gepubliceerd op 21 januari 2011
Uittreksel uit arrest nr. 141/2010 van 16 december 2010 Rolnummer 4848 In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 7 mei 2009 « houdende instemming met en uitvoering van het Avenant, ondertekend te Brussel op 12 december 2008, bi Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit voorzitter R. Henneuse en rechter E. De Groot, waarneme(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 141/2010 van 16 december 2010 Rolnummer 4848 In zake : het beroep tot vernietiging van de
wet van 7 mei 2009Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
07/05/2009
pub.
08/01/2010
numac
2009015082
bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
Wet houdende instemming met en uitvoering van het Avenant, ondertekend te Brussel op 12 december 2008, bij de Overeenkomst tussen België en Frankrijk tot voorkoming van dubbele belasting en tot regeling van wederzijdse administratieve en juridische bijstand inzake inkomstenbelastingen, ondertekend te Brussel op 10 maart 1964 en gewijzigd door de Avenanten van 15 februari 1971 en 8 februari 1999 (2)
sluiten « houdende instemming met en uitvoering van het Avenant, ondertekend te Brussel op 12 december 2008, bij de Overeenkomst tussen België en Frankrijk tot voorkoming van dubbele belasting en tot regeling van wederzijdse administratieve en juridische bijstand inzake inkomstenbelastingen, ondertekend te Brussel op 10 maart 1964 en gewijzigd door de Avenanten van 15 februari 1971 en 8 februari 1999 », ingesteld door Monique Noël, Patrick Hocepied en anderen.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit voorzitter R. Henneuse en rechter E. De Groot, waarnemend voorzitter, de rechters A. Alen, J.-P. Snappe, E. Derycke en J. Spreutels, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter M. Melchior, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van emeritus voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 14 januari 2010 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 15 januari 2010, hebben Monique Noël, Patrick Hocepied en hun kinderen Sarah, Simon en Lilah Hocepied, vertegenwoordigd door hun ouders, wonende of woonplaats kiezend te 7700 Moeskroen, Ramées erf 24, beroep tot vernietiging ingesteld van de wet van 7 mei 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/05/2009 pub. 08/01/2010 numac 2009015082 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met en uitvoering van het Avenant, ondertekend te Brussel op 12 december 2008, bij de Overeenkomst tussen België en Frankrijk tot voorkoming van dubbele belasting en tot regeling van wederzijdse administratieve en juridische bijstand inzake inkomstenbelastingen, ondertekend te Brussel op 10 maart 1964 en gewijzigd door de Avenanten van 15 februari 1971 en 8 februari 1999 (2) sluiten « houdende instemming met en uitvoering van het Avenant, ondertekend te Brussel op 12 december 2008, bij de Overeenkomst tussen België en Frankrijk tot voorkoming van dubbele belasting en tot regeling van wederzijdse administratieve en juridische bijstand inzake inkomstenbelastingen, ondertekend te Brussel op 10 maart 1964 en gewijzigd door de Avenanten van 15 februari 1971 en 8 februari 1999 » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 8 januari 2010). (...) II. In rechte (...) B.1. Het beroep tot vernietiging heeft betrekking op de wet van 7 mei 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/05/2009 pub. 08/01/2010 numac 2009015082 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met en uitvoering van het Avenant, ondertekend te Brussel op 12 december 2008, bij de Overeenkomst tussen België en Frankrijk tot voorkoming van dubbele belasting en tot regeling van wederzijdse administratieve en juridische bijstand inzake inkomstenbelastingen, ondertekend te Brussel op 10 maart 1964 en gewijzigd door de Avenanten van 15 februari 1971 en 8 februari 1999 (2) sluiten houdende instemming met en uitvoering van het Avenant, ondertekend te Brussel op 12 december 2008, bij de Overeenkomst tussen België en Frankrijk tot voorkoming van dubbele belasting en tot regeling van wederzijdse administratieve en juridische bijstand inzake inkomstenbelastingen, ondertekend te Brussel op 10 maart 1964 en gewijzigd door de Avenanten van 15 februari 1971 en 8 februari 1999.
B.2. Uit de argumentatie van het verzoekschrift volgt dat de grieven van de verzoekende partijen gericht zijn tegen artikel 1 van het Avenant, dat artikel 11, § 2, c), van de Overeenkomst vervangt, en tegen de paragrafen 1, 3 en 5 van het « aanvullend Protocol inzake grensarbeiders », opgenomen in artikel 2 van het Avenant van de Overeenkomst.
