gepubliceerd op 31 juli 2013
Uittreksel uit arrest nr. 67/2013 van 16 mei 2013 Rolnummer 5440 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 2 tot 4 van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen inzake justitie , ingesteld door de vzw « Koninklij(...) Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de rechter(...)
Uittreksel uit arrest nr. 67/2013 van 16 mei 2013 Rolnummer 5440 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 2 tot 4 van de wet van 28 december 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/12/2011 pub. 30/12/2011 numac 2011021116 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake justitie (1) type wet prom. 28/12/2011 pub. 30/12/2011 numac 2011021117 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake justitie (1) type wet prom. 28/12/2011 pub. 03/05/2012 numac 2012000287 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende diverse bepalingen inzake justitie type wet prom. 28/12/2011 pub. 30/12/2011 numac 2011021115 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen sluiten houdende diverse bepalingen inzake justitie (I), ingesteld door de vzw « Koninklijk Verbond van de Vrederechters en Rechters in de politierechtbank van België » en anderen.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de rechters A. Alen, J.-P. Snappe, J. Spreutels, T. Merckx-Van Goey en F. Daoût, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 29 juni 2012 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 2 juli 2012, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 2 tot 4 van de wet van 28 december 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/12/2011 pub. 30/12/2011 numac 2011021116 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake justitie (1) type wet prom. 28/12/2011 pub. 30/12/2011 numac 2011021117 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake justitie (1) type wet prom. 28/12/2011 pub. 03/05/2012 numac 2012000287 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende diverse bepalingen inzake justitie type wet prom. 28/12/2011 pub. 30/12/2011 numac 2011021115 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen sluiten houdende diverse bepalingen inzake justitie (I) (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 december 2011, vierde editie) door de vzw « Koninklijk Verbond van de Vrederechters en Rechters in de Politierechtbank van België », met zetel te 1020 Brussel, Heembeekstraat 2, de vzw « Union professionnelle de la magistrature », met zetel te 5000 Namen, rue du Palais de Justice 5, de vzw « Solidariteitsfonds onder Magistraten », met zetel te 1000 Brussel, Poelaertplein 1, Christian André, wonende te 1330 Rixensart, avenue Josephine Charlotte 42A, Marc Beheyt, wonende te 8310 Assebroek, Koning Boudewijnlaan 49, Albert Billiet, wonende te 8200 Sint-Michiels, Torhoutsesteenweg 477, Jan Pieter Bogaert, wonende te 9111 Sint-Niklaas (Belsele), Kruisstraat 65, Danielle Bogaert, wonende te 9340 Lede, Kloosterstraat 32, Patrick Bols, wonende te 2000 Antwerpen, Leopoldstraat 43, Margareta Bresseleers, wonende te 2000 Antwerpen, Bouwmeestersstraat 11, Kathelyne Brys, wonende te 1740 Ternat, Dreef 21, Björn Bullynck, wonende te 2140 Antwerpen, De Leescorfstraat 27, Anne-Marie Buyse, wonende te 8310 Assebroek, Vossensteert 71, Ilse Caes, wonende te 2018 Antwerpen, Cuylitsstraat 47, Michel Adelin Cauwe, wonende te 9040 Sint-Amandsberg, Beelbroekstraat 91, Joelle Colaes, wonende te 2600 Berchem, Ruytenburgstraat 64, Marc Compernolle, wonende te 8820 Torhout, Maria van Bourgondiëlaan 16, Mia Cottiels, wonende te 9100 Sint-Niklaas, De Meulenaerstraat 26, Annick Cox, wonende te 3500 Hasselt, Paalsteenstraat 186, Rudy Daelemans, wonende te 2018 Antwerpen, Jan Van Rijswijcklaan 87, Annelies De Cauwer, wonende te 9250 Waasmunster, Neerstraat 393, Koenraad De Greve, wonende te 9960 Assenede, Gezustersstraat 6, Dirk De Groote, wonende te 8500 Kortrijk, Tarwelaan 3, Mathieu De Loof, wonende te 8930 Lauwe, Dronckaertstraat 588/0202, Mieke De Pauw, wonende te 9200 Dendermonde, Processiestraat 17, Kristien Deconinck, wonende te 3052 Oud-Heverlee, Kartuizerstraat 23, Bernard Degraeve, wonende te 8310 Sint-Kruis (Brugge), Dampoortstraat 80, Caroline Delesie, wonende te 8560 Wevelgem, Nekkerplas 