gepubliceerd op 08 juli 2015
Uittreksel uit arrest nr. 67/2015 van 21 mei 2015 Rolnummer : 5909 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1675/2, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Gent, afdeling Gent. Het Grondwettelijk samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 67/2015 van 21 mei 2015 Rolnummer : 5909 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1675/2, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Gent, afdeling Gent.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 26 mei 2014 in zake T.P., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 28 mei 2014, heeft het Arbeidshof te Gent, afdeling Gent, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 1675/2, laatste lid Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd door artikel 78 van de Wet van 14 januari 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/01/2013 pub. 01/03/2013 numac 2013009078 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake werklastvermindering binnen justitie type wet prom. 14/01/2013 pub. 31/01/2013 numac 2013009050 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van artikel 405quater van het Strafwetboek en artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden type wet prom. 14/01/2013 pub. 18/04/2013 numac 2013000252 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 405quater van het Strafwetboek en artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden. - Duitse vertaling sluiten houdende diverse bepalingen inzake werklastvermindering binnen Justitie, het standstillbeginsel vervat in artikel 23 van de Grondwet, doordat de schuldenaar die herroepen werd op grond van artikel 1675/15, § 1, eerste lid, 2° Gerechtelijk Wetboek niet meer in de mogelijkheid gesteld wordt een verzoekschrift tot het verkrijgen van een collectieve schuldenregeling in te dienen gedurende een periode van vijf jaar volgend op het vonnis van herroeping op grond van artikel 1675/15, § 1, eerste lid, 2° Gerechtelijk Wetboek, hoewel hij geen bedrieglijke handelingen stelde die de herroeping tot gevolg hadden ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Artikel 1675/2 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt : « Elke natuurlijke persoon, die geen koopman is in de zin van artikel 1 van het Wetboek van Koophandel kan, indien hij niet in staat is om, op duurzame wijze, zijn opeisbare of nog te vervallen schulden te betalen en voor zover hij niet kennelijk zijn onvermogen heeft bewerkstelligd, bij de rechter een verzoek tot het verkrijgen van een collectieve schuldenregeling indienen.
Indien de in het eerste lid bedoelde persoon vroeger koopman is geweest, kan hij dat verzoek slechts indienen ten minste zes maanden na het stopzetten van zijn handel of, zo hij failliet werd verklaard, na de sluiting van het faillissement.
De persoon waarvan de minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsprocedure werd herroepen bij toepassing van artikel 1675/15, § 1, kan gedurende een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de datum van het vonnis van herroeping geen verzoekschrift tot het verkrijgen van een collectieve schuldenregeling indienen ».
B.2. Het Hof wordt gevraagd of het laatste lid van die bepaling bestaanbaar is met de standstill-verplichting vervat in artikel 23 van de Grondwet, doordat een persoon van wie de aanzuiveringsprocedure wordt herroepen op grond van artikel 1675/15, § 1, eerste lid, 2°, van het Gerechtelijk Wetboek, sinds de inwerkingtreding van artikel 78 van de wet van 14 januari 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/01/2013 pub. 01/03/2013 numac 2013009078 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake werklastvermindering binnen justitie type wet prom. 14/01/2013 pub. 31/01/2013 numac 2013009050 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van artikel 405quater van het Strafwetboek en artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden type wet prom. 14/01/2013 pub. 18/04/2013 numac 2013000252 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 405quater van het Strafwetboek en artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden. - Duitse vertaling sluiten houdende diverse bepalingen inzake werklastvermindering binnen justitie, in de onmogelijkheid is om gedurende een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de datum van het vonnis van herroeping een ontvankelijk verzoekschrift tot het verkrijgen van een collectieve schuldenregeling in te dienen, hoewel hij geen bedrieglijke handelingen stelde die de herroeping tot gevolg hadden.
B.3.1. Krachtens artikel 1675/4 van het Gerechtelijk Wetboek dient een vordering tot collectieve schuldenregeling te worden ingeleid bij een verzoekschrift dat beantwoordt aan de in die bepaling omschreven voorwaarden. Krachtens artikel 1675/6 van dat Wetboek dient de rechter in beginsel binnen acht dagen na de indiening van het verzoekschrift uitspraak te doen over de toelaatbaarheid van de vordering. De beschikking van toelaatbaarheid doet een toestand van samenloop ontstaan tussen de schuldeisers en heeft de opschorting van de loop van de interesten en de onbeschikbaarheid van het vermogen van de verzoeker tot gevolg (artikel 1675/7).
