gepubliceerd op 05 augustus 2014
Uittreksel uit arrest nr. 87/2014 van 6 juni 2014 Rolnummers : 5647 en 5648 In zake : de prejudiciële vragen over artikel 10, § 1, vierde lid, van het Vlaamse decreet van 19 december 2008 betreffende de organisatie van de openbare centra Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters (...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 87/2014 van 6 juni 2014 Rolnummers : 5647 en 5648 In zake : de prejudiciële vragen over artikel 10, § 1, vierde lid, van het Vlaamse
decreet van 19 december 2008Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
19/12/2008
pub.
24/12/2008
numac
2008036450
bron
vlaamse overheid
Decreet betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn
sluiten betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, gesteld door de Raad van State.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en J. Spreutels, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging Bij arresten van 30 mei 2013 betreffende de OCMW-raadsverkiezingen van 2 januari 2013 respectievelijk in de gemeente Kruibeke (arrest nr. 223.653) en de stad Sint-Niklaas (arrest nr. 223.652), respectievelijk in zake Dimitri Van Laere en Dirck Ruymbeke, met belanghebbende partijen de gemeente Kruibeke en anderen, en in zake Frans Wymeersch en Guido Vergult, met belanghebbende partijen Johan Uytdenhouwen en anderen, waarvan de expedities ter griffie van het Hof zijn ingekomen op 6 juni 2013, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 10, § 1, vierde lid, van het [Vlaamse] decreet van 19 december 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2008 pub. 24/12/2008 numac 2008036450 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn sluiten ' betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn ' het recht om verkozen te worden, zoals gewaarborgd door artikel 8 van de Grondwet, gelezen in samenhang met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat het in geval van een voordrachtsakte van kandidaat-werkende leden voor de raad voor maatschappelijk welzijn die niet voor elke kandidaat-werkend lid een of meer kandidaat-opvolgers vermeldt, in de sanctie van de onontvankelijkheid van de voordrachtsakte voorziet, - terwijl die sanctie, gelet op artikel 10, § 1, vijfde lid, niet van toepassing is wanneer voor de kandidaat-werkende leden weliswaar een kandidaat-opvolger wordt vermeld, maar die kandidaat-opvolger insgelijks als kandidaat-werkend lid wordt voorgedragen en ook effectief wordt verkozen; en - terwijl de sanctie van de onontvankelijkheid van de voordrachtsakte op dezelfde wijze de voorgedragen kandidaat-werkende leden treft voor wie wél een kandidaat-opvolger is vermeld, als de voorgedragen kandidaat-werkende leden voor wie geen kandidaat-opvolger is vermeld ? ».
Die zaken, ingeschreven onder de nummers 5647 en 5648 van de rol van het Hof, werden samengevoegd. (...) III. In rechte (...) B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 10, § 1, vierde lid, van het Vlaamse decreet van 19 december 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2008 pub. 24/12/2008 numac 2008036450 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn sluiten betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (hierna : decreet van 19 december 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2008 pub. 24/12/2008 numac 2008036450 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn sluiten), dat bepaalt : « De voordrachtsakte is alleen ontvankelijk als de voordracht betrekking heeft op kandidaat-werkende leden van verschillend geslacht en als voor elk kandidaat-werkend lid een of meer kandidaat-opvolgers worden vermeld ».
B.2. Het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid van die bepaling met het recht om te worden verkozen, gewaarborgd bij artikel 8, in samenhang gelezen met de artikelen 10 en 11, van de Grondwet, doordat het in geval van een voordrachtsakte van kandidaat-werkende leden voor de raad voor maatschappelijk welzijn die niet voor elk kandidaat-werkend lid een of meer kandidaat-opvolgers vermeldt, de voordrachtsakte onontvankelijk beschouwt, - terwijl die sanctie, gelet op artikel 10, § 1, vijfde lid, niet van toepassing is wanneer voor de kandidaat-werkende leden een kandidaat-opvolger wordt vermeld, maar die kandidaat-opvolger insgelijks als kandidaat-werkend lid wordt voorgedragen en ook effectief wordt verkozen; en - terwijl de sanctie van de onontvankelijkheid van de voordrachtsakte op dezelfde wijze de voorgedragen kandidaat-werkende leden treft voor wie wél een kandidaat-opvolger is vermeld, als de voorgedragen kandidaat-werkende leden voor wie geen kandidaat-opvolger is vermeld.
B.3.1. Artikel 8 van de Grondwet bepaalt : « De staat van Belg wordt verkregen, behouden en verloren volgens de regelen bij de burgerlijke wet gesteld.
De Grondwet en de overige wetten op de politieke rechten bepalen welke de vereisten zijn waaraan men moet voldoen, benevens de staat van Belg, om die rechten te kunnen uitoefenen.
In afwijking van het tweede lid kan de wet het stemrecht regelen van de burgers van de Europese Unie die niet de Belgische nationaliteit hebben, overeenkomstig de internationale en supranationale verplichtingen van België.
Het stemrecht bedoeld in het vorige lid kan door de wet worden uitgebreid tot de in België verblijvende niet-Europese Unie onderdanen, onder de voorwaarden en op de wijze door haar bepaald. [...] ».
