3 eurocent;3° A = variatie in functie van wegtype W met een tarief dat hoger is dan nul eurocent, gedifferentieerd volgens de volgende tabel :
wegtype (W)
A
autosnelwegen en autosnelwegenringen
0
overige gewestwegen met een tarief hoger dan nul eurocent
0
gemeentewegen met een tarief hoger dan nul eurocent
0
De wegen of wegsegmenten die onder een van de wegtypes, vermeld in de bovenstaande tabel, vallen, worden limitatief opgesomd in bijlage 2; 4° G = variatie in functie van gewichtsklasse van het voertuig, gedifferentieerd volgens de volgende tabel :
maximaal toegestane totaalgewicht
G
maximaal toegestane totaalgewicht hoger dan 3,5 ton en lager dan 12 ton
- 5,0
maximaal toegestane totaalgewicht hoger dan of gelijk aan 12 ton en niet hoger dan of gelijk aan 32 ton
0
maximaal toegestane totaalgewicht hoger dan 32 ton
0,4
5° En = variatie in functie van de hoogte van de EURO-emissieklasse, vermeld in artikel 1.1.0.0.2, vijfde lid, 1; 6° Et = variatie in functie van de tijd;7° Ep = variatie in functie van de plaats; 8° Ex = toeslag in functie van de door het voertuig veroorzaakte externe kosten, in functie van de hoogte van de EURO-emissieklasse, gedifferentieerd volgens de volgende tabel :
EURO-emissieklasse
Ex
EURO 5 of EEV of hoger
1,1
EURO 4
3.2
EURO 3
6,3
overige EURO-emissieklassen
8,3
Vanaf 1 januari 2018 wordt volgende tabel toegepast :
EURO-emissieklasse
Ex
EURO 6 of hoger
1,1
EURO 5 of EEV
2,1
EURO 4
3.2
EURO 3
6,3
overige EURO-emissieklassen
8,3
9° a, b, c, d, e, en f = factoren die een invloed uitoefenen op het gewicht van respectievelijk A, G, En, Et, Ep en Ex, waarbij a = 1, b = 1, c = 0, d = 0, e = 0, en f = 1. De Vlaamse Regering wordt ertoe gemachtigd om de wegenlijst in bijlage 2, vermeld in het eerste lid, 1°, aan te passen aan : 1° naamswijzigingen van de erin opgenomen wegen;2° wijzigingen van de categorisering van de erin opgenomen wegen. De bedragen, vermeld in het eerste lid, worden met ingang van 1 juli 2017 op 1 juli van elk jaar geïndexeerd met behulp van de coëfficiënt die wordt verkregen door het algemene indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk, voor de maand mei van het lopende jaar te delen door het algemene indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk voor de maand mei van het jaar 2016. Daarbij worden de volgende afrondingen toegepast : 1° de coëfficiënt wordt afgerond op het hogere of lagere tienduizendste naargelang het cijfer van de honderdduizendsten al of niet vijf bereikt;2° na de toepassing van de coëfficiënt wordt het verkregen bedrag afgerond op de hogere of lagere eurocent naargelang het cijfer van het duizendste al of niet vijf bereikt. Als de factor F, vermeld in het eerste lid, 1°, gelijk is aan 1, mag het tarief nooit lager zijn dan nul eurocent ».