B.3.2. Op grond van artikel 1675/15, § 1, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek kunnen de beschikking van toelaatbaarheid en de minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling, op verzoek van de schuldbemiddelaar of van een belanghebbende schuldeiser, worden herroepen door de rechter, wanneer de schuldenaar : « 1° hetzij onjuiste stukken heeft afgegeven met de bedoeling aanspraak te maken op de procedure van gezamenlijke schuldenregeling of deze te behouden; 2° hetzij zijn verplichtingen niet nakomt, zonder dat zich nieuwe feiten voordoen die de aanpassing of herziening van de regeling rechtvaardigen;3° hetzij onrechtmatig zijn lasten heeft verhoogd of zijn baten heeft verminderd;4° hetzij zijn onvermogen heeft bewerkt;5° hetzij bewust valse verklaringen heeft afgelegd ». B.4. De in het geding zijnde bepaling brengt met zich mee dat wanneer de aanzuiveringsprocedure wordt herroepen, de schuldenaar gedurende een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de datum van het vonnis van herroeping in de onmogelijkheid is om een nieuw verzoekschrift tot het verkrijgen van een collectieve schuldenregeling in te dienen, en dit ongeacht de rechtsgrond waarop de herroeping steunt.
B.5.1. Vóór de wijziging bij artikel 78 van de voormelde wet van 14 januari 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/01/2013 pub. 01/03/2013 numac 2013009078 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake werklastvermindering binnen justitie type wet prom. 14/01/2013 pub. 31/01/2013 numac 2013009050 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van artikel 405quater van het Strafwetboek en artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden type wet prom. 14/01/2013 pub. 18/04/2013 numac 2013000252 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 405quater van het Strafwetboek en artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden. - Duitse vertaling sluiten bepaalde artikel 1675/2, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek : « De persoon waarvan de minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling werd herroepen bij toepassing van artikel 1675/15, § 1, eerste lid, 1° en 3° tot 5°, kan gedurende een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de datum van het vonnis van herroeping geen verzoekschrift tot het verkrijgen van een collectieve schuldenregeling indienen ».
Vóór de inwerkingtreding van artikel 78 van de wet van 14 januari 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/01/2013 pub. 01/03/2013 numac 2013009078 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake werklastvermindering binnen justitie type wet prom. 14/01/2013 pub. 31/01/2013 numac 2013009050 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van artikel 405quater van het Strafwetboek en artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden type wet prom. 14/01/2013 pub. 18/04/2013 numac 2013000252 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 405quater van het Strafwetboek en artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden. - Duitse vertaling sluiten gold de wachttermijn van vijf jaar bijgevolg niet wanneer de herroeping van de aanzuiveringsprocedure werd uitgesproken op grond van artikel 1675/15, § 1, eerste lid, 2°, van het Gerechtelijk Wetboek, dat het geval betreft waarin de schuldenaar « zijn verplichtingen niet nakomt, zonder dat zich nieuwe feiten voordoen die de aanpassing of herziening van de regeling rechtvaardigen ».
Krachtens artikel 85 van de wet van 14 januari 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/01/2013 pub. 01/03/2013 numac 2013009078 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake werklastvermindering binnen justitie type wet prom. 14/01/2013 pub. 31/01/2013 numac 2013009050 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van artikel 405quater van het Strafwetboek en artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden type wet prom. 14/01/2013 pub. 18/04/2013 numac 2013000252 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 405quater van het Strafwetboek en artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden. - Duitse vertaling sluiten is artikel 78 in werking getreden op 1 september 2013.
B.5.2. De bij de wet van 14 januari 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/01/2013 pub. 01/03/2013 numac 2013009078 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake werklastvermindering binnen justitie type wet prom. 14/01/2013 pub. 31/01/2013 numac 2013009050 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van artikel 405quater van het Strafwetboek en artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden type wet prom. 14/01/2013 pub. 18/04/2013 numac 2013000252 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 405quater van het Strafwetboek en artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden. - Duitse vertaling sluiten doorgevoerde wijziging van de in het geding zijnde bepaling is het gevolg van het aannemen van een amendement.