De in die grondwetsbepaling bedoelde politieke rechten vinden hun grondslag in het recht van de burger op deelneming aan de uitoefening van de soevereiniteit. Zij betreffen het recht om, als kiezer of als kandidaat, deel te nemen aan de verkiezingen voor de beraadslagende vergaderingen van de federale Staat, de gemeenschappen, de gewesten, de provincies en de gemeenten.
B.3.2. Het kiesrecht en het verkiesbaarheidsrecht zijn fundamentele politieke rechten in een rechtsstaat, die, krachtens de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, zonder discriminatie moeten worden gewaarborgd.
Die rechten zijn evenwel niet absoluut. Zij kunnen worden beperkt op voorwaarde dat die beperkingen een wettig doel nastreven en evenredig zijn met dat doel.
B.3.3. De voormelde waarborgen, waarin de artikelen 8, 10 en 11 van de Grondwet voorzien, gelden niet alleen voor de rechtstreekse verkiezingen van de hiervoor genoemde beraadslagende vergaderingen, maar evenzeer, zoals te dezen, voor onrechtstreekse verkiezingen, waarbij de kandidaat-werkende leden en de kandidaat-opvolgers voor de raad voor maatschappelijk welzijn, overeenkomstig artikel 10, § 1, van het decreet van 19 december 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2008 pub. 24/12/2008 numac 2008036450 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn sluiten, eerst door de verkozenen voor de gemeenteraad worden voorgedragen en vervolgens de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn, overeenkomstig artikel 10, § 3, van hetzelfde decreet, door de gemeenteraad worden verkozen, nadat de gemeenteraad heeft nagegaan of de voordrachtsakte ontvankelijk is overeenkomstig de voorwaarden, vermeld in artikel 10, § 1 (artikel 10, § 2, van hetzelfde decreet).
B.4.1. Volgens de memorie van toelichting bij het ontwerp van decreet dat tot het decreet van 19 december 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2008 pub. 24/12/2008 numac 2008036450 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn sluiten heeft geleid, is het « wenselijk » dat een (kandidaat-)werkend lid een of meer opvolgers heeft, « omdat het de continuïteit van het beleid ten goede komt. Een werkend lid dat ontslag neemt kan hierdoor op een eenvoudige manier opgevolgd worden door zijn opvolger. Om het voldoen aan dit vereiste te waarborgen wordt voorgesteld om dit voor te schrijven op straffe van onontvankelijkheid » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2007-2008, nr. 1701/1, p. 41).
B.4.2. Op grond van de in het geding zijnde bepaling dient, op straffe van onontvankelijkheid, in de voordrachtsakte voor elk kandidaat-werkend lid een of meer kandidaat-opvolgers te worden vermeld.
Die sanctie is niet van toepassing wanneer voor een kandidaat-werkend lid een kandidaat-opvolger wordt vermeld, maar die kandidaat-opvolger eveneens als kandidaat-werkend lid wordt voorgedragen en effectief wordt verkozen.
Artikel 10, § 1, vijfde lid, van het decreet van 19 december 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2008 pub. 24/12/2008 numac 2008036450 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn sluiten laat uitdrukkelijk toe dat dezelfde persoon opvolger kan zijn van twee of meer werkende leden die op dezelfde akte worden voorgedragen en dat dezelfde persoon tegelijk kandidaat-werkend lid en kandidaat-opvolger kan zijn. Aldus kunnen twee kandidaat-werkende leden als elkaars opvolger worden voorgedragen, met als gevolg dat wanneer zij beiden worden verkozen geen van hen een opvolger heeft. In dat geval is de voordracht niet onontvankelijk in tegenstelling tot het geval waarin de voordrachtsakte geen kandidaat-opvolgers vermeldt.
Aldus heeft de decreetgever een verschil in behandeling ingevoerd dat berust op een criterium dat niet pertinent is ten aanzien van het door hem nagestreefde doel dat erin bestaat, zoals in B.4.1 is vermeld, de continuïteit van het beleid in de raad voor maatschappelijk welzijn te benaarstigen.
B.4.3. De onontvankelijkheid treft de voordrachtsakte in haar geheel en geldt dus ten aanzien van de voordracht van elk kandidaat-werkend lid op de voordrachtsakte, ongeacht het feit of voor die kandidaat al dan niet een of meer kandidaat-opvolgers zijn vermeld. Bijgevolg ondergaat de voordracht van kandidaat-werkende leden voor wie, met naleving van het decretale voorschrift, wel een opvolger wordt vermeld, dezelfde sanctie als de voordracht van diegenen voor wie zulks niet het geval was.
Die gelijke behandeling van categorieën van kandidaat-werkende leden die zich in wezenlijk verschillende situaties bevinden, is niet redelijk verantwoord.
B.5. De prejudiciële vraag dient bevestigend te worden beantwoord.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 10, § 1, vierde lid, van het Vlaamse decreet van 19 december 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2008 pub. 24/12/2008 numac 2008036450 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn sluiten betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, schendt artikel 8, in samenhang gelezen met de artikelen 10 en 11, van de Grondwet, in zoverre het in geval van een voordrachtsakte van kandidaat-werkende leden voor de raad voor maatschappelijk welzijn die niet voor elk kandidaat-werkend lid een of meer kandidaat-opvolgers vermeldt, in de sanctie van de onontvankelijkheid van de voordrachtsakte voorziet.
Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 6 juni 2014.
De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, A. Alen