B.10. Uit die bepaling volgt dat de kilometerheffing in het Vlaamse Gewest slechts verschuldigd is voor de kilometers die op bepaalde wegen worden afgelegd. Zij worden limitatief opgesomd in bijlage 2 van de voormelde Codex, toegevoegd bij het bestreden decreet : « Bijlage 2 - De wegtypes, vermeld in artikel 2.4.4.0.2, 3° De wegen die onder een wegtype als vermeld in artikel 2.4.4.0.2, 3°, vallen zijn de volgende, voor zover ze zich situeren op het grondgebied van het Vlaamse Gewest : 1) Autosnelwegen, incl.bretelwegen, autosnelwegenringen en op- en afritten : Autosnelwegen :
A1
E19
Brussel - Mechelen - Antwerpen - grens NL (Breda)
A2
E314
Leuven - Lummen - grens NL (Heerlen)
A3
E40
Brussel - Leuven - grens Wallonië (Luik)
A4
E411
Brussel - grens Wallonië (Namen)
A7
E19
Brussel (R0) - grens Wallonië (Bergen)
A8
E429
Halle (Ring om Halle incl. N203a) - grens Wallonië (Doornik)
A10
E40
Brussel - Gent - Brugge - Oostende
A11
E34
Antwerpen - Zelzate, tot en met de kruising met de R4-West
A12
Brussel - Boom - Antwerpen - grens NL (Bergen-op-Zoom)
A13
E313
Antwerpen - Hasselt - grens Wallonië (Luik)
A14
E17
Antwerpen - Gent - grens FR (Lille)
A17
E403
Brugge - Kortrijk - grens Wallonië (Doornik)
A18
E40
Jabbeke - Veurne - grens FR (Duinkerken)
A19
Kortrijk - Ieper
A21
E34
Antwerpen (Ranst) - grens NL (Eindhoven)
A25
E25
Luik (Wallonië) - Maastricht (Nl) thv Voeren (op- en afritten-complex N602)
A112
(N186)
Antwerpen/Jan de Voslei
A201
Brussel - Zaventem
Autosnelwegringen
R0
Ring om Brussel
R1
Ring om Antwerpen
R4
Ring om Gent, exclusief de R4-Oost tussen de kruising met de E34 en de kruising met de N70
R8
Ring om Kortrijk
2) Overige gewestwegen met een tarief hoger dan nul eurocent :
N1
Brussel - Antwerpen - grens NL (Breda)
N2
Brussel - Hasselt - grens NL (Maastricht)
N3
Brussel - grens Wallonië (Luik)
N4
Brussel - grens Wallonië (Namen)
N5
Brussel - grens Wallonië (Charleroi)
N6
Brussel - grens Wallonië (Bergen)
N7
Halle - grens Wallonië (Doornik)
N8
Brussel - Ninove - Oudenaarde - Kortrijk - Ieper - Koksijde
N9
Brussel - Gent - Brugge - Oostende
N10
Mortsel - Diest
N20
Hasselt - grens Wallonië (Luik)
N31
(E403)
Brugge - Zeebrugge, excl.N31 Zeebrugge tot en met de kruising met de N348
N49
(E34)
Antwerpen - Zelzate - Maldegem - Knokke (Knokke-Heist), excl. N49 van Westkapelle tot aan de kruising met de R4-West
N50
Brugge - Ingelmunster - Kortrijk - grens Wallonië (Bergen)
N60
Gent - Oudenaarde - Ronse - grens Wallonië (Leuze)
N70
Gent - Antwerpen
N80
Hasselt - grens Wallonië (Namen)
N186
Antwerpen (Jan de Voslei)
».
B.11. Uit de artikelen 170, § 2, en 172, tweede lid, van de Grondwet kan worden afgeleid dat geen enkele belasting kan worden geheven en dat geen enkele vrijstelling van belasting kan worden verleend zonder instemming van de belastingplichtigen, uitgedrukt door hun vertegenwoordigers. Daaruit volgt dat de fiscale aangelegenheid een bevoegdheid is die te dezen door de Grondwet aan het decreet wordt voorbehouden en dat elke delegatie die betrekking heeft op het bepalen van een van de essentiële elementen van de belasting in beginsel ongrondwettig is.
De voormelde grondwetsbepalingen gaan evenwel niet zover dat ze de decreetgever ertoe zouden verplichten elk aspect van een belasting of van een vrijstelling zelf te regelen. Een aan een andere overheid verleende bevoegdheid is niet in strijd met het wettigheidsbeginsel voor zover de machtiging voldoende nauwkeurig is omschreven en betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van maatregelen waarvan de essentiële elementen voorafgaandelijk door de decreetgever zijn vastgesteld.
Tot de essentiële elementen van de belasting behoren de aanwijzing van de belastingplichtigen, de belastbare materie, de heffingsgrondslag, de aanslagvoet en de eventuele belastingvrijstellingen.
B.12. De bestreden bepaling machtigt de Vlaamse Regering ertoe de wegenlijst in bijlage 2 aan te passen, enerzijds, aan naamswijzigingen van de erin opgenomen wegen en, anderzijds, aan wijzigingen van de categorisering van de erin opgenomen wegen.
Uit de bewoordingen van die bepaling blijkt dat de tweevoudige machtiging om de wegenlijst aan te passen slechts betrekking heeft op « de erin opgenomen wegen ». De Vlaamse Regering kan geen wegen toevoegen of weglaten in de lijst, zodat zij de heffingsgrondslag niet vermag te verruimen of te beperken. Zij mag enkel de wegen in de lijst herschikken, naar aanleiding van hun gewijzigd administratiefrechtelijk statuut, binnen de drie wegtypes waarin artikel 19 van het bestreden decreet voorziet : (1) autosnelwegen en autosnelwegenringen, (2) overige gewestwegen met een tarief hoger dan nul eurocent, (3) gemeentewegen met een tarief hoger dan nul eurocent.
