Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 10 november 2015

Uittreksel uit arrest nr. 141/2015 van 15 oktober 2015 Rolnummer : 6048 In zake : de prejudiciële vragen over het decreet van het Waalse Gewest van 27 oktober 2011 betreffende steunverlening voor banencreatie via de bevordering van beroepsove Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2015204981
pub.
10/11/2015
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 141/2015 van 15 oktober 2015 Rolnummer : 6048 In zake : de prejudiciële vragen over het decreet van het Waalse Gewest van 27 oktober 2011 betreffende steunverlening voor banencreatie via de bevordering van beroepsovergang naar het statuut van zelfstandige als hoofdactiviteit, gesteld door de Raad van State.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, T. Merckx-Van Goey, F. Daoût en T. Giet, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging Bij arrest nr. 228.562 van 29 september 2014 in zake Michel Keul tegen de Waalse Dienst voor Beroepsopleiding en Arbeidsbemiddeling (afgekort « FOREM »), waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 3 oktober 2014, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vragen gesteld : « - Schendt het Waalse decreet van 27 oktober 2011Relevante gevonden documenten type decreet prom. 27/10/2011 pub. 24/11/2011 numac 2011205886 bron waalse overheidsdienst Decreet houdende wijziging van verscheidene decreten betreffende de bevoegdheden van Wallonië type decreet prom. 27/10/2011 pub. 16/11/2011 numac 2011205731 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende steunverlening voor banencreatie via de bevordering van beroepsovergang naar het statuut van zelfstandige als hoofdactiviteit sluiten betreffende steunverlening voor banencreatie via de bevordering van beroepsovergang naar het statuut van zelfstandige als hoofdactiviteit artikel 6, § 1, IX, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen ? - Schendt hetzelfde decreet artikel 6, § 1, VI, eerste lid, 1°, van de voormelde bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten ? - Schenden artikel 1, § 1, en artikel 3, eerste lid, 1°, a), en 2°, a), van het voormelde decreet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre zij de personen die zijn gedomicilieerd of hun maatschappelijke zetel hebben in het Duitstalige deel van het Waalse Gewest van hun toepassingsgebied ratione loci en ratione personae uitsluiten ? ». (...) III. In rechte (...) Ten aanzien van de draagwijdte van de prejudiciële vragen B.1. Aan het Hof worden drie prejudiciële vragen gesteld over het decreet van het Waalse Gewest van 27 oktober 2011 betreffende steunverlening voor banencreatie via de bevordering van beroepsovergang naar het statuut van zelfstandige als hoofdactiviteit (hierna : het decreet « Airbag »).

De eerste vraag betreft de verenigbaarheid van het voormelde decreet met artikel 6, § 1, IX, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, terwijl de tweede vraag de verenigbaarheid van hetzelfde decreet met artikel 6, § 1, VI, eerste lid, 1°, van die bijzondere wet betreft.

De derde vraag betreft de bestaanbaarheid van artikel 1, § 1, en van artikel 3, eerste lid, 1°, a), en 2°, a), van het voormelde decreet met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij de personen die gedomicilieerd zijn of hun maatschappelijke zetel hebben in het Duitstalige gedeelte van het grondgebied van het Waalse Gewest van hun toepassingsgebied ratione loci en ratione personae uitsluiten.

B.2. Artikel 1, § 1, van het decreet « Airbag » bepaalt : « Dit decreet is van toepassing op het Franstalige gedeelte van het grondgebied van het Waalse Gewest ».