De parlementaire voorbereiding vermeldt dienaangaande : « Het voorgestelde amendement strekt ertoe in het wetsvoorstel een hoofdstuk 8/1 in te voegen teneinde de werklast van de griffies van de arbeidsrechtbanken als gevolg van de vele procedures tot collectieve schuldenregeling enigszins te verlichten. Met dit hoofdstuk worden daartoe de volgende wijzigingen aangebracht in boek IV, deel V, titel IV van het Gerechtelijk Wetboek, met als opschrift ' Collectieve schuldenregeling ' » (Parl. St., Kamer, 2011-2012, DOC 53-1804/008, p. 1). « Het eerste artikel van het nieuwe hoofdstuk 8 stelt de verschillende redenen voor de herroeping van de procedure tot collectieve schuldenregeling op gelijke voet. Een schuldenaar die niet aan zijn verplichtingen voldoet, kan na de herroeping van zijn plan opnieuw een verzoek indienen, zonder vijf jaar te hoeven wachten. Om die herhaalde indieningen te beperken, wordt er voorgesteld de termijn van vijf jaar toe te passen die geldt voor de andere redenen in verband met fraude vanwege de schuldenaar. Het gaat om de herroeping van de hele procedure en niet alleen die van het plan. Sommige rechtbanken zouden problemen hebben gehad met de interpretatie van de bepaling. Deze verduidelijking moet het risico van verkeerde interpretaties voorkomen » (Parl. St., Kamer, 2012-2013, DOC 53-1804/016, pp. 78-79).
B.6. Artikel 23 van de Grondwet bepaalt dat ieder het recht heeft om een menswaardig leven te leiden. Daartoe waarborgen de onderscheiden wetgevers, rekening houdend met de overeenkomstige plichten, de economische, sociale en culturele rechten, waarvan ze de voorwaarden voor de uitoefening bepalen. Artikel 23 van de Grondwet bepaalt niet wat die rechten, waarvan enkel het beginsel wordt uitgedrukt, impliceren, waarbij elke wetgever ermee is belast die rechten te waarborgen, overeenkomstig het tweede lid van dat artikel, rekening houdend met de overeenkomstige plichten.
B.7.1. Volgens artikel 1675/3, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek beoogt de collectieve schuldenregeling de schuldenaar « in staat te stellen in de mate van het mogelijke zijn schulden te betalen en tegelijkertijd te waarborgen dat hij zelf en zijn gezin een menswaardig leven kunnen leiden ».
Tijdens de parlementaire voorbereiding verklaarde de bevoegde minister : « De sociale werkers die de mensen met overmatige schuldenlast helpen, getuigen van de wanhoop van deze personen : het in zichzelf gekeerd zijn, de schaamte, het schaarser worden van vrienden en sociale relaties, depressie, onderconsumptie, meer bepaald op medisch vlak, de familiale spanningen die tot een breuk kunnen leiden, de marginalisering, de uitsluiting. De kinderen zijn er de eerste slachtoffers van.
Het is de taak van elke geëvolueerde maatschappij deze plaag aan te pakken.
Men moet benadrukken dat het doelwit wel degelijk de overmatige schuldenlast is, dit wil zeggen de onmogelijkheid het hoofd te bieden aan zijn schulden, en niet de schuldenlast » (Parl. St., Kamer, 1996-1997, nr. 1073/11, p. 3).
B.7.2. Daaruit blijkt dat de wetgever met de mogelijkheid om een collectieve schuldenregeling aan te vragen, heeft beoogd de financiële toestand van de schuldenaar te herstellen met het oog op het leiden van een menswaardig leven.
B.8. Artikel 23 van de Grondwet impliceert een standstill-verplichting, die eraan in de weg staat dat de bevoegde wetgever het beschermingsniveau dat wordt geboden door de van toepassing zijnde wetgeving in aanzienlijke mate vermindert, zonder dat daarvoor redenen zijn die verband houden met het algemeen belang.
