gepubliceerd op 11 oktober 2010
Uittreksel uit arrest nr. 80/2010 van 1 juli 2010 Rolnummer 4763 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 69 van de wet van 14 april 2009 houdende verscheidene wijzigingen inzake verkiezingen, ingesteld door Luc Lamine. Het Gron samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, de rechters R. Henneuse, E. De Groot, L.(...)
Uittreksel uit arrest nr. 80/2010 van 1 juli 2010 Rolnummer 4763 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 69 van de wet van 14 april 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/04/2009 pub. 15/04/2009 numac 2009000258 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende verscheidene wijzigingen inzake verkiezingen sluiten houdende verscheidene wijzigingen inzake verkiezingen, ingesteld door Luc Lamine.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, de rechters R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels en T. Merckx-Van Goey, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter P. Martens, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 17 augustus 2009 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 18 augustus 2009, heeft Luc Lamine, die keuze van woonplaats doet te 2840 Rumst, Lazarusstraat 7, beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 69 van de wet van 14 april 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/04/2009 pub. 15/04/2009 numac 2009000258 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende verscheidene wijzigingen inzake verkiezingen sluiten houdende verscheidene wijzigingen inzake verkiezingen (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 15 april 2009, derde editie). (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepalingen en de context ervan B.1. Het bestreden artikel 69 van de wet van 14 april 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/04/2009 pub. 15/04/2009 numac 2009000258 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende verscheidene wijzigingen inzake verkiezingen sluiten houdende verscheidene wijzigingen inzake verkiezingen bepaalt : « De wijzigingen aangebracht aan het Kieswetboek door de artikelen 21 tot 23 van onderhavige wet zijn niet van toepassing op de daders van misdrijven, die op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wijzigingen het voorwerp waren van een definitieve veroordeling ».
De overgangsregeling waarin de bestreden bepaling voorziet, is op 15 april 2009 in werking getreden.
B.2.1. Vóór de wijziging ervan bij de artikelen 21 tot 23 van de voormelde wet van 14 april 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/04/2009 pub. 15/04/2009 numac 2009000258 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende verscheidene wijzigingen inzake verkiezingen sluiten bepaalden de artikelen 6, 7, eerste lid, 2°, 9 en 9bis van het Kieswetboek : «
Art. 6.Van het kiesrecht zijn voorgoed uitgesloten en tot de stemming mogen niet worden toegelaten zij die tot een criminele straf zijn veroordeeld.
Art. 7.In de uitoefening van kiesrecht worden geschorst en tot de stemming mogen niet worden toegelaten zolang die onbekwaamheid duurt : [...] 2° Zij die tot een gevangenisstraf van meer dan vier maanden zijn veroordeeld, met uitsluiting van degenen die veroordeeld zijn op grond van de artikelen 419 en 420 van het Strafwetboek. De onbekwaamheid duurt zes jaar wanneer de straf meer dan vier maanden tot minder dan drie jaar bedraagt en twaalf jaar wanneer de straf ten minste drie jaar bedraagt. [...]
Art. 9.Is de veroordeling uitgesproken met uitstel dan wordt de in artikel 7, 2°, bedoelde onbekwaamheid opgeschorst tijdens de duur van het uitstel.
Is de veroordeling gedeeltelijk met uitstel uitgesproken dan wordt voor de toepassing van de bepalingen van artikel 7, 2°, alleen rekening gehouden met het gedeelte zonder uitstel uitgesproken.
Wordt de veroordeling uitvoerbaar dan begint de schorsing van het kiesrecht die er uit voortvloeit, op de dag van de nieuwe veroordeling of van de beslissing tot intrekking van het uitstel.
Art. 9bis.Bij veroordeling tot verschillende straffen bedoeld in artikel 7, 2°, worden de daaruit voortvloeiende onbekwaamheden gecumuleerd zonder dat evenwel de totale duur twaalf jaar mag overschrijden.
Hetzelfde geldt bij nieuwe veroordeling tot één of meer straffen bedoeld in artikel 7, 2°, uitgesproken tijdens de duur van de onbekwaamheid die volgt uit een voorgaande veroordeling, zonder dat nochtans de onbekwaamheid minder dan zes jaar na de laatste veroordeling kan ophouden ».