25, Joseph della Faille de Leverghem, wonende te 7181 Seneffe, chaussée de Bornival 8, Marijke Demedts, wonende te 9000 Gent, Lieven de Winnestraat 57, Christian Denoyelle, wonende te 1830 Machelen, Heirbaan 180, Philippe Descamps, wonende te 8340 Sijsele (Damme), Margriet Diericxstraat 17, Marie-Dominik Desimpelaere, wonende te 9890 Gavere-Vurste, Wannegatstraat 12, Herman D'Espallier, wonende te 2610 Antwerpen, Ceurvorstlaan 4, Eric Dierickx, wonende te 1970 Wezembeek-Oppem, Hertogenlaan 67, Fabienne Duchesne, wonende te 3700 Tongeren, Muntstraat 11, Nicole Dunon, wonende te 3000 Leuven, Engels Plein 33, Annie Duym, wonende te 2950 Kapellen, Bloemenlei 22, Chris Fourie, wonende te 3370 Boutersem, Kerkstraat 32, Patrick Gaudius, wonende te 9000 Gent, Kalandestraat 15/101, Lena Geys, wonende te 2820 Bonheiden, Boslaan 21, Frank Gillijns, wonende te 1745 Opwijk, Steenweg op Merchtem 127, Regina Gymza, wonende te 2350 Vosselaar, Bergeneindsepad 3, Kristine Hänsch, wonende te 1652 Alsemberg, Halsendallaan 71, Els Herregodts, wonende te 3090 Overijse, Smetslaan 29, Philip Hoste, wonende te 9840 De Pinte, Koningin Fabiolalaan 28, Philippe Janssen, wonende te 8790 Waregem, Biezenhof 6, Bert Janssens, wonende te 2600 Berchem, Hof ter Schriecklaan 90, Anne Leys, wonende te 9200 Dendermonde, Kasteelstraat 14, Jacques Maes, wonende te 2018 Antwerpen, Hemelstraat 36, Marie-Elise Mauroy, wonende te 8670 Oostduinkerke, Jacquetlaan 5, Martine Mosselmans, wonende te 1000 Brussel, Hopstraat 71, Sven Mosselmans, wonende te 1740 Ternat, Heirbaan 13B, Margareta Nuyens, wonende te 2600 Berchem, Hof ter Schriecklaan 90, Marleen Nuytinck, wonende te 9940 Evergem, Weststraat 81c, Marleen Nuyts, wonende te 1853 Strombeek-Bever, Ringlaan 42, Tobia Peeters, wonende te 3000 Leuven, Kapucijnenvoer 24/1, Freddy Pieters, wonende te 3001 Heverlee, Lange Hagen 9, Luc Raes, wonende te 8670 Koksijde, Schildknaapstraat 7, Christophe Robbe, wonende te 8510 Kortrijk, Abdijmolenweg 42, Marijke Schautteet, wonende te 9900 Eeklo, Zandvleuge 153, Pieter Schiepers, wonende te 9630 Zwalm, Borstekouterstraat 60, Christophe Snoeck, wonende te 9000 Gent, Kortrijksesteenweg 291, Johan Timmermans, wonende te 8670 Koksijde, Egelantierlaan 5, Michaël Van Brusselen, wonende te 3110 Rotselaar, Heirbaan 46, Johan Van De Velde, wonende te 9230 Wetteren, Jan Broeckaertlaan 41, Alex Van Der Steichel, wonende te 9000 Gent, Abdisstraat 50, Annick Van Hoof, wonende te 2970 Schilde ('s-Gravenwezel), Boterlaarbaan 13, Pol Van Iseghem, wonende te 8940 Wervik, E. Huysstraat 6, Dina Van Laethem, wonende te 9400 Ninove, Brusselstraat 57, Paul Van Lint, wonende te 2980 Zoersel, Molenbaan 10, Maria Van Wilderode, wonende te 1654 Beersel, Steenweg naar Alsemberg 996, Geert Vandaele, wonende te 8610 Kortemark, Lichterveldestraat 24a, Patrick Vandierendonck, wonende te 8210 Zedelgem, Kloosterstraat 81, Marie-Charlotte Vantomme, wonende te 1700 Dilbeek, Kattebroekstraat 23, Alexandre Verhegge, wonende te 9000 Gent, Krijgslaan 159, Patrick Verlooy, wonende te 3360 Korbeek-Lo, Uitbreidingslaan 8, Charles-Philippe Vermylen, wonende te 1200 Brussel, Kapellaan 50, Jan Verschaeren, wonende te 2200 Herentals, Poederleeseweg 230, Yves Werbrouck, wonende te 8800 Roeselare, Stationsdreef 47, Mark Wuyts, wonende te 2820 Rijmenam, Hollakenbaan 12, Marie Allard, wonende te 7900 Leuze-en-Hainaut, rue de Condé 33, Jean-Baptiste Andries, wonende te 4910 Theux, Vertbuisson 308, Christian Bernard, wonende te 1180 Brussel, Winston Churchilllaan 223/12, Vincent Bertouille, wonende te 1480 Tubeke, rue Raymond Luycx, Bernard Bouteiller, wonende te 1410 Waterloo, Clos de Rambouillet 9, Patrick Carolus, wonende te 3221 Nieuwrode, Hooghuis 27, Michel Charpentier, wonende te 4500 Hoei, rue des Augustins 55, René Constant, wonende te 4400 Flémalle, rue de l'Alloue 13, Philippe Culem, wonende te 7011 Ghlin, rue de Mons 55, Marc Dallemagne, wonende te 1150 Brussel, Jean-Baptiste Dumoulinstraat 46, Eric de Formanoir, wonende te 1070 Brussel, Bertauxlaan 66, Isabelle De Saedeleer, wonende te 1180 Brussel, Albert Lancasterlaan 101, Anne Debrule, wonende te 4053 Embourg, rue de Bleurmont 18B, Pierre Dellieu, wonende te 5100 Wépion, rue de l'Eglise 45, Jean-Louis