Artikel 3, eerste lid, 1°, a), en 2°, a), van hetzelfde decreet bepaalt : « Onder de in dit decreet gestelde voorwaarden kan de financiële incentive verleend worden aan : 1° de persoon die aan het sociaal statuut van de zelfstandige werknemers onderworpen is krachtens het koninklijk besluit nr.38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen en die op cumulatieve wijze voldoet aan de volgende voorwaarden : a) als zelfstandige woonachtig zijn of zijn bedrijfszetel gevestigd hebben in het Franstalige gedeelte van het grondgebied van het Waalse Gewest; [...] 2° aan de persoon die zich voor het eerst in de hoedanigheid van zelfstandige als hoofdactiviteit wenst te vestigen en die op cumulatieve wijze voldoet aan de volgende voorwaarden : a) als zelfstandige woonachtig zijn of zijn bedrijfszetel gevestigd hebben in het Franstalige gedeelte van het grondgebied van het Waalse Gewest ». B.3.1. Uit de feiten van het aan de verwijzende rechter voorgelegde geschil blijkt dat de financiële incentive waarin het in het geding zijnde decreet voorziet, is geweigerd aan de verzoeker om reden dat de maatschappelijke zetel van zijn toekomstige activiteit zich niet in het Franstalige gedeelte van het grondgebied van het Waalse Gewest bevond. De verzoeker voor de verwijzende rechter voert aan dat het decreet betrekking heeft op een vorm van hulp bij de oprichting van ondernemingen en bijgevolg ressorteert onder de gewestbevoegdheid inzake economische expansie bepaald in artikel 6, § 1, VI, eerste lid, 1°, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen, en werpt op dat het in het geding zijnde decreet, door het toepassingsgebied ervan te beperken tot het Franstalige gedeelte van het grondgebied van het Waalse Gewest, te zijnen aanzien een discriminerend verschil in behandeling invoert.

Het enige middel dat de verzoeker voor de verwijzende rechter aanvoert heeft betrekking op de schending, door het decreet « Airbag », van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6, § 1, VI, eerste lid, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen.

B.3.2. In de parlementaire voorbereiding van het in het geding zijnde decreet wordt aangegeven dat de decreetgever de bevoegdheden van het Waalse Gewest inzake tewerkstelling, bepaald in artikel 6, § 1, IX, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen, ten uitvoer heeft willen leggen (Parl. St., Waals Parlement, 2011-2012, nr. 457/3, pp. 12-13). Aldus heeft hij de draagwijdte ervan beperkt tot het Franstalige gedeelte van het grondgebied van het Waalse Gewest, aangezien de aangelegenheid bij decreten van het Waalse Gewest van 6 mei 1999 (Belgisch Staatsblad, 3 juli 1999, p. 25253) en van de Duitstalige Gemeenschap van 10 mei 1999 (Belgisch Staatsblad, 29 september 1999, p. 36533) « betreffende de uitoefening door de Duitstalige Gemeenschap van de bevoegdheden van het Waalse Gewest inzake Tewerkstelling en Opgravingen » aan de Duitstalige Gemeenschap is overgedragen.

B.4. Het Hof moet zich dus uitspreken over de bestaanbaarheid van het in het geding zijnde decreet met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6, § 1, VI, eerste lid, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen.

Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek tot tussenkomst B.5.1. D.M., gedomicilieerd in het Duitse taalgebied, die zich op 1 april 2013 als zelfstandige in hoofdberoep heeft gevestigd, heeft aan het Hof een verzoek tot tussenkomst gericht.

De Waalse dienst voor Beroepsopleiding en Arbeidsbemiddeling (hierna : « FOREM »), verwerende partij voor de verwijzende rechter, en de Waalse Regering betwisten het belang van de tussenkomende partij.

B.5.2. Artikel 87, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof bepaalt : « Wanneer het Grondwettelijk Hof, bij wijze van prejudiciële beslissing, uitspraak doet op vragen als bedoeld in artikel 26, kan ieder die van een belang doet blijken een memorie aan het Hof richten binnen dertig dagen na de bekendmaking voorgeschreven in artikel 74.

Hij wordt daardoor geacht partij in het geding te zijn ».

B.5.3. Uit artikel 3 van het decreet « Airbag » blijkt dat de personen die zich voor het eerst als zelfstandige in hoofdberoep wensen te vestigen en die zich aansluiten bij een erkende socialeverzekeringskas voor zelfstandige werknemers uiterlijk binnen drie maanden te rekenen van de datum van de beslissing tot toekenning van de incentive, de financiële incentive waarin het voorziet, kunnen genieten.

Het zesde lid van hetzelfde artikel bepaalt dat, in afwijking van de voorwaarde met betrekking tot de eerste vestiging als zelfstandige in hoofdberoep, de zelfstandige die zich voor de tweede keer wil vestigen als zelfstandige in hoofdberoep, de financiële incentive kan aanvragen onder de in het voormelde lid vermelde voorwaarden.

B.5.4. De tussenkomende partij heeft geen financiële incentive aangevraagd op grond van het in het geding zijnde decreet, terwijl zij sinds één jaar en negen maanden als zelfstandige in hoofdberoep is gevestigd, en kan dus geen aanspraak maken op de hoedanigheid van « persoon die zich wenst te vestigen ».