B.2.2. In zijn arrest nr. 187/2005 van 14 december 2005 heeft het Hof voor recht gezegd, als antwoord op prejudiciële vragen, dat het voormelde artikel 7, eerste lid, 2°, van het Kieswetboek, in de redactie eraan gegeven door artikel 149 van de wet van 21 december 1994Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/1994 pub. 07/03/2012 numac 2012000130 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen . - Duitse vertaling van uittreksels sluiten houdende sociale en diverse bepalingen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt in zoverre het het kiesrecht van veroordeelden bedoeld in die bepaling van rechtswege schorst.
In dat arrest heeft het Hof geoordeeld dat « ofschoon artikel 7, eerste lid, 2°, van het Kieswetboek in overeenstemming blijft met de in 1894 nagestreefde wettige doelstelling, het onevenredige gevolgen heeft, in zoverre het veroordeelde personen hun kiesrecht van rechtswege ontzegt, gedurende een termijn die veel langer kan duren dan die van de uitvoering van de straf ».
B.2.3. Door de artikelen 21 tot 23 van de wet van 14 april 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/04/2009 pub. 15/04/2009 numac 2009000258 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende verscheidene wijzigingen inzake verkiezingen sluiten aan te nemen, heeft de wetgever een antwoord willen geven op de in het voormelde arrest nr. 187/2005 vastgestelde ongrondwettigheid (Parl.
St., Kamer, 2008-2009, DOC 52-1799/001, p. 4).
Die artikelen 21 tot 23 bepalen : «
Art. 21.Artikel 6 van het Kieswetboek, gewijzigd bij de wet van 5 juli 1976, wordt vervangen als volgt : '
Art. 6.Van het kiesrecht zijn definitief uitgesloten en tot de stemming mogen niet worden toegelaten zij die levenslang ontzet zijn van de uitoefening van het kiesrecht door veroordeling. '
Art. 22.Artikel 7, eerste lid, 2°, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet 21 december 1994, wordt vervangen als volgt : ' 2° zij die voor een bepaalde duur ontzet zijn van de uitoefening van het kiesrecht door veroordeling. '
Art. 23.Artikel 9 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 5 juli 1976, en artikel 9bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 juli 1976, worden opgeheven ».
Ten gevolge van die wijzigingen werd het voorheen bestaande systeem van de automatische ontzetting uit het kiesrecht in geval van bepaalde veroordelingen, vervangen door een facultatief systeem waarbij de rechter de veroordeling gepaard kan laten gaan met een ontzetting uit het kiesrecht.
B.2.4. De wetgever heeft het noodzakelijk geacht die nieuwe regeling, bij wege van overgangsmaatregel, niet van toepassing te verklaren op de daders van misdrijven die op het ogenblik van de inwerkingtreding van die nieuwe bepalingen - op 15 april 2009 - het voorwerp van een definitieve veroordeling waren.
Die overgangsmaatregel, opgenomen in artikel 69 van de wet van 14 april 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/04/2009 pub. 15/04/2009 numac 2009000258 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende verscheidene wijzigingen inzake verkiezingen sluiten, maakt het voorwerp uit van het huidige beroep.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het middel B.3.1. De Ministerraad is van oordeel dat het middel niet ontvankelijk is, om reden van de onduidelijkheid ervan. In het middel zou niet worden aangegeven op welke wijze de aangevoerde schendingen met de aangehaalde toetsingsnormen in verband te brengen zijn. De verzoekende partij zou haar uiteenzetting beperken tot een loutere samenvoeging van argumenten die uit het arrest nr. 187/2005 zouden zijn overgenomen.
B.3.2. Uit de uiteenzetting van het middel valt af te leiden dat de verzoekende partij een verschil in behandeling bekritiseert tussen de daders van misdrijven, wat de ontzetting uit het kiesrecht betreft, naargelang tegen hen een definitieve veroordeling werd uitgesproken vóór of vanaf de inwerkingtreding van de bestreden bepaling.
Bovendien heeft de uiteenzetting van de verzoekende partij in haar verzoekschrift de Ministerraad niet verhinderd zich dienaangaande te verweren.
B.3.3. De exceptie wordt verworpen.
Ten gronde B.4. De verzoekende partij voert een enig middel aan, afgeleid uit de schending, door de bestreden bepaling, van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 3 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 14 van dat Europees Verdrag, en met de artikelen 25, b), en 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, in zoverre zij de vroegere artikelen 7, eerste lid, 2°, 9 en 9bis van het Kieswetboek, zoals die vóór de inwerkingtreding van de wet van 14 april 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/04/2009 pub. 15/04/2009 numac 2009000258 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende verscheidene wijzigingen inzake verkiezingen sluiten golden, voor de toekomst zou handhaven.