De bestreden bepaling biedt derhalve een voldoende waarborg dat de kilometerheffing niet zonder de instemming van de decreetgever kan worden geheven en dat evenmin een vrijstelling van de kilometerheffing kan worden verleend zonder de instemming van de decreetgever.
B.13. Wanneer een wijziging van de bestuurlijke categorisering van een reeds in de lijst opgenomen weg ertoe leidt dat de Vlaamse Regering die weg in bijlage 2 onder een ander wegtype klasseert, hetgeen het bedrag van de kilometerheffing zou kunnen beïnvloeden, steunt die herschikking op een voldoende nauwkeurig omschreven machtiging, die ertoe strekt de regeling van de kilometerheffing aan te passen aan de bestuurlijke categorisering van de wegen en op die manier de coherentie en voorzienbaarheid van de toepasselijke regelgeving te vrijwaren.
Het mag immers redelijkerwijze worden aangenomen dat de bestuurlijke indeling van de wegen om redenen van mobiliteit en wegbeheer en niet om fiscale redenen wordt gewijzigd. Het staat aan de bevoegde rechter daarop toe te zien.
B.14. Het tweede middel is niet gegrond.
Ten aanzien van het derde middel B.15. Het derde middel is afgeleid uit een schending van de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het rechtszekerheidsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel als algemeen beginsel van het recht van de Europese Unie.
De verzoekende partij voert aan dat het decreet geen onderscheid maakt tussen, enerzijds, voertuigen waarvan het maximaal toegestane totaalgewicht meer dan 3,5 ton bedraagt en die daadwerkelijk worden gebruikt voor het vervoer van goederen en, anderzijds, voertuigen waarvan het maximaal toegestane totaalgewicht meer dan 3,5 ton bedraagt die weliswaar bestemd zijn voor het vervoer van goederen maar daar niet daadwerkelijk voor worden gebruikt, of naar gelang van het soort goederen dat zij vervoeren.
B.16. Artikel 11, 5°, van het bestreden decreet heeft artikel 1.1.0.0.2, vijfde lid, van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 vervangen door wat volgt : « In titel 2, hoofdstuk 4, wordt verstaan onder : [...] 6° voertuig : een motorvoertuig of een samenstel van voertuigen, bedoeld of gebruikt, al dan niet uitsluitend, voor het vervoer over de weg van goederen, waarvan het maximaal toegestane totaalgewicht meer dan 3,5 ton bedraagt; [...] ».
B.17. Uit de tekst van die bepaling, meer bepaald uit de woorden « bedoeld of gebruikt », blijkt dat alle voertuigen die zijn bestemd voor het vervoer van goederen over de weg, ongeacht of zij daadwerkelijk goederen vervoeren, principieel aan de kilometerheffing zijn onderworpen, voor zover het maximaal toegestane totaalgewicht meer dan 3,5 ton bedraagt.
Die uitlegging wordt in de parlementaire voorbereiding van het bestreden decreet bevestigd door de verwijzing naar artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 15 maart 1968Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/03/1968 pub. 16/03/2005 numac 2005000019 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de motorvoertuigen en hun aanhangwagens moeten voldoen. - Duitse vertaling type koninklijk besluit prom. 15/03/1968 pub. 03/06/2014 numac 2014014295 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, meer bepaald naar de voertuigen van categorie N2 en N3 vermeld in die bepaling. Die voertuigen worden daarin respectievelijk omschreven als « voor het vervoer van goederen ontworpen en gebouwde voertuigen met een maximummassa van meer dan 3,5 ton, doch niet meer dan 12 ton » en « voor het vervoer van goederen ontworpen en gebouwde voertuigen met een maximummassa van meer dan 12 ton ».
Uit de parlementaire voorbereiding blijkt voorts dat het vervoer van goederen in ruime zin moet worden geïnterpreteerd : « Zo worden bijvoorbeeld ook werktuigen als ' goederen ' beschouwd » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2014-2015, nr. 370/1, p. 13).
B.18. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is. Dat beginsel verzet er zich overigens tegen dat categorieën van personen die zich ten aanzien van de aangevochten maatregel in wezenlijk verschillende situaties bevinden, op identieke wijze worden behandeld, zonder dat daarvoor een redelijke verantwoording bestaat.
Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.
B.19. Het komt de wetgever toe de grondslag van de belasting vast te stellen. Hij beschikt ter zake over een ruime beoordelingsbevoegdheid.
Fiscale maatregelen maken immers een wezenlijk onderdeel uit van het sociaaleconomische beleid. Zij zorgen niet alleen voor een substantieel deel van de inkomsten die de verwezenlijking van dat beleid mogelijk moeten maken, maar zij laten de wetgever ook toe om sturend en corrigerend op te treden en op die manier het sociale en economische beleid vorm te geven.
De maatschappelijke keuzen die bij het inzamelen en het inzetten van middelen moeten worden gemaakt, behoren derhalve tot de beoordelingsvrijheid van de wetgever. Het Hof vermag een dergelijke beleidskeuze, alsook de motieven die daaraan ten grondslag liggen, slechts af te keuren indien zij op een manifeste vergissing zouden berusten of indien zij kennelijk onredelijk zouden zijn.
B.20. Rekening houdend met die ruime beoordelingsvrijheid en met de doelstelling van de kilometerheffing, die ertoe strekt de door het wegvervoer veroorzaakte kosten op te vangen op het vlak van mobiliteit (verkeerscongestie en weginfrastructuur), milieu (luchtvervuiling en geluidshinder) en verkeersveiligheid (wegdekslijtage en ongevallenreductie), is het niet zonder redelijke verantwoording dat de decreetgever geen onderscheid maakt tussen de zware voertuigen naargelang zij al dan niet goederen vervoeren of naargelang het soort goederen - werktuigen of andere goederen - dat zij vervoeren.
De voertuigen die zijn bestemd voor het vervoer van goederen over de weg mogen redelijkerwijze worden geacht een groot deel van de tijd dat zij zich op de openbare weg begeven daadwerkelijk goederen te vervoeren. De voertuigen die werktuigen vervoeren mogen redelijkerwijze worden geacht in soortgelijke mate als voertuigen die andere goederen vervoeren de bovenvermelde kosten inzake mobiliteit, milieu en verkeersveiligheid met zich mee te brengen.
B.21. Bij het invoeren van een belasting moet de decreetgever noodzakelijkerwijze rekening houden met de moeilijkheden die, inzonderheid wat betreft de administratieve en infrastructurele kosten voor de invorderende administratie, gepaard gaan met de inning van de belasting.
Zoals de Vlaamse Regering aanvoert, zou een verschil in behandeling tussen de zware voertuigen naargelang zij daadwerkelijk goederen vervoeren of naar gelang van het soort goederen dat zij vervoeren, ertoe nopen dat niet alleen het aantal gereden kilometers van het voertuig wordt geregistreerd maar dat ook de belading van het voertuig zou moeten worden vastgesteld en beoordeeld vooraleer de omvang van de kilometerheffing zou kunnen worden bepaald. Een dergelijke vaststelling en beoordeling zou buitensporige administratieve lasten met zich meebrengen.
B.22. Het rechtszekerheidsbeginsel houdt in dat de wetgever niet op onevenredige wijze afbreuk mag doen aan het beginsel volgens hetwelk iedere belastingplichtige met een minimaal niveau van voorzienbaarheid het belastingstelsel moet kunnen bepalen dat op hem zal worden toegepast.
Uit de bestreden bepaling blijkt dat het voertuig « bedoeld of gebruikt » moet zijn voor het vervoer van goederen over de weg.
Aangezien die bepaling voldoende duidelijk en nauwkeurig is geformuleerd, doet zij niet op discriminerende wijze afbreuk aan het rechtszekerheidsbeginsel.
B.23. Het derde middel is niet gegrond.
B.24. In zoverre het begrip « voertuig » in de bestreden bepaling een loutere omzetting zou zijn van hetzelfde begrip in de richtlijn 1999/62/EG, vraagt de verzoekende partij ten slotte dat het Hof een prejudiciële vraag zou stellen aan het Hof van Justitie over de verenigbaarheid van de betrokken richtlijnbepaling met het unierechtelijke gelijkheidsbeginsel.
Nu uit het onderzoek van het derde middel blijkt dat de aangevoerde grief kennelijk ongegrond is, bestaat er geen aanleiding voor een prejudiciële verwijzing.
Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.
Aldus gewezen in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 23 februari 2017.
De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, E. De Groot