Dellis, wonende te 1420 Eigenbrakel, avenue du Chemin Creux 10, Olivier Delmarche, wonende te 6043 Ransart, rue d'Heppignies 65, Marc Depasse, wonende te 5100 Namen, Fonds des Chênes 191, Benoit Desoignies, wonende te 7040 Quévy-le-Grand, rue des Lanières 10, Marie Desutter, wonende te 6120 Ham-sur-Heure-Nalinnes, rue Tingremont 55, Danièle Devos, wonende te 7011 Ghlin, résidence Moncoureur 24, André Donnet, wonende te 7190 Ecausinnes, rue Emile Vandervelde 31, Jean-Louis Doyen, wonende te 4053 Embourg, rue de Bleurmont 18B, Anne-Catherine Dubé, wonende te 5003 Saint-Marc, rue du Centre 5, Pascale Evrart, wonende te 7387 Honnelles, place du Joncquois 18, Anne-Sophie Favart, wonende te 1180 Brussel, Oude Dieweg 17, Mariella Foret, wonende te 1090 Brussel, Léopold Peretstraat 52, Ludivine Fossoul, wonende te 4000 Luik, boulevard de la Sauvenière 138, Gaëtane Foxhal, wonende te 4130 Esneux, Château de Sainval 1, Vincent-Emmanuel Franskin, wonende te 5500 Dinant, rue de Bonsecours 4, Myriam Gauthier, wonende te 1910 Kampenhout, Fazantendal 5, Ghislaine Goes, wonende te 1380 Lasne, Vieux Chemin de Wavre 95, Brigitte Gribomont, wonende te 6120 Ham-sur-Heure, rue Ranwez 33, Benoit Guévar, wonende te 6001 Marcinelle, rue du Vieux Moulin 13, Valérie Hansenne, wonende te 4400 Awirs (Flémalle), rue Hautepenne 6, Dominique Hautier, wonende te 7500 Doornik, rue du Tir à la Cible 6, Sophie Haway, wonende te 1083 Brussel, Hooitijdstraat 20, Christian Henry, wonende te 7610 Rumes, rue des Déportés 14, Laurence Heusghem, wonende te 1310 Terhulpen, rue Emile Semal 38, Pascal Hoffelinck, wonende te 6700 Aarlen, rue Francq 40, Pascal Hubain, wonende te 1050 Brussel, Franz Merjaystraat 109, Dominique Jeanmoye, wonende te 4218 Couthuin (Héron), rue Jonckeu 14, Catherine Knoops, wonende te 6120 Ham-sur-Heure-Nalinnes, rue Nicolas Monom 5, Thierry Lambert, wonende te 4530 Villers-le-Bouillet, rue Trou du Bois 1A, Stéphane Lempereur, wonende te 1090 Brussel, Eugène Toussaintstraat 60, Marie Christine Leteul, wonende te 7040 Quévy-le-Grand, rue des Lanières 10, Monique Levecque, wonende te 6280 Loverval, Allée du Grand Cheniat 24, Hervé Louveaux, wonende te 1180 Brussel, Sterrenkundigenstraat 32, Patricia Neve, wonende te 1180 Brussel, Directoirelaan 25, Marc Nicaise, wonende te 6000 Charleroi, rue Willy Ernst 7, Jacqueline Olejnik, wonende te 4500 Hoei, rue de la Résistance 7, Marie-Claire Oost, wonende te 7000 Bergen, avenue de Saint-Pierre 33, Christian Parent, wonende te 7860 Lessen, rue François Watterman 30, Yvette Paridaens, wonende te 1020 Brussel, Ledeganckstraat 12, Brieuc Pestiaux, wonende te 1000 Brussel, Gildenstraat 21, Benoît Piret, wonende te 5000 Namen, Rempart de la Vierge 3/21, Marc Pochet, wonende te 5000 Namen, Allée de Menton 17, Hamida Reghif, wonende te 1180 Brussel, Gabriellestraat 118, Philippe Resteau, wonende te 1410 Waterloo, avenue du Manoir 85, Krista Ronsijn, wonende te 7850 Edingen, Louis Isaaclaan 22, Mireille Salmon, wonende te 1170 Brussel, Bien-Fairestraat 4, Anne-Marie Seron, wonende te 1050 Brussel, Defacqzstraat 41/M, Véronique Sevens, wonende te 1910 Kampenhout, Kasteellaan 39, Sophie Sterck, wonende te 1400 Monstreux, Chemin de Bornival 43, Françoise Thonet, wonende te 7050 Erbisoeul, route d'Ath 9, Manuel Vancauwenberghe, wonende te 1050 Brussel, Fernand Neuraystraat 53, Joëlle Vossen, wonende te 1190 Brussel, Meyerbeerstraat 49, Oswald Weber, wonende te 4780 Sankt Vith, Am Freudenstein 12, Anne Weustenraad, wonende te 7011 Bergen (Ghlin), rue de Mons 35, Pierre-André Wustefeld, wonende te 1200 Brussel, Linthoutbosstraat 25, Laure Wynands, wonende te 1170 Brussel, François Ruytinxstraat 27, en Serge Wynsdau, wonende te 1082 Brussel, de Selliers de Moranvillelaan 62. (...) II. In rechte (...) Wat de bestreden bepalingen betreft B.1.1. De artikelen 391 en 392 van het Gerechtelijk Wetboek, die na de inwerkingtreding van de bestreden bepalingen van toepassing blijven voor magistraten die op 1 januari 2012 de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt, bepalen : «
Art. 391.De magistraat die wegens de in artikel 383 bepaalde leeftijd in ruste is gesteld en dertig jaren dienst heeft waarvan ten minste vijftien in de magistratuur, heeft aanspraak op het emeritaat.
