Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 08 mei 2009

Uittreksel uit arrest nr. 33/2009 van 24 februari 2009 Rolnummer 4561 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 301, § 4, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, zoals vervangen bij artikel 7 van de wet van 27 april 2007 betreffende Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechter(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2009201525
pub.
08/05/2009
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 33/2009 van 24 februari 2009 Rolnummer 4561 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 301, § 4, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, zoals vervangen bij artikel 7 van de wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding, en artikel 42, § 5, eerste en tweede lid, van dezelfde wet, gesteld door het Hof van Beroep te Bergen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechters E. De Groot, A. Alen, J.-P. Snappe, J. Spreutels en T. Merckx-Van Goey, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 17 november 2008 in zake R.U. tegen J.D., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 20 november 2008, heeft het Hof van Beroep te Bergen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt de gecombineerde toepassing van het nieuwe artikel 301, § 4, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek en van artikel 42, § 5, eerste en tweede lid, van de wet van 27 april 2007 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij tot gevolg heeft dat de in artikel 301, § 4, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek bedoelde termijn een aanvang neemt op de datum van de inwerkingtreding van de wet, namelijk op 1 september 2007, voor de uitkeringen tot levensonderhoud die zijn vastgesteld bij een vonnis dat aan die inwerkingtreding voorafgaat, terwijl de termijn voor de vóór die datum aangevraagde maar niet vastgestelde uitkeringen tot levensonderhoud een aanvang zou kunnen nemen op de datum van de ontbinding van het huwelijk ? ».

Op 11 december 2008 hebben de rechters-verslaggevers J. Spreutels en E. De Groot, met toepassing van artikel 72, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989, het Hof ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht voor te stellen een arrest van onmiddellijk antwoord te wijzen. (...) III. In rechte (...) B.1.1. Artikel 301, § 4, van het Burgerlijk Wetboek bepaalt : « De duur van de uitkering mag niet langer zijn dan die van het huwelijk.

In geval van buitengewone omstandigheden, kan de rechtbank de termijn verlengen, indien de uitkeringsgerechtigde aantoont dat hij bij het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn, om redenen onafhankelijk van zijn wil, nog steeds in staat van behoefte verkeert.

In dit geval beantwoordt het bedrag van de uitkering aan het bedrag dat noodzakelijk is om de staat van behoefte van de uitkeringsgerechtigde te dekken ».

B.1.2. Artikel 42, § 5, van de wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding bepaalt : « Artikel 301, § 4, van hetzelfde Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 7, is van toepassing op de uitkeringen tot levensonderhoud, die zijn vastgesteld door een vonnis dat voorafgaat aan de inwerkingtreding van deze wet.

Indien de duur van de uitkering niet werd bepaald, neemt de in artikel 301, § 4, bepaalde termijn een aanvang op de datum van de inwerkingtreding van deze wet.

Indien de duur van de uitkering werd bepaald, blijft deze duur van toepassing, zonder dat ze de beperking waarin wordt voorzien in het tweede lid kan overschrijden ».

B.2. Bij zijn arrest nr. 172/2008 van 3 december 2008 heeft het Hof het voormelde artikel 42, § 5, vernietigd.

B.3. Aangezien een van de twee bepalingen waarop de prejudiciële vraag betrekking heeft, is vernietigd, dient de zaak naar de verwijzende rechter te worden teruggezonden teneinde het hem mogelijk te maken de weerslag van die vernietiging op het aan hem voorgelegde geschil en de noodzakelijkheid voor hem om aan het Hof een nieuwe prejudiciële vraag te stellen, in te schatten.

Om die redenen, het Hof zendt de zaak terug naar de verwijzende rechter.

Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare terechtzitting van 24 februari 2009.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, M. Melchior.

^