Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 10 februari 2016

Uittreksel uit arrest nr. 167/2015 van 26 november 2015 Rolnummer : 6062 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 31, tweede lid, 4°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afde Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2015205911
pub.
10/02/2016
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 167/2015 van 26 november 2015 Rolnummer : 6062 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 31, tweede lid, 4°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en T. Giet, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 8 oktober 2014 in zake Thierry Bertrand en Sandrine Belen tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 16 oktober 2014, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 31, § 1, 4°, [lees : 31, tweede lid, 4°,] van het WIB 1992 de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet in zoverre de vergoedingen ontvangen tot volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke derving van bezoldigingen, uitgekeerd in het kader van een individueel afgesloten verzekeringscontract ' gewaarborgd inkomen - onvrijwillig verlies van betrekking ', als bezoldigingen belastbaar zijn, terwijl de vergoedingen verkregen ter uitvoering van een individueel verzekeringscontract tegen lichamelijke ongevallen met toepassing van artikel 38, [ § 1,] 8°, van het WIB 1992 worden vrijgesteld ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Artikel 31 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 1992) bepaalt : « Bezoldigingen van werknemers zijn alle beloningen die voor de werknemer de opbrengst zijn van arbeid in dienst van een werkgever. Daartoe behoren inzonderheid : [...] 4° vergoedingen verkregen tot volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke derving van bezoldigingen, daarin begrepen de vergoedingen die worden toegekend in uitvoering van een solidariteitstoezegging als bedoeld in de artikelen 10 en 11 van de wet van 28 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/04/2003 pub. 15/05/2003 numac 2003022481 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid sluiten betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, en de vergoedingen die zijn gevormd door middel van bijdragen en premies als bedoeld in artikel 52, 3°, b, vierde streepje; [...] ».

B.2. De verwijzende rechter vraagt het Hof of die bepaling de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, in zoverre zij de vergoedingen die wegens een tijdelijke derving van bezoldigingen aan de belastingplichtige zijn uitgekeerd krachtens een door de belastingplichtige afgesloten individueel verzekeringscontract om hem tegen het onvrijwillig verlies van betrekking te verzekeren, aan de inkomstenbelasting onderwerpt, terwijl de vergoedingen uitgekeerd ter uitvoering van een individueel verzekeringscontract tegen lichamelijke ongevallen niet aan de belasting worden onderworpen overeenkomstig artikel 38, § 1, 8°, van het WIB 1992 en terwijl de premies verbonden aan het verzekeringscontract « onvrijwillig verlies van betrekking » niet als beroepskosten werden afgetrokken.

B.3. De verwijzende rechter gaat uit van de premisse dat de door de verzoekende partij ontvangen vergoedingen nauw verband houden met het ontvangen van werkloosheidsuitkeringen waarop zij een aanvulling blijken te zijn en dat de band met de beroepsactiviteit dan ook vaststaat. Hij is zodoende van oordeel dat die vergoeding onder het toepassingsgebied van artikel 31, tweede lid, 4°, van het WIB 1992 valt. Het is in die interpretatie dat het Hof de prejudiciële vraag beantwoordt.

B.4. Uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 5 januari 1976, die de in het geding zijnde bepaling in het Wetboek van de inkomstenbelastingen heeft gewijzigd, blijkt dat de wetgever een einde wilde maken aan het stelsel van vrijstelling van sommige vervangingsinkomens die het herstel van een inkomstenderving uitmaken (Parl. St., Senaat, 1975-1976, nr. 742/2, p. 18).

B.5. Door de vergoedingen verkregen tot volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke derving van bezoldigingen in de belastbare inkomsten op te nemen, heeft de wetgever een maatregel genomen die relevant is ten aanzien van die doelstelling.

B.6. Uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 5 januari 1976 die artikel 38, § 1, 8°, in het Wetboek van de inkomstenbelastingen heeft ingevoegd, blijkt dat de wetgever om de volgende redenen heeft gekozen voor het afschaffen van de aftrek van de premies en voor het behoud van de vrijstelling van de wegens een verzekering « lichamelijke schade » ontvangen uitkeringen : « 1° er is geen automatische en noodzakelijke binding tussen de voordelen die de personen, die individuele verzekeringscontracten tegen lichamelijke ongevallen sluiten, voor zichzelf bedingen en de inkomsten die zij verliezen wanneer het risico waartegen zij zich verzekeren werkelijkheid wordt : de premie wordt niet berekend zoals inzake verplichte verzekering tegen de arbeidsongevallen op grond van de winsten, bezoldigingen of baten van de verzekerde, maar wel bepaald op grond van de voordelen waarop deze rekent wanneer het risico werkelijkheid wordt; 2° in feite komt de individuele verzekering tegen lichamelijke ongevallen meer naar voren als een ' spaarverzekering ' dan als een ' verzekering tegen het verlies van inkomsten ' en er zou betwisting kunnen zijn niet zozeer over de manier van aftrek van de premies (alhoewel die aftrek zou kunnen worden opgeëist voor alle categorieën die de verzekering aangaan) maar vooral wanneer het er op aankomt de door sommige verzekerden bekomen voordelen te belasten » (Parl.St., Kamer, 1975-1976, nr. 680/10, p. 25).

B.7. De door de verzekeraar uitgekeerde vergoedingen ter uitvoering van een individueel verzekeringscontract « gewaarborgd inkomen - onvrijwillig verlies van betrekking », ook al worden die vergoedingen forfaitair bepaald, zonder verwijzing naar het bedrag van de beroepsbezoldiging van de begunstigde ervan, en ook al komen zij niet in de plaats van de uitbetaling van werkloosheidsuitkeringen die in de personenbelasting moeten worden aangegeven, vormen een aanvulling die ertoe strekt de derving van bezoldigingen te dekken die door het verlies van de betrekking werd veroorzaakt.

B.8. Hieruit vloeit voort dat de wetgever redelijkerwijs vermocht te oordelen dat vergoedingen uitgekeerd ter uitvoering van een individueel verzekeringscontract « gewaarborgd inkomen - onvrijwillig verlies van betrekking » een vervangingsinkomen uitmaken, dat kan worden beschouwd als de grondslag van de in de in het geding zijnde bepaling bedoelde belasting, in tegenstelling tot de uitkeringen verbonden aan een verzekering « lichamelijk ongeval » die de vergoeding van een ongeval dekken, ongeacht de private of professionele omstandigheden waarin het zich voordoet of de private of professionele gevolgen ervan.

B.9. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 31, tweede lid, 4°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 schendt de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet niet.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 26 november 2015.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, J. Spreutels

^