Het emeritaatspensioen is gelijk aan de referentiewedde bepaald in artikel 8, § 1, van de algemene wet op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen van 21 juli 1844. Voor de toepassing van het tweede en het vierde lid van die bepaling worden de in artikel 58bis, 2°, 3° en 4° bedoelde aanwijzingen gelijkgesteld met vaste benoemingen.
Heeft de magistraat geen dertig jaren dienst, dan wordt het pensioen met een dertigste verminderd voor ieder jaar dat hij te kort komt om dat getal te bereiken.
Bij wijziging van de weddeschalen wordt het bedrag van het pensioen verhoogd of verlaagd met inachtneming van de nieuwe wedde die aan een magistraat in dienst met dezelfde rang en anciënniteit wordt toegekend, met dien verstande dat de in ruste gestelde magistraat geacht wordt die wedde te hebben genoten over de laatste vijf jaren.
Het ambt uitgeoefend op grond van artikel 383bis wordt niet in aanmerking genomen bij de berekening van het pensioen.
Art. 392.De magistraat van wie bevonden is dat hij wegens een gebrekkigheid niet meer in staat is zijn ambt te vervullen maar die de voor het emeritaat vereiste leeftijd niet heeft, kan ongeacht zijn leeftijd gepensioneerd worden. Indien zijn ambt echter een bijbetrekking is, kan het pensioen wegens ongeschiktheid slechts worden verleend na vervulling van vijf dienstjaren. De Koning bepaalt wat een bijbetrekking in de zin van dit artikel is.
Het pensioen wordt voor elk van de eerste vijf dienstjaren in de magistratuur uitgekeerd op basis van een dertigste van de in artikel 8, § 1, van voormelde algemene wet van 21 juli 1844Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/07/1844 pub. 18/12/2009 numac 2009000815 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Algemene wet op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen type wet prom. 21/07/1844 pub. 21/02/2012 numac 2012200994 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Algemene wet op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen type wet prom. 21/07/1844 pub. 04/06/2015 numac 2015000300 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Algemene wet op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten omschreven referentiewedde en voor elk volgend dienstjaar in de magistratuur op basis van een vijfendertigste van dezelfde wedde. Voor de toepassing van het tweede en het vierde lid van die bepaling worden de in artikel 58bis, 2°, 3° en 4° bedoelde aanwijzingen gelijkgesteld met vaste benoemingen.
Dienstjaren die krachtens de wet op de pensioenregeling van de leden van het burgerlijk rijkspersoneel in aanmerking komen, maar niet in de magistratuur zijn doorgebracht, worden aangerekend naar de grondslagen in de geldende wetten bepaald.
Bij wijziging van de weddeschalen wordt het bedrag van het pensioen verhoogd of verlaagd volgens de in artikel 391 gestelde regel.
Naargelang van het geval maakt de eerste voorzitter van het hof van beroep of van het arbeidshof, de voorzitter van de rechtbank of de procureur-generaal bij het hof van beroep een einde aan het ambt van plaatsvervangend magistraat aangewezen overeenkomstig artikel 383, § 2, hetzij op verzoek van de magistraat, hetzij ambtshalve, hetzij indien de magistraat wegens gebrekkigheid niet meer in staat wordt bevonden zijn ambt te vervullen ».
B.1.2. De artikelen 2 en 3 van de wet van 28 december 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/12/2011 pub. 30/12/2011 numac 2011021116 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake justitie (1) type wet prom. 28/12/2011 pub. 30/12/2011 numac 2011021117 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake justitie (1) type wet prom. 28/12/2011 pub. 03/05/2012 numac 2012000287 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende diverse bepalingen inzake justitie type wet prom. 28/12/2011 pub. 30/12/2011 numac 2011021115 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen sluiten houdende diverse bepalingen inzake justitie (I) voegen in het Gerechtelijk Wetboek de artikelen 391/1 respectievelijk 392/1 in, die bepalen : «
Art. 391/1.In afwijking van artikel 391 kunnen de magistraten die op 1 januari 2012 de leeftijd van 55 jaar niet hebben bereikt geen aanspraak maken op het pensioen berekend op basis van artikel 391.