B.9. Gelet op het feit dat de collectieve schuldenregeling precies beoogt de schuldenaar en zijn gezin in staat te stellen een menswaardig leven te leiden, is de omstandigheid dat een schuldenaar, ten gevolge van de wijziging van de in het geding zijnde bepaling bij de voormelde wet van 14 januari 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/01/2013 pub. 01/03/2013 numac 2013009078 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake werklastvermindering binnen justitie type wet prom. 14/01/2013 pub. 31/01/2013 numac 2013009050 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van artikel 405quater van het Strafwetboek en artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden type wet prom. 14/01/2013 pub. 18/04/2013 numac 2013000252 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 405quater van het Strafwetboek en artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden. - Duitse vertaling sluiten, gedurende vijf jaar verstoken blijft van het recht om een verzoekschrift tot het verkrijgen van een collectieve schuldenregeling in te dienen, in beginsel een aanzienlijke vermindering van het voorheen bestaande beschermingsniveau.
B.10.1. Uit de parlementaire voorbereiding van artikel 23 van de Grondwet blijkt evenwel dat de Grondwetgever « de burgers [niet] in een passieve rol [wilde dwingen] of tot een passieve houding [aanzetten] », maar integendeel wilde verklaren dat « wie rechten heeft, [...] ook plichten [heeft] » uitgaande van de idee dat « het de plicht van de burger is om mee te werken aan de sociale en economische vooruitgang van de maatschappij waarin hij leeft » (Parl. St., Senaat, B.Z. 1991-1992, nr. 100-2/4°, pp. 16-17). Daarom heeft hij het de wetgevers die hij belast met het waarborgen van de economische, sociale en culturele rechten, mogelijk gemaakt rekening te houden met de « overeenkomstige plichten », zoals verwoord in het tweede lid van artikel 23.
B.10.2. Aan de burgers die de in artikel 23 van de Grondwet vermelde economische, sociale en culturele rechten genieten, kunnen dus verplichtingen worden opgelegd om toegang te verkrijgen tot die rechten. Het woord « daartoe », aan het begin van dat tweede lid, geeft niettemin aan dat die verplichtingen moeten zijn verbonden met de algemene doelstelling die is ingeschreven in het eerste lid van artikel 23, namelijk eenieder in staat te stellen een menswaardig leven te leiden door het genot van de rechten die zijn opgesomd in het derde lid van hetzelfde artikel. Die verplichtingen moeten de personen aan wie zij worden opgelegd, in staat stellen bij te dragen tot de effectieve verwezenlijking van die doelstelling voor henzelf, alsook voor de andere personen die de in artikel 23 opgesomde rechten genieten, en moeten evenredig zijn met de aldus bepaalde doelstelling.
B.11. De bij de wet van 14 januari 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/01/2013 pub. 01/03/2013 numac 2013009078 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake werklastvermindering binnen justitie type wet prom. 14/01/2013 pub. 31/01/2013 numac 2013009050 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van artikel 405quater van het Strafwetboek en artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden type wet prom. 14/01/2013 pub. 18/04/2013 numac 2013000252 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 405quater van het Strafwetboek en artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden. - Duitse vertaling sluiten doorgevoerde wijziging van de in het geding zijnde bepaling betreft personen die in het kader van een collectieve schuldenregeling hun verplichtingen niet nakomen, verplichtingen die te dezen inherent zijn verbonden met de doelstelling om de betrokkene in staat te stellen een menswaardig leven te leiden.
B.12.1. Met betrekking tot de in artikel 1675/15, § 1, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde mogelijkheid voor de rechter om een aanzuiveringsprocedure te herroepen, vermeldt de parlementaire voorbereiding : « Wat het 2° van § 1 [van artikel 1675/15 van het Gerechtelijk Wetboek] aangaat, verkiest de vice-eerste minister de tekst van het ontwerp te behouden. Nochtans dient hierbij te worden vermeld dat de rechter hier toch over een zekere beoordelingsvrijheid beschikt : het kan bijvoorbeeld niet de bedoeling zijn om de regeling te herroepen wanneer de schuldenaar 24 uur te laat is met een betaling. Wellicht is het in dit opzicht dan ook beter in de inleidende zin van § 1, de woorden ' de herroeping... wordt uitgesproken ' te vervangen door ' De herroeping... kan worden uitgesproken '. [...] Wat is de houding van de minister ten aanzien van de draagwijdte van het door de invoering van het woord ' kan ' gecreëerde appreciatieruimte ? Met andere woorden, in welke gevallen wordt, volgens de minister, niettegenstaande zich één van de in 1°-5° [bedoelde] hypotheses voordoet, de herroeping niet uitgesproken ? De vice-eerste minister is van mening dat de herroeping van de regeling bedoeld in § 1 geen automatisch effect kan hebben. Inderdaad, de rechter moet volledig het belang en het opzettelijke en onvergeeflijke karakter van de nalatigheden bedoeld in 1°, 2°, 3° en 5° naar waarde schatten. Hij denkt dus dat het amendement nr. 49 volledig gerechtvaardigd is.