De mogelijkheid dat de tussenkomende partij zich voor een tweede keer als zelfstandige in hoofdberoep zou willen vestigen en in die hoedanigheid zou verzoeken om het voordeel te genieten van de in artikel 3, zesde lid, van het decreet « Airbag » bepaalde afwijking, is een situatie die te hypothetisch is om het actuele belang van D.M. om tussen te komen, te verantwoorden.

B.6. Het verzoek tot tussenkomst is niet ontvankelijk.

Ten gronde B.7. Zoals is vermeld in B.3.2 heeft de Waalse decreetgever, met het aannemen van het in het geding zijnde decreet, de bevoegdheden van het Waalse Gewest inzake tewerkstelling, bepaald in artikel 6, § 1, IX, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen, ten uitvoer willen leggen.

B.8.1. Op het ogenblik van de aanneming van het decreet « Airbag » vielen onder de bevoegdheden van de gewesten, luidens het voormelde artikel 6, § 1, IX : « Wat het tewerkstellingsbeleid betreft : 1° De arbeidsbemiddeling;2° de programma's voor wedertewerkstelling van de niet-werkende werkzoekenden, met uitsluiting van de programma's voor wedertewerkstelling in de besturen en de diensten van de federale overheid of die onder het toezicht van deze overheid ressorteren en met uitsluiting van de overeenkomsten bedoeld in afdeling 5 van hoofdstuk II van het koninklijk besluit nr.25 van 24 maart 1982 tot opzetting van een programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sector.

Voor iedere binnen het raam van een arbeidsovereenkomst in een wedertewerkstellingsprogramma geplaatste niet-werkende werkzoekende, kent de federale overheid een financiële tegemoetkoming toe, waarvan het bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit vastgestelde bedrag overeenstemt met een werkloosheidsvergoeding.

De financiële tussenkomst bedoeld in het vorige lid kan schommelen in functie van de periode gedurende dewelke de wedertewerkgestelde werkzoekende ingeschreven is als werkzoekende en geen werk heeft. Het bedrag van die tussenkomst wordt vastgesteld in akkoord met de Gewestregeringen.

De federale overheid kent eveneens de financiële tegemoetkoming toe, bedoeld in het tweede lid, voor een aantal werknemers, tewerkgesteld op basis van een arbeidsovereenkomst of op basis van een statuut, gelijk aan het aantal betrekkingen dat gehandhaafd is onder de betrekkingen die de dag vóór de opheffing van de wedertewerkstellingsprogramma's door een gewest in het kader van die programma's ingevuld waren. [...] ».

B.8.2. De bevoegdheden inzake tewerkstellingsbeleid, bij de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen overgedragen aan de gewesten, zijn bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988 tot wijziging van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen uitgebreid. Die uitbreiding is als volgt verantwoord in de parlementaire voorbereiding van de bijzondere wet : « Artikel 3, § 13, van dit ontwerp vervangt artikel 6, § 1, IX, 1° en 2°, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen, en heeft tot doel aan de Gewesten de ruimste middelen toe te kennen om een tewerkstellingsbeleid te voeren, aangepast aan hun sociaal-economische toestand.

In dit perspectief hebben de Gewesten de bevoegdheid om : 1° werkzoekenden, al dan niet werkloos, te plaatsen.Zowel voor een gewone werkaanbieding uit de privé- of openbare sector als voor een werkaanbieding in het kader van een programma tot wedertewerkstelling van werklozen, selecteert de gewestelijke arbeidsbemiddelingsdienst de kandidaten en stelt hij ze voor aan de werkgever in functie van de criteria die door deze laatste werden vastgesteld. Zoals het thans geldt, moet een werkzoekende, al dan niet werkloos, ingeschreven zijn in het Gewest van zijn woonplaats; hij mag zich echter laten inschrijven in de andere Gewesten. Een werkaanbieding moet ingeschreven zijn in het Gewest van de plaats van tewerkstelling; zij mag ingeschreven zijn in de andere Gewesten; 2° eender welk type wedertewerkstellingsprogramma op te richten en er werklozen in te plaatsen met uitzondering van de programma's bedoeld voor de administraties en de diensten van de nationale overheid of onder haar toezicht geplaatst.De bestaande reglementering met betrekking tot de overeenkomsten bedoeld in afdeling 5 van het K.B. nr. 25 van 24 maart 1982, gesloten vóór de inwerkingtreding van deze wet, blijft van kracht tot aan het verstrijken van de geldigheidsduur van het Interdepartementaal Begrotingsfonds.