Niettemin behouden zij het voordeel van het tantième 1/30ste voorzien in artikel 391 voor de diensten gepresteerd in de magistratuur tot 31 december 2011. Indien zij ten minste vijftien jaren in de magistratuur hebben, behouden zij bovendien eveneens het voordeel van het tantième 1/30e voor de andere diensten dan deze gepresteerd in de magistratuur.
Voor de diensten gepresteerd vanaf 1 januari 2012 wordt het tantième 1/30e vervangen door het tantième 1/48e.
Art. 392/1.In afwijking van artikel 392 worden voor de magistraat die op 1 januari 2012 de leeftijd van 55 jaar niet heeft bereikt en van wie bevonden is dat hij wegens een gebrekkigheid niet meer in staat is zijn ambt te vervullen, de tantièmes 1/30e en 1/35ste voorzien in artikel 392, tweede lid, vervangen door het tantième 1/48e voor de diensten gepresteerd vanaf 1 januari 2012 ».
B.1.3. De bestreden bepalingen schaffen voor magistraten die op 1 januari 2012 de leeftijd van 55 jaar nog niet hebben bereikt, het emeritaat, zoals bedoeld in artikel 391 van het Gerechtelijk Wetboek, af. Het op hen van toepassing zijnde pensioenstelsel wordt in aanzienlijke mate geharmoniseerd met dat van het overheidspersoneel, waarin door titel 8 (« Pensioenen ») van de wet van 28 december 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/12/2011 pub. 30/12/2011 numac 2011021116 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake justitie (1) type wet prom. 28/12/2011 pub. 30/12/2011 numac 2011021117 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake justitie (1) type wet prom. 28/12/2011 pub. 03/05/2012 numac 2012000287 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende diverse bepalingen inzake justitie type wet prom. 28/12/2011 pub. 30/12/2011 numac 2011021115 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen sluiten houdende diverse bepalingen eveneens belangrijke wijzigingen werden aangebracht.
B.1.4. Artikel 4 van de wet van 28 december 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/12/2011 pub. 30/12/2011 numac 2011021116 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake justitie (1) type wet prom. 28/12/2011 pub. 30/12/2011 numac 2011021117 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake justitie (1) type wet prom. 28/12/2011 pub. 03/05/2012 numac 2012000287 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende diverse bepalingen inzake justitie type wet prom. 28/12/2011 pub. 30/12/2011 numac 2011021115 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen sluiten houdende diverse bepalingen inzake justitie (I) bepaalt dat de artikelen 2 en 3 in werking treden op 1 januari 2012.
B.2. De bestreden bepalingen werden in de toelichting bij het amendement waarmee zij zijn ingevoerd, als volgt verantwoord : « Het begrotingsakkoord van de regering voorziet in een sanering van de overheidsfinanciën in de orde van 11,3 miljard euro. Om dergelijke sanering te kunnen verwezenlijken en het welvaartsniveau te behouden dwingen zich maatregelen op inzake de pensioenen en meer bepaald inzake de pensioenen van de overheidssector.
De structurele maatregelen die inzake pensioenen van de overheidssector reeds werden genomen in een ander ontwerp, hebben eveneens betrekking op de magistraten.
Rekening houdende met het feit dat de pensioenen van de magistraten onder de organisatie van de Hoven en Rechtbanken vallen, aangelegenheid opgenomen in artikel 77 van de Grondwet, moeten deze bepalingen het voorwerp uitmaken van een bicameraal onderzoek.
Het pensioen van de magistraten wordt momenteel berekend op basis van, naargelang het geval, de tantièmes 1/30 of 1/35.
De artikelen 2 en 3 vervangen deze preferentiële tantièmes door het tantième 1/48 voor de diensten gepresteerd vanaf 1 januari 2012.
Deze nieuwe berekeningswijze zal in ieder geval niet van toepassing zijn op magistraten die de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt op 1 januari 2012.
Er moet opgemerkt worden dat een andere maatregel genomen inzake pensioenen eveneens betrekking heeft op de magistraten, met name de vervanging van de berekening van het pensioen op basis van de gemiddelde wedde van de laatste vijf jaren door de wedde van de laatste tien jaren. Deze maatregel noodzaakt voor de magistraten evenwel geen bijzondere bepaling in de mate dat het Gerechtelijk Wetboek in zijn artikelen 391 en 392 verwijst naar artikel 8 van de wet van 21 juli 1844Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/07/1844 pub. 18/12/2009 numac 2009000815 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Algemene wet op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen type wet prom. 21/07/1844 pub. 21/02/2012 numac 2012200994 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Algemene wet op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen type wet prom. 21/07/1844 pub. 04/06/2015 numac 2015000300 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Algemene wet op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen, artikel dat zal gewijzigd worden in het kader van een ander project » (Parl. St., Kamer, 2011-2012, DOC 53-1953/003, pp. 2-3).
