gepubliceerd op 17 februari 2010
Uittreksel uit arrest nr. 204/2009 van 23 december 2009 Rolnummer 4773 In zake : de vordering tot schorsing van artikel 4 van de wet van 22 juli 2009 houdende verplichting tot bijmenging van biobrandstof in de tot verbruik uitgeslagen fossi Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Martens en M. Bossuyt, en de rechters(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 204/2009 van 23 december 2009 Rolnummer 4773 In zake : de vordering tot schorsing van artikel 4 van de
wet van 22 juli 2009Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
22/07/2009
pub.
03/08/2009
numac
2009011330
bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
Wet houdende verplichting tot bijmenging van biobrandstof in de tot verbruik uitgeslagen fossiele motorbrandstoffen
sluiten houdende verplichting tot bijmenging van biobrandstof in de tot verbruik uitgeslagen fossiele motorbrandstoffen, ingesteld door Eric Watteau.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Martens en M. Bossuyt, en de rechters R. Henneuse, E. De Groot, A. Alen, J.-P. Snappe en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter P. Martens, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de vordering en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 28 september 2009 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 29 september 2009, heeft Eric Watteau, wonende te 1325 Chaumont-Gistoux, Chemin du Grand Sart 32, een vordering tot schorsing ingesteld van artikel 4 van de wet van 22 juli 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/07/2009 pub. 03/08/2009 numac 2009011330 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende verplichting tot bijmenging van biobrandstof in de tot verbruik uitgeslagen fossiele motorbrandstoffen sluiten houdende verplichting tot bijmenging van biobrandstof in de tot verbruik uitgeslagen fossiele motorbrandstoffen (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 3 augustus 2009, tweede editie).
Bij hetzelfde verzoekschrift vordert de verzoekende partij eveneens de vernietiging van dezelfde wetsbepaling.
Op 6 oktober 2009 hebben de rechters-verslaggevers J. Spreutels en E. De Groot, met toepassing van artikel 72, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten, het Hof ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht voor te stellen een arrest van onmiddellijk antwoord te wijzen.
De verzoekende partij heeft een memorie met verantwoording ingediend.
Bij beschikking van 10 november 2009 heeft het Hof beslist het onderzoek van de zaak overeenkomstig de gewone rechtspleging voort te zetten. (...) II. In rechte (...) B.1. Uit de uiteenzetting van het verzoekschrift blijkt dat bij het Hof een vordering tot schorsing is ingediend die in hoofdzaak betrekking heeft op artikel 4 van de wet van 22 juli 2009Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/07/2009 pub. 03/08/2009 numac 2009011330 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende verplichting tot bijmenging van biobrandstof in de tot verbruik uitgeslagen fossiele motorbrandstoffen sluiten « houdende verplichting tot bijmenging van biobrandstof in de tot verbruik uitgeslagen fossiele motorbrandstoffen », dat bepaalt : « § 1. Elke geregistreerde aardoliemaatschappij die benzineproducten en/of dieselproducten uitslaat tot verbruik, is verplicht in hetzelfde kalenderjaar eveneens een hoeveelheid duurzame biobrandstoffen in verbruik te stellen, als volgt : - FAME ten belope van minstens 4 v/v % van de tot verbruik uitgeslagen hoeveelheid dieselproducten; - bio-ethanol, zuiver of in de vorm van bio-ETBE, ten belope van minstens 4 v/v % van de tot verbruik uitgeslagen hoeveelheid benzineproducten. § 2. De verplichting bedoeld in § 1 rust niet op de hoeveelheden benzineproducten en/of dieselproducten die een geregistreerde aardoliemaatschappij in verbruik stelt vanuit de verplichte voorraden bedoeld in artikel 2, 4°, van de wet van 26 januari 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/01/2006 pub. 13/02/2006 numac 2006011055 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de aanhouding van een verplichte voorraad aardolie en aardolieproducten en de oprichting van een agentschap voor het beheer van een deel van deze voorraad en tot wijziging van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop sluiten betreffende de aanhouding van een verplichte voorraad aardolie en aardolieproducten en de oprichting van een agentschap voor het beheer van een deel van deze voorraad en tot wijziging van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop, in zoverre deze verplichte voorraden die onvermengd met biobrandstoffen door APETRA in volle eigendom worden aangehouden en beheerd, in verbruik worden gesteld bij de eerste verwerving door een koper zonder een accijnsnummer ».
B.2. Luidens artikel 20, 1°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten kan slechts tot schorsing van een wetsbepaling worden besloten als ernstige middelen worden aangevoerd en op voorwaarde dat de onmiddellijke uitvoering van die bepaling een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kan berokkenen.
Daar die twee voorwaarden cumulatief zijn, leidt de vaststelling dat aan één daarvan niet is voldaan, tot de verwerping van de vordering tot schorsing.
B.3. De schorsing van een wetsbepaling door het Hof moet het mogelijk maken ten behoeve van de verzoeker te voorkomen dat een ernstig nadeel, dat door het effect van een eventuele vernietiging niet of moeilijk zou kunnen worden hersteld, voortvloeit uit de onmiddellijke toepassing van die bepaling.
B.4. In de veronderstelling dat het te dezen aangevoerde risico van een nadeel bestaat, is dat risico van financiële of morele aard.
Het loutere risico van een financieel verlies vormt in beginsel geen moeilijk te herstellen ernstig nadeel (zie arrest nr. 60/92 van 8 oktober 1992, B.3.2; arrest nr. 28/96 van 30 april 1996; arrest nr. 169/2006 van 8 november 2006, B.16.1). De verzoeker voert niet aan dat het te dezen aangevoerde eventuele financiële nadeel zijn solvabiliteit in het gedrang kan brengen.
Het aangevoerde morele nadeel zou te dezen verdwijnen indien het Hof, na onderzoek van het beroep tot vernietiging, de bestreden bepaling zou vernietigen, zodat dat nadeel niet moeilijk te herstellen is.
B.5. Aangezien niet is voldaan aan de voorwaarde in verband met het moeilijk te herstellen ernstig nadeel, dient geen uitspraak te worden gedaan over de ernst van de middelen. Het Hof zal die onderzoeken wanneer het uitspraak doet over het beroep tot vernietiging.
Om die redenen, het Hof verwerpt de vordering tot schorsing.
Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten, op de openbare terechtzitting van 23 december 2009.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.
De voorzitter, P. Martens.