De financiering van de wedertewerkstellingsprogramma's wordt verzekerd door de Gewesten die daartoe van de nationale overheid de nodige middelen krijgen via twee kanalen : 1° voor iedere uitkeringsgerechtigde volledig werkloze, geplaatst in een door het Gewest opgericht wedertewerkstellingsprogramma, ontvangt het Gewest vanwege de nationale overheid een financiële tegemoetkoming waarvan het bedrag overeenstemt met een werkloosheidsvergoeding.Het bedrag van deze vergoeding wordt vastgesteld bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit voor zover de plaatsing geschiedt in het kader van een arbeidsovereenkomst; 2° in toepassing van de bijzondere financieringswet ontvangt elk Gewest een budgettaire enveloppe die het geheel van de lasten omvat die verband houden met de plaatsing van werklozen in de wedertewerkstellingsprogramma's, met uitzondering van het bedrag van de werkloosheidsuitkering. De nationale overheid blijft echter bevoegd voor de eventuele vrijstelling van werkgeversbijdragen vermits deze vrijstelling ressorteert onder de sociale zekerheid.

Artikel 3, § 15, van dit ontwerp voegt aan artikel 6 van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen een § 3bis, 1°, toe, waarbij in een overleg tussen de betrokken Executieven en de betrokken nationale overheid voorzien wordt, om de uitwisseling van informatie mogelijk te maken tussen de diensten voor beroepsopleiding, werkloosheid en bemiddeling evenals over de initiatieven die de wedertewerkstellingsprogramma's van werklozen betreffen » (Parl. St., Kamer, B.Z. 1988, nr. 516/1, pp. 18-19).

B.9.1. In haar advies over het voorontwerp van decreet dat heeft geleid tot de aanneming van het decreet « Airbag » had de afdeling wetgeving van de Raad van State opgemerkt dat het ontworpen decreet niet kon ressorteren onder de bevoegdheden die artikel 6, § 1, IX, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen aan het Waalse Gewest toekent inzake tewerkstellingsbeleid. Volgens haar bestond het werkelijke en concrete onderwerp van het decreet erin een aanvullende financieringsbron te bieden aan een persoon die zijn eigen economische activiteit opstart teneinde hem in staat te stellen die activiteit te ontwikkelen om ze beroepshalve te kunnen uitoefenen onder het statuut van zelfstandige. Het ging derhalve om een vorm van hulp bij de oprichting van een onderneming, hulp die valt onder de gewestbevoegdheden inzake het beleid met betrekking tot de economische expansie, vervat in het « economisch beleid » zoals bedoeld in artikel 6, § 1, VI, eerste lid, 1°, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen (Parl. St., Waals Parlement, 2011-2012, nr. 457/1, pp. 11-12).

B.9.2. Terwijl een lid van de bevoegde commissie naar dat advies verwees en vaststelde dat de maatregel een impact had op het niveau van het economisch beleid aangezien de betrokkene goederen en diensten kon voortbrengen en rijkdom kon creëren, of op zijn beurt een mogelijke werkgever kon worden, heeft de minister geantwoord : « In de geest van de Waalse Regering is de ' Airbag-regeling ' aanvankelijk opgevat als een tewerkstellingsmaatregel uitgaande van het Waals instituut voor alternerende opleiding en zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen (' IFAPME '), van de begeleidingsstructuren voor zelftewerkstelling (' SAACE '), waaraan men de zelfstandigen heeft toegevoegd, die van hun bijberoep een hoofdberoep maken, aangezien zij een baan creëren en een andere vrijmaken. De filosofie van het ontwerpdecreet berust dus op de tewerkstelling. Beter nog, het is de ' FOREM ' die de regeling zal beheren met de aan die dienst toegewezen kredieten ».