In de Senaatscommissie Justitie heeft de minister van Justitie betreffende de bestreden bepalingen het volgende uiteengezet : « Hoofdstuk 2 heeft betrekking op wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek wat de pensioenen van de magistraten betreft. Deze bepalingen werden bij wijze van amendement ingediend in de Kamer van volksvertegenwoordigers. De voorgestelde wijzigingen kaderen in de globale hervorming van de pensioenen en worden enkel om wetgevingstechnische redenen in de commissie voor de Justitie behandeld. De pensioenen van de magistraten zijn immers opgenomen in het Gerechtelijk Wetboek. In de grote pensioenhervorming zal de berekening van alle pensioenen op basis van het tantième 1/30 of 1/35 worden gewijzigd. Voor de berekening van het pensioen baseert men zich op een referentiewedde vermenigvuldigd met het aantal dienstjaren, wat vermenigvuldigd wordt met de tantième 1/30 of 1/35 naargelang de magistraten minder of meer dan 20 jaar hebben gewerkt en naargelang het al dan niet gaat om de eerste 5 jaar van hun loopbaan. Voor de diensten gepresteerd vanaf 1 januari 2012 wordt het tantième 1/30 vervangen door het tantième 1/48. Dit geldt niet enkel voor de magistraten, maar voor alle beroepen waarvan de berekening van het pensioen gebeurt op basis van tantièmes minder dan 1/48, bijvoorbeeld voor de professoren. De gevolgen hiervan zijn dat ook de magistraten, om tot een volledig pensioen te komen, langer zullen moeten werken.
Het is de bedoeling om met deze globale hervorming te komen tot een systeem van pensioenen dat betaalbaar blijft voor de komende generaties » (Parl. St., Senaat, 2011-2012, nr. 5-1409/2, pp. 2-3).
Wat het eerste middel betreft B.3. In het eerste middel wordt een schending aangevoerd van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 151 tot 155 ervan en met het rechtszekerheidsbeginsel. Door het pensioenstelsel van de magistraten af te stemmen op dat van het overheidspersoneel, zouden de bestreden bepalingen twee categorieën van personen die zich, vanwege het grondwettelijk verankerde statuut van de magistraten, in onderscheiden situaties bevinden, zonder redelijke verantwoording identiek behandelen. Het toepasselijke tantième van 1/48 zou het voor veel magistraten niet langer mogelijk maken een volwaardig pensioen op te bouwen. Ook zou de leeftijdsgrens van 55 jaar voor de toepasselijkheid van het nieuwe stelsel niet kunnen worden verantwoord.
B.4. De bestreden bepalingen maken deel uit van een meerjarenplan tot sanering van de overheidsfinanciën en tot instandhouding van de welvaart (Parl. St., Kamer, 2011-2012, DOC 53-1952/003, p. 17). De bevoegde minister heeft verklaard : « [...] de voorgestane maatregelen [zijn] verstrekkend [...], maar maatschappelijk verantwoord. Die maatregelen zijn noodzakelijk om ervoor te zorgen dat men de pensioenen kan blijven uitbetalen. Het idee achter de maatregelen is dat men de mensen moet overtuigen om langer te werken » (Parl. St., Kamer, 2011-2012, DOC 53-1952/011, p. 20).
De hervorming van het pensioen van de magistraten, dat grotendeels wordt afgestemd op dat van het overheidspersoneel (Parl. St., Kamer, 2011-2012, DOC 53-1953/003, pp. 2-3), past aldus in het kader van de doelstelling van de wetgever om een geheel van maatregelen te nemen die erop zijn gericht structurele pensioenhervormingen door te voeren met het oog op het op lange termijn beheersen van de budgettaire kosten van de vergrijzing.
B.5. Het komt de wetgever toe te oordelen in hoeverre het opportuun is maatregelen te nemen met het oog op besparingen inzake rust- en overlevingspensioenen.
Aangezien die pensioenen met overheidsfondsen worden gefinancierd, moet de last die op de Staat weegt, kunnen worden gewijzigd wanneer de sanering van de openbare financiën of het tekort in de sociale zekerheid zulks vereisen.
B.6. Indien evenwel bij wettelijke bepalingen bepaalde categorieën van personen zijn beoogd en andere, vergelijkbare categorieën niet, of indien eenzelfde regeling van toepassing wordt gemaakt op categorieën van personen die zich niet in een vergelijkbare situatie bevinden, dient het Hof te onderzoeken of de bestreden bepalingen evenredig zijn met het nagestreefde doel en of zij geen onevenredige gevolgen hebben ten aanzien van de situatie van de ene of de andere van die categorieën van personen.