Indien hij de regeling niet herroept rekening houdend met de bijzondere omstandigheden waarin de feiten bedoeld in § 1 werden gepleegd, zal de rechter de schuldenaar eraan herinneren welke zijn verplichtingen en de mogelijke risico's zijn wanneer hij ze niet nakomt. [...] Artikel 1675/15, § 1, beoogt ernstige en ontoelaatbare feiten die in principe de herroeping van de regeling rechtvaardigen, aldus de vice-eerste minister.
Zo kan het feit voor de schuldenaar dat hij zijn verplichtingen niet nakomt, hetzij de herroeping van de regeling rechtvaardigen, hetzij een eenvoudige aanpassing van die regeling overeenkomstig artike1 1675/14, § 2, derde lid, met zich brengen.
De rechter zal de redenen en de omstandigheden onderzoeken waarvoor de schuldenaar zijn verplichtingen niet nagekomen is en zal oordelen of de regeling dient aangepast of herroepen te worden.
Meer algemeen, gelet op het amendement dat beoogt om aan de rechter een ruime beoordelingsbevoegdheid toe te kennen betreffende de opportuniteit om te beslissen over de herroeping van de regeling wanneer de feiten bedoeld in artikel 1675/15, § 1, hem worden meegedeeld, zullen diverse beslissingen genomen kunnen worden rekening houdend met de omstandigheden en het belang van de nalatigheden : - hetzij de herroeping van het plan; - hetzij de terechtwijzing van de schuldenaar en de formulering van verduidelijkingen van de verplichtingen die op deze laatste wegen omwille van de regeling; - hetzij de meer of mindere fundamentele aanpassing van de regeling.
De heer [...] dient een amendement nr. 62 (Stuk nr. 1073/6) in. Dit beoogt in een nieuwe § 4, de schuldeisers ten allen tijde de mogelijkheid te geven om, via een eenvoudige schriftelijke verklaring, de stopzetting van de procedure te vorderen, indien deze louter dilatoir blijkt te zijn.
Hierop dient de vice-eerste minister een amendement nr. 77 (Stuk nr. 1073/9) in. Dit strekt ertoe, in de aanhef van § 1 expliciet - en op dezelfde voorwaarden als diegene die gelden voor de herroeping van de minnelijke of gerechtelijke regeling - te stellen dat de rechter op ieder ogenblik zijn beschikking van toelaatbaarheid kan herroepen. Hij meent hiermee aan de bekommernis van verschillende interveniënten tegemoet te komen » (Parl. St., Kamer, 1996-1997, nr. 1073/11, pp. 91-94).
B.12.2. Daaruit blijkt dat de wetgever met de herroepingsprocedure, onder meer, de verzoekschriften tot het verkrijgen van een collectieve schuldenregeling die om louter dilatoire redenen worden ingediend, heeft willen tegengaan.
Uit de aangehaalde parlementaire voorbereiding blijkt eveneens dat de wetgever aan de rechter die dient te oordelen over een verzoek tot herroeping van een aanzuiveringsregeling, een ruime beoordelingsmarge heeft willen verlenen, om hem toe te laten rekening te houden met alle bijzondere omstandigheden waarin de feiten bedoeld in artikel 1675/15, § 1, eerste lid, 1° tot 5°, van het Gerechtelijk Wetboek, zijn gepleegd. Die feiten dienen, blijkens de aangehaalde parlementaire voorbereiding, in ieder geval een zekere graad van ernst te vertonen om een herroeping te kunnen verantwoorden.
B.13. Een beslissing tot herroeping van een aanzuiveringsprocedure, gegrond op het feit dat de schuldenaar zijn verplichtingen niet nakomt, steunt bijgevolg op een beoordeling door een onafhankelijke en onpartijdige rechter van de ernst van de door die schuldenaar begane nalatigheden en van de omstandigheden waarin die nalatigheden werden begaan.