B.3. Het niet gewijzigde artikel 10 en het aldus gewijzigde artikel 11 van de Overeenkomst, bepalen : « Artikel 10 1. De bezoldigingen in de vorm van salarissen, lonen, wedden, soldijen en pensioenen toegekend door één van de verdragsluitende Staten of door een publiekrechtelijke rechtspersoon van deze Staat, die geen nijverheids- of handelsactiviteit uitoefent, zijn uitsluitend in deze Staat belastbaar.2. Met wederzijds akkoord zal deze bepaling kunnen worden uitgebreid tot de bezoldigingen van de personeelsleden van openbare lichamen of instellingen of van juridische zelfstandige instellingen, door een van de verdragsluitende Staten of door de politieke onderdelen van deze Staat opgericht of gecontroleerd, zelfs indien deze lichamen of instellingen een nijverheids- of handelsactiviteit uitoefenen.3. Nochtans vinden de voorafgaande bepalingen geen toepassing wanneer de bezoldigingen worden betaald aan verblijfhouders van de andere Staat, die de nationaliteit van deze Staat hebben. Artikel 11 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 9, 10 en 13 van deze Overeenkomst, zijn de salarissen, lonen en andere soortgelijke bezoldigingen slechts belastbaar in de verdragsluitende Staat op het grondgebied waarvan de persoonlijke activiteit, die de bron van deze inkomsten is, wordt uitgeoefend.2. In afwijking van paragraaf 1 hierboven : a) mogen de salarissen, lonen en andere bezoldigingen slechts worden belast in de verdragsluitende Staat waarvan de loontrekker verblijfhouder is, indien de volgende drie voorwaarden vervuld zijn : 1° de beneficiant verblijft tijdelijk in de andere verdragsluitende Staat voor een of meer tijdvakken welke gedurende het kalenderjaar 183 dagen niet te boven gaan;2° zijn bezoldiging voor de tijdens dit verblijf uitgeoefende activiteit wordt ten laste genomen door een in eerstgenoemde Staat gevestigde werkgever;3° hij oefent zijn activiteit niet uit ten laste van een in de andere Staat gelegen vaste inrichting of vaste installatie van de werkgever;b) zijn de bezoldigingen met betrekking tot de activiteit uitgeoefend aan boord van een schip of een luchtvaartuig in internationaal verkeer, of aan boord van een schip dienend tot het vervoer in de binnenwateren op het grondgebied van beide verdragsluitende Staten, slechts belastbaar in diegene van deze Staten, waar de zetel van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen;indien deze Staat geen belasting op bedoelde bezoldigingen heeft, zijn deze belastbaar in de verdragsluitende Staat, waarvan de beneficianten verblijfhouders zijn.
De bezoldigingen van personen die dienst doen op andere vervoermiddelen, welke het vervoer op het grondgebied van beide verdragsluitende Staten onderhouden, zijn slechts belastbaar in de Staat waar de vaste inrichting is gelegen waarvan deze personen afhangen of, indien dergelijke inrichting niet aanwezig is, in de verdragsluitende Staat waarvan deze personen verblijfhouders zijn; c) De bepalingen van de paragrafen 1 en 2, a) en b), zijn van toepassing onder voorbehoud van de bepalingen van het aanvullend Protocol inzake grensarbeiders.3. De bepalingen van paragraaf 2 zijn niet van toepassing op de bezoldigingen bedoeld in artikel 9 van deze Overeenkomst ». B.4. De paragrafen 1, 3 en 5 van het Protocol bepalen : « 1. Salarissen, lonen en andere soortgelijke bezoldigingen, verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die zijn werkzaamheid uitoefent in de grensstreek van de andere overeenkomstsluitende Staat en die uitsluitend in de grensstreek van de eerstgenoemde Staat een duurzaam tehuis heeft, zijn slechts in die Staat belastbaar ». « 3. Bezoldigingen die vanaf 1 januari 2007 worden verkregen ter zake van een binnen de Franse grensstreek uitgeoefende werkzaamheid in loondienst door personen die hun duurzaam tehuis in de Belgische grensstreek hebben, zijn, in afwijking van paragraaf 1, belastbaar onder de voorwaarden waarin is voorzien in artikel 11, paragrafen 1 en 2, a) en b), van de Overeenkomst ». « 5. Het stelsel dat is bepaald in paragraaf 1, is van toepassing op bezoldigingen die in de loop van een periode van 22 jaar, die aanvangt op 1 januari 2012, worden ontvangen uitsluitend door werknemers die op 31 december 2011 hun duurzaam tehuis in de Franse grensstreek hebben en hun werkzaamheid in loondienst uitoefenen binnen de Belgische grensstreek, onder voorbehoud dat deze laatsten : a) hun duurzaam tehuis in de Franse grensstreek behouden;b) de uitoefening van hun werkzaamheid in loondienst in de Belgische grensstreek voortzetten;c) in de uitoefening van hun werkzaamheid niet meer dan 30 dagen per kalenderjaar de Belgische grensstreek verlaten. Het niet-naleven van één van deze voorwaarden leidt tot het definitieve verlies van het voordeel van het stelsel. Indien de grensarbeider echter een eerste maal de in punt c) van deze paragraaf bedoelde voorwaarde niet vervult, verliest hij het voordeel van het stelsel enkel voor het betrokken jaar.