B.7.1. De artikelen 151, 152, 154 en 155 van de Grondwet verankeren de wezenskenmerken van het statuut van de rechterlijke macht in de Grondwet. Die grondwettelijke verankering beoogt vooral de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht te waarborgen, aangezien die onafhankelijkheid essentieel is in een stelsel van scheiding der machten.
Artikel 151 van de Grondwet regelt daartoe de benoeming en de aanwijzing van magistraten. Artikel 152 van de Grondwet waarborgt dat rechters voor het leven worden benoemd, dat zij slechts door een vonnis uit hun ambt kunnen worden ontzet en dat zij slechts met hun eigen toestemming kunnen worden overgeplaatst. Hun wedden worden krachtens artikel 154 van de Grondwet door de wet vastgesteld.
Krachtens artikel 155 van de Grondwet mag een rechter van een regering in beginsel geen bezoldigde mandaten aanvaarden.
B.7.2. Hoewel de beginselen van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en van de scheiding der machten fundamentele kenmerken van de rechtsstaat zijn, brengen zij niet met zich mee dat de loon- en pensioenvoorwaarden van de magistraten niet door de ten aanzien van de wedde en het pensioen van de magistraten bevoegde wetgever zouden mogen worden afgestemd op de regeling die geldt voor het overheidspersoneel.
Artikel 152 van de Grondwet, dat werd herzien door de grondwetsbepaling van 23 januari 1981, vereist dat de wedden en de pensioenen van de rechters door de wet worden bepaald; die bepaling vereist niet dat het pensioen, zoals vóór de wet van 5 augustus 1978 het geval was met het emeritaatspensioen, op een voortgezette wedde neerkomt. Die herziening werd tijdens de parlementaire voorbereiding als volgt verantwoord : « Evenzo wordt voorgesteld in de tekst zelf van de Grondwet aan de wetgever expliciet de zorg toe te bedelen het pensioen van de magistraten van de zetel te bepalen. Dergelijke bepaling doet in niets afbreuk aan het principe van de onafhankelijkheid van de rechters en ligt volledig in de lijn van de uitdrukkelijke toekenning van bevoegdheid die de wetgever krachtens artikel [154] van de Grondwet nu reeds geniet om de wedde van de leden van de rechterlijke orde te bepalen » (Parl. St. Kamer, B.Z. 1979, nr. 10-11/1, p. 2).
B.8. Hoewel het nadeliger is dan de vroeger toepasselijke preferentiële tantièmes van 1/30 en 1/35, is het tantième van 1/48 nog steeds gunstiger dan datgene dat van toepassing is op het overheidspersoneel.
Krachtens artikel 8, § 1, van de algemene wet van 21 juli 1844Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/07/1844 pub. 18/12/2009 numac 2009000815 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Algemene wet op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen type wet prom. 21/07/1844 pub. 21/02/2012 numac 2012200994 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Algemene wet op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen type wet prom. 21/07/1844 pub. 04/06/2015 numac 2015000300 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Algemene wet op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen wordt het rustpensioen immers in beginsel berekend « op de grondslag van, voor elk jaar dienst, 1/60 van de referentiewedde ». Artikel 95 van de wet van 28 december 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/12/2011 pub. 30/12/2011 numac 2011021116 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake justitie (1) type wet prom. 28/12/2011 pub. 30/12/2011 numac 2011021117 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake justitie (1) type wet prom. 28/12/2011 pub. 03/05/2012 numac 2012000287 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende diverse bepalingen inzake justitie type wet prom. 28/12/2011 pub. 30/12/2011 numac 2011021115 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen sluiten houdende diverse bepalingen heeft, voor het overheidspersoneel, bepaald dat voor de diensten gepresteerd na 31 december 2011 geen voordeliger tantième van toepassing mag zijn dan 1/48. De bestreden bepalingen verklaren datzelfde principe van toepassing op de magistraten, die zich derhalve nog steeds in een gunstigere positie bevinden dan de meerderheid van de overheidsambtenaren, alsook in een gunstigere positie dan die categorieën van het overheidspersoneel die, reeds bij wijze van uitzondering, een tantième van 1/50 genieten.
Uit de omstandigheid dat een zeer beperkt aantal categorieën van personen gunstigere tantièmes dan 1/48 genieten, kan niet worden afgeleid dat het op de magistraten toepasselijke tantième zonder redelijke verantwoording is.
B.9.1. Het pensioen van het overheidspersoneel, met inbegrip van dat van de magistraten, wordt berekend overeenkomstig de volgende formule : tantième x referentiewedde x aantal aanneembare dienstjaren.
Aangezien de referentiewedde van de magistraten doorgaans hoger ligt dan die van de overige overheidsambtenaren met eenzelfde anciënniteit, zal het bedrag van hun pensioen derhalve ook hoger liggen voor een identiek aantal aanneembare dienstjaren.
B.9.2. De bestreden bepalingen hebben overigens alleen uitwerking voor diensten gepresteerd na 31 december 2011. Voor de eerder gepresteerde diensten blijven de magistraten, ongeacht hun leeftijd op 1 januari 2012 en ongeacht de leeftijd waarop zij zijn toegetreden tot de magistratuur, de tantièmes 1/30 en 1/35 genieten.