De minister heeft erkend : « dat er inderdaad een economisch aspect is, alsook dat er duidelijke economische gevolgen zijn. De regeling kan bijdragen tot de totstandkoming van activiteiten, tot fiscale opbrengsten of tot het scheppen van bijkomende banen. Die regeling had tot de portefeuille ' economie ' van minister Marcourt kunnen behoren. Trouwens minister Marcourt heeft zich die reeds toegeëigend, aangezien hij die in de Small Business Act heeft opgenomen als een belangrijke maatregel. Een en ander toont werkelijk aan dat verschillende ministers dat dossier bij de Waalse Regering hebben verdedigd » (Parl. St., Waals Parlement, 2011-2012, nr. 457/3, pp. 7, 12 en 13).

B.10. De bevoegdheidsverdeling tussen de verschillende componenten van de federale Staat berust op het exclusiviteitsbeginsel, dat veronderstelt dat elke rechtssituatie in beginsel slechts door één wetgever kan worden geregeld. Indien een regeling, zoals te dezen, aanleunt bij meerdere bevoegdheidstoewijzingen, dient het Hof uit te maken waar het zwaartepunt van de geregelde rechtssituatie ligt.

B.11. In de parlementaire voorbereiding van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen wordt, in verband met de bevoegdheid van de gewesten inzake economisch beleid, bedoeld in artikel 6, § 1, VI, eerste lid, 1°, van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen gepreciseerd : « Het Gewest is bevoegd voor de hulp aan ondernemingen of exploitatie-eenheden van het Gewest, in het kader van de expansiewetten, met inbegrip van de regels voor toepassing van de wetgeving en de reglementering op de gewestelijke economische expansie.

Onder voorbehoud van de verder vermelde uitzonderingen en beperkingen, [bevat] deze bevoegdheid van het Gewest onder meer : 1° De hulp aan in moeilijkheden verkerende industriële en dienstverlenende ondernemingen;2° De hulp aan kleine en middelgrote industriële en dienstverlenende ondernemingen en het toekennen van de voordelen ter voldoening aan de wetgeving en de reglementering betreffende de economische expansie van de kleine en middelgrote ondernemingen;3° Het toekennen van de voordelen toegestaan in uitvoering van de wetten en reglementen betreffende de gewestelijke economische expansie;4° De reglementering betreffende de toekenning van fiscale voordelen » (Parl.St., Senaat, 1979-1980, nr. 434/1, pp. 27-28).

B.12.1. Alvorens te zijn overgedragen aan de gewesten, was de aangelegenheid van de economische expansie geregeld door de wet van 17 juli 1959 tot invoering en ordening van maatregelen ter bevordering van de economische expansie en de oprichting van nieuwe industrieën, alsook door de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie.

In de parlementaire voorbereiding van de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie werd gepreciseerd dat « de eerste doelstelling van de expansiewetten [...] steeds [is] geweest bij te dragen tot het scheppen van nieuwe arbeidsplaatsen » (Parl. St., Senaat, 1969-1970, nr. 354, p. 3).

B.12.2. Op 25 juni 1992 heeft de decreetgever een decreet aangenomen tot wijziging van de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie. Het ging erom gevolg te geven aan de bevoegdheidsoverdracht die ter zake tot stand is gekomen bij de bijzondere wetten tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980 en van 8 augustus 1988. Dat decreet maakte het mogelijk iedere natuurlijke of rechtspersoon die is opgericht in de vorm van een handelsvennootschap een investeringspremie toe te kennen onder de door de Regering vastgestelde voorwaarden.

B.12.3. De aangelegenheid heeft vervolgens het voorwerp uitgemaakt van een algemene hervorming door de aanneming, op 11 maart 2004, van vijf decreten : het decreet betreffende de gewestelijke incentives ten gunste van de grote ondernemingen, het decreet betreffende de ontsluitingsinfrastructuur voor economische bedrijvigheid, het decreet betreffende de incentives om de milieubescherming en het duurzame energiegebruik te begunstigen, het decreet betreffende de gewestelijke incentives ten gunste van kleine en middelgrote ondernemingen, en ten slotte het decreet betreffende de erkenning en de subsidiëring van de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling.

Het decreet betreffende de incentives om de milieubescherming en het duurzame energieverbruik te begunstigen, voorziet in incentives in de vorm van investeringspremies of van een vrijstelling van de onroerende voorheffing voor, met name, natuurlijke personen met de hoedanigheid van handelaar of die een zelfstandig beroep uitoefenen en een investeringsprogramma verwezenlijken in het kader van hun onderneming, teneinde het milieu te beschermen of energie te besparen.