Krachtens artikel 1675/15, § 1, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek stelt de griffier de schuldenaar in kennis van de datum waarop de zaak betreffende de herroeping aan de rechter wordt voorgelegd, zodat de schuldenaar in de mogelijkheid is om de rechter op de hoogte te brengen van de bijzondere omstandigheden die ertoe zouden hebben geleid dat hij zijn verplichtingen niet kon nakomen. Artikel 1675/15, § 1, eerste lid, 2°, van dat Wetboek bepaalt bovendien dat de rechter die dient te oordelen over de herroeping op grond van het niet-nakomen door de schuldenaar van zijn verplichtingen, rekening dient te houden met « nieuwe feiten [die zich] voordoen die de aanpassing of herziening van de regeling rechtvaardigen ».
B.14. De procedure betreffende de herroeping van een beschikking van toelaatbaarheid of van een minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling bevat aldus voldoende waarborgen om te voorkomen dat een herroeping wordt uitgesproken in het geval waarin het niet-nakomen door de schuldenaar van zijn verplichtingen niet het gevolg is van zijn persoonlijke weloverwogen en onverschoonbare keuze of onvoldoende ernstig blijkt te zijn. De onmogelijkheid om gedurende een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de datum van het vonnis van herroeping een nieuw verzoekschrift tot het verkrijgen van een collectieve schuldenregeling in te dienen, steunt bijgevolg op de keuze van de schuldenaar om in het kader van de procedure betreffende de collectieve schuldenregeling niet mee te werken aan de effectieve verwezenlijking van de met de collectieve schuldenregeling beoogde doelstelling.
B.15. Uit de in B.5.2 vermelde parlementaire voorbereiding van de wet van 14 januari 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/01/2013 pub. 01/03/2013 numac 2013009078 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende diverse bepalingen inzake werklastvermindering binnen justitie type wet prom. 14/01/2013 pub. 31/01/2013 numac 2013009050 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van artikel 405quater van het Strafwetboek en artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden type wet prom. 14/01/2013 pub. 18/04/2013 numac 2013000252 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van artikel 405quater van het Strafwetboek en artikel 2 van de wet van 4 oktober 1867 op de verzachtende omstandigheden. - Duitse vertaling sluiten blijkt dat de wetgever, uitgaande van de vaststelling dat de voorheen bestaande regeling heeft geleid tot een aanzienlijke verhoging van de werklast van de arbeidsrechtbanken, het aangewezen heeft geacht om maatregelen te nemen teneinde die werklast te verminderen. De aldus nagestreefde doelstelling hangt nauw samen met de in B.12.2 vermelde doelstelling om verzoekschriften tegen te gaan die om louter dilatoire redenen worden ingediend en met de meer algemene doelstelling om het recht op een collectieve schuldenregeling te kunnen blijven waarborgen voor de schuldenaars die te goeder trouw meewerken aan de procedure betreffende de collectieve schuldenregeling.
De schuldenaar waarvan de vordering tot collectieve schuldenregeling onontvankelijk wordt verklaard, kan overigens steeds bij de bevoegde rechter verzoeken om betalings- en uitsteltermijnen, onder de voorwaarden bepaald in artikel 1244 van het Burgerlijk Wetboek en in de artikelen 1333 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.
B.16. Gelet op de door de wetgever nagestreefde doelstellingen en rekening houdend met het feit dat de onmogelijkheid om gedurende een periode van vijf jaar een nieuw verzoekschrift tot het verkrijgen van een collectieve schuldenregeling in te dienen, steunt op de keuze van de schuldenaar om in het kader van de procedure betreffende de collectieve schuldenregeling niet mee te werken aan de effectieve verwezenlijking van de met de collectieve schuldenregeling gewaarborgde sociaal-economische rechten, is de in het geding zijnde bepaling, die steunt op redenen die verband houden met het algemeen belang, niet onbestaanbaar met de in artikel 23 van de Grondwet vervatte standstill-verplichting.
B.17. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 1675/2, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek schendt artikel 23 van de Grondwet niet.
Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 21 mei 2015.
De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, A. Alen