B.10.1. Als overgangsregeling heeft de wetgever bepaald dat de pensioenen van de magistraten die op 1 januari 2012 de leeftijd van 55 jaar reeds hadden bereikt, nog volgens de artikelen 391 en 392 van het Gerechtelijk Wetboek zouden worden berekend. Die maatregel komt overeen met de overgangsregeling waarin artikel 97 van de wet van 28 december 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/12/2011 pub. 30/12/2011 numac 2011021116 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake justitie (1) type wet prom. 28/12/2011 pub. 30/12/2011 numac 2011021117 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake justitie (1) type wet prom. 28/12/2011 pub. 03/05/2012 numac 2012000287 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende diverse bepalingen inzake justitie type wet prom. 28/12/2011 pub. 30/12/2011 numac 2011021115 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen sluiten houdende diverse bepalingen voorziet voor de aanpassing van de tantièmes voor de berekening van het pensioen van het overheidspersoneel.
B.10.2. Een overgangsregeling kan slechts als discriminerend worden beschouwd wanneer die tot een verschil in behandeling leidt waarvoor geen redelijke verantwoording bestaat of indien aan het vertrouwensbeginsel op buitensporige wijze afbreuk wordt gedaan.
B.10.3. Het door de wetgever gemaakte onderscheid berust op een objectief criterium, namelijk de omstandigheid dat de magistraat al dan niet op 1 januari 2012 de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt.
B.10.4. Bovendien is het door de wetgever gemaakte onderscheid pertinent en in redelijkheid te verantwoorden : enerzijds, blijft de impact van de wijziging van de tantièmes binnen redelijke grenzen; anderzijds, oordeelde de wetgever dat het weinig billijk zou zijn om oudere magistraten die reeds dicht bij hun pensioen staan, onmiddellijk aan de nieuwe regels te onderwerpen.
In de parlementaire voorbereiding is daaromtrent, met betrekking tot de wijzigingen in het pensioenstatuut van het overheidspersoneel, gesteld : « Bij de totstandkoming van het regeerakkoord zijn dan ook talrijke progressieve maatregelen overwogen die een verdere modernisering van de pensioenwetgeving in de overheidssector beogen, zonder te raken aan de verworven rechten en de verwachtingen van de generaties die de huidige pensioenleeftijd naderen. Het is dan ook om deze redenen van geleidelijkheid dat overgangsmaatregelen op basis van verschillende leeftijden zijn vastgesteld » (Parl. St., Kamer, 2011-2012, DOC 53-1952/016, p. 11).
B.11. De bestreden bepalingen zijn evenmin zonder redelijke verantwoording ten aanzien van magistraten die op latere leeftijd - doorgaans via de tweede of de derde toegangsweg - toetreden tot de magistratuur. Zij verliezen daardoor niet de pensioenrechten die zij in een eerder statuut, al dan niet in een ander pensioenstelsel, hebben opgebouwd, zodat het totale bedrag van hun pensioen hoger zal liggen dan het bedrag waarop zij krachtens de bestreden bepalingen recht hebben.
Doordat de pensioenleeftijd van magistraten krachtens artikel 383 van het Gerechtelijk Wetboek twee, respectievelijk vijf jaar hoger ligt dan de pensioenleeftijd van het overheidspersoneel, kunnen magistraten die op latere leeftijd tot de magistratuur zijn toegetreden, overigens meer aanneembare dienstjaren opbouwen dan ambtenaren die op dezelfde leeftijd tot het overheidspersoneel zijn toegetreden.
B.12. Het eerste middel is niet gegrond.
Wat het tweede middel betreft B.13. In het tweede middel wordt een schending aangevoerd van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 77, 152 en 154 ervan. Hoewel de bestreden bepalingen - in overeenstemming met artikel 77 van de Grondwet - na een bicamerale wetgevende procedure tot stand zijn gekomen, zou de gelijkschakeling van het pensioenstelsel van de magistraten met dat van het overheidspersoneel de facto als gevolg hebben dat de Senaat in de toekomst niet meer kan meebeslissen over verdere wijzigingen in het pensioenstelsel van de magistraten.
B.14. Het Hof is niet bevoegd om een wetsbepaling te toetsen aan de regels die de bevoegdheidsverdeling tussen de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat bepalen, aangezien het in de regel de grondwettigheid van wettelijke bepalingen slechts vermag te toetsen wat hun inhoud betreft, maar niet wat hun wijze van totstandkoming betreft. Krachtens artikel 82 van de Grondwet worden bevoegdheidsconflicten tussen de twee wetgevende Kamers geregeld door een parlementaire overlegcommissie. De bevoegdheidsverdeling tussen de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat maakt geen deel uit van « de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten », zoals bedoeld in artikel 1, 1°, en artikel 26, § 1, 1°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof.
Het tweede middel is onontvankelijk.
Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.
Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 16 mei 2013.
De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, M. Bossuyt