Het decreet betreffende de gewestelijke incentives ten gunste van kleine en middelgrote ondernemingen richt zich eveneens tot de kleine en de middelgrote ondernemingen die in het decreet worden gedefinieerd als, met name, de natuurlijke personen met de hoedanigheid van handelaar of die een zelfstandig beroep uitoefenen. Het belast de Regering ermee incentives die de vorm kunnen aannemen van premies of van een vrijstelling van de onroerende voorheffing, toe te kennen aan de ondernemingen die een investeringsprogramma verwezenlijken of die verrichtingen doorvoeren die op bepalende wijze bijdragen aan de duurzame ontwikkeling. Luidens artikel 7 van het decreet kan de Regering, onder de voorwaarden en op de wijze die zij bepaalt, aan de zeer kleine ondernemingen een werkgelegenheidspremie toekennen voor banencreatie, waarvan het bedrag groter kan zijn voor de eerste werknemer.

Ten slotte maakt het decreet betreffende de erkenning en de subsidiëring van de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling het mogelijk subsidies toe te kennen aan de « gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling », « mire » genoemd, die acties moeten uitvoeren met het oog op de inschakeling in het arbeidsproces en de begeleiding van de in het decreet bedoelde gerechtigden met het oog op de inschakeling in een duurzame en kwaliteitsvolle baan (artikel 2 van het decreet). Als gerechtigden worden met name bedoeld de niet-werkende werkzoekenden, de werkzoekenden die weer ingeschakeld worden op de arbeidsmarkt, de personen die in aanmerking komen voor het leefloon of voor gelijkwaardige financiële sociale bijstand, een werknemer die is aangeworven in het kader van een overgangsbetrekking, of nog, in het kader van een startbaanbetrekking. De « mire » moeten een samenwerkingscontract sluiten met de « FOREM », die aan elke « mire » die daarom verzoekt, een document moet toezenden waaruit blijkt dat de niet-werkende of daarmee gelijkgestelde werkzoekenden daadwerkelijk die hoedanigheid hebben wanneer zij beweren de in het decreet bepaalde maatregelen te kunnen genieten.

B.13. Het in het geding zijnde decreet « Airbag » voorziet in een financiële incentive voor de personen die zijn onderworpen aan het sociaal statuut van de zelfstandigen die hun zelfstandige activiteit in bijberoep uitoefenen en zich ertoe verbinden die activiteit voort te zetten of uit te breiden, alsook de personen die zich voor de eerste keer wensen te vestigen als zelfstandige in hoofdberoep, of nog, de personen die zich voor de tweede keer als zelfstandige in hoofdberoep wensen te vestigen, onder de in het decreet bepaalde voorwaarden.

De « FOREM » onderzoekt de door de aanvrager ingediende aanvraag om een financiële incentive en bezorgt die vervolgens aan het selectiecomité dat is samengesteld uit een vertegenwoordiger van de minister die bevoegd is voor tewerkstelling, een vertegenwoordiger van de « FOREM », een vertegenwoordiger van het Waals instituut voor alternerende opleiding en zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen, een vertegenwoordiger van de Waalse overheidsdienst, operationeel directoraat-generaal Economie, Werk en Onderzoek, departement Werk en Beroepsopleiding, een vertegenwoordiger van de Waalse overheidsdienst, operationeel directoraat-generaal Begroting, Logistiek en Informatie- en Communicatietechnologieën, departement Begroting en Boekhouding, een vertegenwoordiger van het Agentschap Economische Stimulering en twee vertegenwoordigers van de representatieve organisaties van de ondernemingen en zelfstandigen (artikel 7 van het decreet).