Tijdens afwezigheden voortvloeiend uit omstandigheden zoals ziekte, ongeval, betaald educatief verlof, vakantie of werkloosheid, wordt de uitoefening van de werkzaamheid in loondienst in de Belgische grensstreek beschouwd als zijnde voortgezet in de zin van punt b).
De bepalingen van deze paragraaf zijn van toepassing op werknemers die hun duurzaam tehuis in de Franse grensstreek hebben maar op 31 december 2011 hun betrekking in de Belgische grensstreek hebben verloren en die aantonen dat ze in de loop van 2011 hun werkzaamheid gedurende 3 maanden in deze laatste grensstreek hebben uitgeoefend.
Het stelsel is niet van toepassing op werknemers die op 31 december 2008 hun duurzaam tehuis in België hebben ».
B.5.1. De eerste verzoekende partij, die de Belgische nationaliteit heeft en in de Belgische grensstreek woont, is ambtenaar van een Franse overheid en oefent haar ambt uit in de Franse grensstreek. Zij bekritiseert in hoofdzaak het beginsel van belastingheffing in de woonstaat.
B.5.2. De situatie van de overheidsambtenaren wordt geregeld door artikel 10 van de voormelde Overeenkomst, dat niet door de bekritiseerde bepalingen wordt gewijzigd. Het beginsel van belastingheffing in de Staat die de overheidsambtenaar in dienst heeft, dat is uitgedrukt in paragraaf 1 van die bepaling, is niet van toepassing wanneer, zoals te dezen, die ambtenaar in de andere Staat woont en de nationaliteit van die Staat heeft (artikel 10, § 3). In dat geval wordt de fiscale regeling niet bepaald, zoals de verzoekende partijen beweren, op grond van de regeling die door artikel 11 van de Overeenkomst voor de werknemers is vastgesteld - vermits die bepaling voorziet in een belastingheffing in de Staat waar de beroepsactiviteit wordt uitgeoefend, wat overeenstemt met het beginsel van artikel 10, § 1, waarvan artikel 10, § 3, precies wil afwijken -, maar op grond van een residuaire bepaling, met name artikel 18 van de Overeenkomst, dat bepaalt dat, « voor zover de vorenstaande artikelen van deze Overeenkomsten niet anders luiden, [...] de inkomsten van de verblijfhouders van een van beide verdragsluitende Staten slechts in deze Staten belastbaar [zijn] ». Die regeling werd overigens bekrachtigd door een akkoord dat overeenkomstig artikel 24 van de Overeenkomst van 1964 werd gesloten door de Belgische en Franse fiscale autoriteiten (niet gedateerd, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 9 november 2009, p. 71774).
B.5.3. Daaruit volgt dat een vernietiging van de bestreden bepalingen geen enkel gevolg zou hebben voor de situatie van de eerste verzoekende partij die, ondanks die vernietiging, onderworpen zou blijven aan de fiscale wet van haar woonplaats.
Het onrechtstreekse nadeel dat de partner en de kinderen van de eerste verzoekende partij aanvoeren, zou evenmin kunnen verdwijnen door die vernietiging, en het zogenaamde belang van die laatsten als kandidaat-werkzoekenden bij een Franse overheid of in de Belgische grensstreek is, gelet op de leeftijd van die kinderen - die geboren zijn in 1999, 2000 en 2004 - te hypothetisch. Ten slotte kan het belang van de verzoekende partijen als inwoners van Moeskroen niet worden aangenomen, omdat de bijzondere wetgever de actio popularis heeft uitgesloten.
B.5.4. De verzoekende partijen doen niet blijken van het vereiste belang. Het beroep tot vernietiging is derhalve niet ontvankelijk.
Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.
Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 16 december 2010.
De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, M. Melchior