Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 30 januari 2017

Uittreksel uit arrest nr. 163/2016 van 14 december 2016 Rolnummer 6507 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 127 en 128 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, gesteld door de Rechtbank van eerste aa Het Grondwettelijk Hof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter J. Spreutels en de rechters (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2016206602
pub.
30/01/2017
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 163/2016 van 14 december 2016 Rolnummer 6507 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 127 en 128 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik.

Het Grondwettelijk Hof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter J. Spreutels en de rechters J.-P. Moerman en A. Alen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 5 september 2016 in zake Christiane Malherbe en anderen tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 16 september 2016, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 127 en 128 van de Verzekeringswet van 25 juni 1992 de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet in zoverre zij tot gevolg hebben dat het voordeel van de verzekering aangegaan door een onder een stelsel van gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoot ten voordele van de andere echtgenoot een eigen goed van de begunstigde echtgenoot uitmaakt, zonder dat een vergoeding aan de gemeenschap verschuldigd is wanneer onder een stelsel van gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten op dezelfde dag en voor hetzelfde bedrag een levensverzekering ' tak 21 ' afsluiten waarvan zij de begunstigde zijn in geval van leven maar waarvan de andere echtgenoot de begunstigde is in geval van vooroverlijden van de inschrijver ? ».

Op 5 oktober 2016 hebben de rechters-verslaggevers J.-P. Moerman en A. Alen, met toepassing van artikel 71, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, de voorzitter ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht aan het Hof, zitting houdende in beperkte kamer, voor te stellen een arrest te wijzen waarin wordt vastgesteld dat de prejudiciële vraag onontvankelijk is. (...) III. In rechte (...) B.1. Artikel 127 van de wet van 25 juni 1992, dat het opschrift « Verzekeringsprestaties » draagt, bepaalt : « De aanspraken ontleend aan de verzekering die een in gemeenschap van goederen getrouwde echtgenoot ten behoeve van de andere of van zichzelf heeft bedongen is een eigen goed van de begunstigde echtgenoot ».

Artikel 128 van de wet van 25 juni 1992, dat het opschrift « Vergoeding van premiebetalingen » draagt, bepaalt : « Aan het gemeenschappelijk vermogen is geen vergoeding verschuldigd behalve voor zover de premiebetalingen die ten laste van dat vermogen zijn gedaan, kennelijk de mogelijkheden ervan te boven gaan ».

B.2.1. Artikel 10 van de Grondwet bepaalt : « Er is in de Staat geen onderscheid van standen.

De Belgen zijn gelijk voor de wet; zij alleen zijn tot de burgerlijke en militaire bedieningen benoembaar, behoudens de uitzonderingen die voor bijzondere gevallen door een wet kunnen worden gesteld.

De gelijkheid van vrouwen en mannen is gewaarborgd ».

Artikel 11 van de Grondwet bepaalt : « Het genot van de rechten en vrijheden aan de Belgen toegekend moet zonder discriminatie verzekerd worden. Te dien einde waarborgen de wet en het decreet inzonderheid de rechten en vrijheden van de ideologische en filosofische minderheden ».

B.2.2. Artikel 172 van de Grondwet bepaalt : « Inzake belastingen kunnen geen voorrechten worden ingevoerd.

Geen vrijstelling of vermindering van belasting kan worden ingevoerd dan door een wet ».

In artikel 172, eerste lid, van de Grondwet wordt het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie in fiscale aangelegenheden uitgedrukt.

B.2.3. Uit de omstandigheid dat in de prejudiciële vraag het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepalingen met artikel 172, eerste lid, van de Grondwet kan worden afgeleid dat aan het Hof een vraag wordt gesteld over de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre daarin het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie wordt uitgedrukt.

B.3. Dat beginsel sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is. Hetzelfde beginsel verzet zich bovendien ertegen dat categorieën van personen die zich ten aanzien van de desbetreffende maatregel in wezenlijk verschillende situaties bevinden, op identieke wijze worden behandeld, zonder dat daarvoor een redelijke verantwoording bestaat.

Het onderzoek van de bestaanbaarheid van een wetskrachtige bepaling met dat beginsel veronderstelt met name de nauwkeurige identificatie van twee categorieën van personen die het voorwerp uitmaken van een verschil in behandeling dan wel van een gelijke behandeling.

B.4. In de bewoordingen van de prejudiciële vraag wordt niet aangegeven of het Hof wordt verzocht uitspraak te doen over de grondwettigheid van een verschil in behandeling dan wel over de grondwettigheid van een gelijke behandeling.

Evenmin wordt erin aangegeven welke de beoogde categorieën van personen zijn.

B.5. De prejudiciële vraag is onontvankelijk.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De prejudiciële vraag is onontvankelijk.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 14 december 2016.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, J. Spreutels

^