B.5.1. De rechten om te kiezen en verkozen te worden, die onder meer voortvloeien uit het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, moeten op grond van artikel 14 van dat Verdrag en de artikelen 10 en 11 van de Grondwet zonder discriminatie worden verzekerd. Ofschoon het voor de democratie en de rechtsstaat om fundamentele rechten gaat, zijn ze echter niet absoluut en kunnen ze aan beperkingen worden onderworpen.
Deze beperkingen mogen niet automatisch en algemeen zijn. De beslissing over het ontnemen van het kiesrecht dient door een rechter te worden genomen, rekening houdend met de bijzondere omstandigheden, en er moet een verband bestaan tussen het gepleegde misdrijf en aangelegenheden die te maken hebben met verkiezingen en democratische instellingen (EHRM, grote kamer, 6 oktober 2005, Hirst t. Verenigd Koninkrijk (nr. 2), § 82).
De essentiële bedoeling van die criteria is om het ontnemen van het kiesrecht als een uitzondering in te stellen, zelfs voor veroordeelde gevangenen, waarbij wordt gewaarborgd dat een dergelijke maatregel met een specifieke redengeving gepaard gaat, vermeld in een individuele beslissing waarin wordt uitgelegd waarom het ontnemen van het kiesrecht in de omstandigheden van de zaak noodzakelijk was (EHRM, 8 april 2010, Frodl t. Oostenrijk, § 35).
B.5.2. Artikel 8, tweede lid, van de Grondwet bepaalt : « De Grondwet en de overige wetten op de politieke rechten bepalen welke de vereisten zijn waaraan men moet voldoen, benevens de staat van Belg, om die rechten te kunnen uitoefenen ».
Artikel 61 van de Grondwet bepaalt : « De leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers worden rechtstreeks gekozen door de burgers die volle achttien jaar oud zijn en die niet verkeren in een der gevallen van uitsluiting bij de wet bepaald.
Ieder kiezer heeft recht op slechts één stem ».
Naar die bepaling wordt verwezen voor wat de verkiezing van de senatoren betreft (artikel 67, § 1, eerste lid, 1° en 2°, van de Grondwet).
B.5.3. Wat betreft de verkiesbaarheid, vereisen artikel 64, 2°, voor de Kamer van volksvertegenwoordigers en artikel 69, 2°, voor de Senaat, van de kandidaat dat hij het genot heeft van de burgerlijke en politieke rechten. Analoge bepalingen gelden voor andere verkiezingen.
B.5.4. De wetgever put uit de voormelde bepalingen de bevoegdheid om vast te stellen welke burgers worden uitgesloten van het recht op deelname aan de verkiezingen.
B.5.5. De bestreden overgangsmaatregel houdt een beperking in van het kiesrecht van degenen die op het ogenblik van de inwerkingtreding ervan - 15 april 2009 -, het voorwerp waren van een definitieve strafrechtelijke veroordeling. Hij voert aldus een verschil in behandeling in tussen daders van misdrijven, naargelang tegen hen een definitieve strafrechtelijke veroordeling was uitgesproken vóór of vanaf 15 april 2009.
Daders van misdrijven tegen wie op die datum nog geen definitieve veroordeling was uitgesproken, zullen onder de nieuwe bepalingen van het Kieswetboek ressorteren. Dat betekent dat een veroordeling tot een bepaalde gevangenisstraf niet langer van rechtswege een ontzetting van hun kiesrecht zal meebrengen. Zulks zal enkel het geval zijn indien zij in de rechterlijke beslissing waarbij zij strafrechtelijk worden veroordeeld, bovendien voor een bepaalde duur uit hun kiesrecht worden ontzet.
Ten aanzien van de daders van misdrijven die vóór 15 april 2009 wel reeds bij wege van een definitieve rechterlijke beslissing tot een bepaalde gevangenisstraf werden veroordeeld, blijven daarentegen de oude bepalingen van het Kieswetboek gelden, zodat een dergelijke veroordeling van rechtswege een ontzetting van het kiesrecht voor de betrokkenen meebrengt.
