Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 10 april 2014

Uittreksel uit arrest nr. 31/2014 van 27 februari 2014 Rolnummer : 5408 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 4.1.20 tot 4.1.22 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, geste Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit emeritus voorzitter M. Bossuyt, overeenkomstig artikel (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2014202101
pub.
10/04/2014
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 31/2014 van 27 februari 2014 Rolnummer : 5408 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 4.1.20 tot 4.1.22 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, gesteld door de Raad van State.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit emeritus voorzitter M. Bossuyt, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, voorzitter J. Spreutels, en de rechters E. De Groot, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, T. Merckx-Van Goey en F. Daoût, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van emeritus voorzitter M. Bossuyt, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest nr. 219.345 van 14 mei 2012 in zake de nv « Villabouw Francis Bostoen » en anderen tegen het Vlaamse Gewest, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 25 mei 2012, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 4.1.20 tot 4.1.22 van het decreet grond- en pandenbeleid het gelijkheids- en niet-discriminatiebeginsel, zoals vervat in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 16 van de Grondwet en artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol E.V.R.M, nu ofschoon privé actoren en sociale huisvestingsmaatschappijen gelijkaardige verplichtingen worden opgelegd ter realisering van een sociaal woonaanbod overeenkomstig boek IV van het decreet grond- en pandenbeleid, uitsluitend privé actoren ertoe worden verplicht om sociale huurwoningen over te dragen tegen maximumprijzen, terwijl er voor sociale huisvestingsmaatschappijen geen maximumprijzen gelden, en zij de door private actoren overgedragen sociale huurwoningen kunnen verkopen aan de zittende huurder tegen venale waarde, overeenkomstig artikel 43, § 5, van de Vlaamse Wooncode ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de artikelen 4.1.20 tot 4.1.22 van hoofdstuk 3 « Sociale lasten » van titel 1 « Verwezenlijking van een sociaal woonaanbod » van boek 4 « Maatregelen betreffende betaalbaar wonen » van het decreet van het Vlaamse Gewest van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid.

B.2. Bij zijn arrest nr. 145/2013 van 7 november 2013 heeft het Hof het voormelde hoofdstuk 3 vernietigd.

Bijgevolg is de onderhavige prejudiciële vraag zonder voorwerp geworden.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De prejudiciële vraag is zonder voorwerp.

Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 27 februari 2014.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, M. Bossuyt

^