Luidens artikel 6 van het decreet zijn de criteria voor de selectie van de dossiers : « 1° voor de begunstigden bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, de beroepservaring of -vaardigheid, beoordeeld o.a. op basis van de bedrijfsresultaten van de twee vorige jaren; voor de begunstigden bedoeld in artikel 3, eerste lid, 2°, de toepasselijkheid van de opleiding t.o.v. het overwogen beroepsproject en van het potentieel van betrokken bedrijfssector; voor de begunstigden bedoeld in artikel 3, zesde lid, de antwoorden gebracht om in te spelen op de motieven van het einde van de activiteit van zelfstandige als hoofdbezigheid; 2° de uitvoerbaarheid van het project en het onmiddellijk operationele karakter ervan, beoordeeld o.a. op basis van afdoende financiële elementen en van een evaluatie van de sociaal-economische omgeving van het project; 3° het bestaan van een potentiële markt waardoor het project uitvoerbaar is;4° de mogelijke ontwikkeling van de overwogen activiteit ». B.14.1. Zoals blijkt uit de in B.9.2 aangehaalde parlementaire voorbereiding heeft de decreetgever de aanneming van het in het geding zijnde decreet in het kader van de uitoefening van zijn bevoegdheid inzake tewerkstelling verantwoord door de omstandigheid dat de zelfstandige die de financiële incentive kan genieten, zijn eigen betrekking creëert en bijgevolg een andere betrekking vrijmaakt.

Zoals in die parlementaire voorbereiding is erkend, had de maatregel « tot de portefeuille ' economie ' kunnen behoren », waarbij de ter zake bevoegde minister zich die heeft toegeëigend in het kader van een plan dat de economische expansie van het Gewest beoogde te versterken (Parl. St., Waals Parlement, 2011-2012, nr. 457/3, p. 13).

B.14.2. Uit de parlementaire voorbereiding van de bijzondere wet van 8 augustus 1988, aangehaald in B.8.2, blijkt dat het tewerkstellingsbeleid veeleer is gericht op de werkzoekenden, ongeacht of zij al dan niet werkloos zijn, alsook op de programma's inzake de wedertewerkstelling van werklozen.

Het in het geding zijnde decreet is van zijn kant gericht op de personen die een statuut van zelfstandige hebben en hun activiteit wensen te ontwikkelen, alsook op de personen die zich voor de eerste of tweede keer wensen te vestigen als zelfstandige in hoofdberoep. De financiële incentive waarin het voorziet, vertoont, wegens de aard ervan en de personen die daarmee worden beoogd, meer gelijkenissen met de maatregelen die ertoe strekken de oprichting van ondernemingen te ondersteunen waarin de decreten van 11 maart 2004 voorzien die in het kader van het beleid inzake economische expansie van het Waalse Gewest zijn aangenomen.

Hoewel een betrekking kan worden vrijgemaakt door het gegeven dat de gerechtigde zelfstandige zijn eigen betrekking creëert, zou hieruit echter niet kunnen worden afgeleid dat het gaat om het zwaartepunt van de maatregel, dat het mogelijk maakt te besluiten dat de decreetgever heeft gehandeld in het kader van het tewerkstellingsbeleid. Immers, zoals in B.12.1 is vermeld, is de creatie van banen een van de voornaamste doelstellingen van het beleid inzake economische expansie.

B.15. Uit hetgeen voorafgaat, vloeit voort dat, hoewel de in het geding zijnde regeling aanleunt bij het tewerkstellingsbeleid, het zwaartepunt van de geregelde rechtssituatie - en bijgevolg het werkelijke en concrete voorwerp van de in het geding zijnde maatregel - zich op het niveau bevindt van de hulp aan ondernemingen in het kader van het beleid inzake economische expansie van het Waalse Gewest. Door het toepassingsgebied van het decreet « Airbag » te beperken tot het Franstalige gedeelte van het grondgebied van het Waalse Gewest heeft de decreetgever bijgevolg een verschil in behandeling ingevoerd ten aanzien van de personen die als zelfstandige zijn gedomicilieerd of hun maatschappelijke zetel hebben in het Duitstalige gedeelte van het grondgebied van het Waalse Gewest, dat niet bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6, § 1, VI, eerste lid, 1°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 1, § 1, en artikel 3, eerste lid, 1°, a), en 2°, a), van het decreet van het Waalse Gewest van 27 oktober 2011 betreffende steunverlening voor banencreatie via de bevordering van beroepsovergang naar het statuut van zelfstandige als hoofdactiviteit schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6, § 1, VI, eerste lid, 1°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, in zoverre zij de personen die zijn gedomicilieerd of hun maatschappelijke zetel hebben in het Duitstalige gedeelte van het grondgebied van het Waalse Gewest van hun toepassingsgebied uitsluiten.

Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 15 oktober 2015.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, J. Spreutels

^