B.5.6. In de parlementaire voorbereiding wordt het doel dat door de wetgever met de bestreden maatregel wordt nagestreefd als volgt verantwoord : « Het betreft hier een overgangsbepaling. Ze beoogt het wegnemen van elke ambivalentie betreffende het feit dat de wijzigingen die door de wet in ontwerp aangebracht zijn op het Kieswetboek, noch als doel, noch als gevolg hebben om de personen terug het genot van hun kiesrecht te geven die het werd ontzegd als gevolg van een criminele of correctionele straf die op het tijdstip van het van kracht worden van de wet in kracht van gewijsde is getreden.
Een dergelijk herstel zou als abnormaal gevolg hebben dat de personen die definitief veroordeeld werden vooraleer de wet van kracht wordt, terug volledig zouden kunnen genieten van hun kiesrecht, terwijl de personen die na het van kracht worden veroordeeld worden voor gelijkaardige feiten, in aanmerking komen om levenslang of voor een door de strafrechter vast te leggen termijn ontzet te worden uit de uitoefening van dit recht.
De artikelen die aan de strafrechter de bevoegdheid verlenen om het kiesrecht op te schorten, beogen het vervangen van een systeem van het automatisch ontzetten uit het kiesrecht door een facultatief systeem.
Deze wijziging verzacht dus het regime van het verbod van het kiesrecht in geval van een strafrechtelijke veroordeling. Ze zal derhalve onmiddellijk van toepassing zijn op de lopende zaken, in overeenstemming met de principes die voortvloeien uit artikel 2 van het Strafwetboek en uit artikel 15 van het internationaal Pact betreffende de burgerlijke en politieke rechten » (Parl. St., Kamer, 2008-2009, DOC 52-1799/001, p. 20).
B.5.7. Door de wijzigingen aangebracht in het Kieswetboek bij de artikelen 21 tot 23 van de wet van 14 april 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/04/2009 pub. 15/04/2009 numac 2009000258 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende verscheidene wijzigingen inzake verkiezingen sluiten houdende verscheidene wijzigingen inzake verkiezingen van toepassing te verklaren op de daders van misdrijven, die op het ogenblik van de inwerkingtreding van die wijzigingen niet het voorwerp waren van een definitieve veroordeling, doch zulks niet te doen op de daders van misdrijven die op dat ogenblik het voorwerp waren van een definitieve veroordeling, heeft de wetgever een maatregel genomen vanuit de zorg om, voor de toekomst, de ongrondwettigheid die het Hof heeft vastgesteld in zijn arrest nr. 187/2005, ongedaan te maken.
De bestreden overgangsbepaling zou niet tot gevolg kunnen hebben het voormelde arrest nr. 187/2005 van zijn rechtsgevolgen te beroven.
Artikel 7, eerste lid, 2°, van het Kieswetboek, zoals van toepassing vóór de wijzigingen daarin aangebracht bij artikel 22 van de wet van 14 april 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/04/2009 pub. 15/04/2009 numac 2009000258 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende verscheidene wijzigingen inzake verkiezingen sluiten, is bijgevolg onbestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het veroordeelde personen hun kiesrecht van rechtswege ontzegt.
Personen wier kiesrecht is geschorst op grond van het oude artikel 7, eerste lid, 2°, van het Kieswetboek kunnen, wanneer zij op grond van het voormelde arrest van oordeel zijn dat zij ten onrechte weggelaten zijn uit de kieslijsten, gebruik maken van de bezwaarprocedure bepaald in hoofdstuk II van titel II van het Kieswetboek en, zo zij geen genoegdoening verkrijgen, met toepassing van de artikelen 27 en volgende van het Kieswetboek beroep instellen bij het hof van beroep.
Dat rechtscollege zal op grond van artikel 26, § 2, tweede lid, 2°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof in een dergelijk geval, rekening houdend met het arrest nr. 187/2005, het oude artikel 7, eerste lid, 2°, van het Kieswetboek buiten toepassing dienen te laten, vermits die bepaling onbestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij veroordeelde personen hun kiesrecht van rechtswege ontzegt.
B.6. Uit wat voorafgaat vloeit voort dat de bestreden bepaling niet de gevolgen heeft die zijn beschreven in B.4, en dat, bijgevolg, de hierin vermelde bepalingen niet zijn geschonden.
Om die redenen, het Hof, rekening houdend met wat vermeld staat in B.5.7, verwerpt het beroep.
Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 1 juli 2010.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.
De voorzitter, M. Bossuyt.