gepubliceerd op 12 december 2008
Uittreksel uit arrest nr. 163/2008 van 20 november 2008 Rolnummer 4364 In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van artikel 172, §§ 1, 4 en 5, van de wet van 25 april 2007 « tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek in Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, en de rechter(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 163/2008 van 20 november 2008 Rolnummer 4364 In zake : het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van artikel 172, §§ 1, 4 en 5, van de wet van 25 april 2007 « tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie », ingesteld door Danny Strauwen.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen en J.-P. Snappe, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 30 november 2007 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 3 december 2007, heeft Danny Strauwen, wonende te 3700 Tongeren, Armand Meesenlaan 26, beroep tot gedeeltelijke vernietiging ingesteld van artikel 172, §§ 1, 4 en 5, van de wet van 25 april 2007 « tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 1 juni 2007). (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van het onderwerp van het beroep B.1.1. De verzoeker vordert de gedeeltelijke vernietiging van artikel 172, §§ 1, 4, en 5, van de wet van 25 april 2007 « tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie ». De voormelde wet beperkt zich tot de modernisering van het statuut van de diverse actoren binnen de beroepsgroepen van griffiers en secretarissen, waarbij binnen, onder meer, het parketsecretariaat de graden van eerstaanwezend adjunct-secretaris en adjunct-secretaris niet worden gehandhaafd en worden vervangen door de graad van secretaris (artikel 30 van de wet van 25 april 2007).
Het bestreden artikel maakt deel uit van hoofdstuk XII « Overgangs- en slotbepalingen », afdeling II « Integratie in het niveau B » en bevat de overgangsregeling voor de integratie van de leden van het parketsecretariaat en de griffie in de graden binnen de nieuwe structuur.
B.1.2. Artikel 172, §§ 1, 4 en 5, van de wet van 25 april 2007 bepaalt : « § 1. De personen die op het moment van de inwerkingtreding van deze wet titularis zijn van één van de geschrapte graden die hierna in kolom 1 zijn opgenomen, waaraan de wedden, weddenschaal en weddenbijslagen zijn toegekend die in kolom 2 zijn opgenomen, worden ambtshalve benoemd in de graad die in kolom 3 is opgenomen, bezoldigd in de weddenschaal die in kolom 4 is opgenomen.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld [...] § 4. De adjunct-griffiers, eerstaanwezend adjunct-griffiers, adjunct-secretarissen en eerstaanwezend adjunct-secretarissen, die krachtens § 1 van deze bepaling op het moment van de inwerkingtreding van deze wet worden ingeschaald in de weddenschaal BJ2, kunnen onmiddellijk deelnemen aan de gecertificeerde opleiding 4. § 5. In afwijking van het bepaalde in artikel 373ter, § 8, van het Gerechtelijk Wetboek bekomen deze personeelsleden, als zij slagen in de gecertificeerde opleiding 5 die aan de graad van griffier of secretaris verbonden is, de weddenschaal BJ3 vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van het hun inschrijving voor deze gecertificeerde opleiding en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van voorgaande gecertificeerde opleiding ».
Ten aanzien van de ontvankelijkheid B.2.1. De Ministerraad werpt op dat de verzoeker door de door hem bestreden bepaling enkel wordt geraakt in zoverre die bepaling zijn eigen rechtstoestand regelt. De verzoeker heeft geen belang bij de vernietiging van de bestreden bepaling voor zover die bepaling betrekking heeft op andere functies dan die van adjunct-secretaris bij het parket van de procureur des Konings.
B.2.2. Ter verantwoording van zijn belang beroept de verzoeker zich op zijn hoedanigheid van adjunct-secretaris bij het parket van Tongeren, met een graadanciënniteit van meer dan vijf jaar, maar zonder te beschikken over de graad van eerstaanwezend adjunct-secretaris.
B.2.3. De verzoeker heeft slechts belang bij zijn beroep in zoverre de bestreden bepaling betrekking heeft op de situatie van de adjunct-secretarissen. Het Hof onderzoekt de bestreden bepaling enkel in zoverre zij de graad van « adjunct-secretaris » niet handhaaft en zij de ambtshalve benoeming regelt in de graad van « secretaris » en de daarbij horende weddeschaal, alsook de op hem van toepassing zijnde regeling inzake de gecertificeerde opleidingen.
Ten gronde B.3. In het eerste middel voert de verzoeker aan dat artikel 172, §§ 1, 4 en 5, van de wet van 25 april 2007 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, omdat door de gelijkschakeling van de functie van adjunct-secretaris met de functie van secretaris, de handhaving van het onderscheid in weddeschaal niet langer aanvaardbaar is. De onmiddellijke en volledige functionele integratie van beide graden in één graad kan niet redelijk en objectief worden doorgevoerd zonder een onmiddellijke en volledige integratie van beide functies in dezelfde weddeschaal.
In het tweede middel voert de verzoeker aan dat de bestreden bepaling een schending inhoudt van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat tussen de adjunct-secretarissen die niet eerstaanwezend zijn en de adjunct-secretarissen die reeds gedurende ten minste vijf jaar eerstaanwezend zijn, een nog groter verschil in wedden wordt ingesteld, zonder dat daarvoor een redelijke verantwoording bestaat.
B.4. De Ministerraad meent dat het uitgangspunt van de verzoeker foutief is. Er kan, volgens hem, geen sprake zijn van een gelijkschakeling van functies, omdat een gelijkschakeling veronderstelt dat vóór de wetswijziging van 25 april 2007 beide functies verschillend waren, terwijl het oude artikel 177 van het Gerechtelijk Wetboek duidelijk maakt dat beide functies van secretaris en adjunct-secretaris als identiek dienden te worden beschouwd. Het verschil tussen de graad van adjunct-secretaris en secretaris heeft enkel betrekking op de anciënniteit, waarbij de graad van secretaris en de graad van eerstaanwezend adjunct-secretaris bevorderingsgraden zijn. Aan dat verschil in anciënniteit beantwoordt een verschil in wedde. Derhalve is er geen sprake van een ongelijke behandeling van gelijke omstandigheden, maar van ongelijke situaties.
B.5.1. Om de bestaanbaarheid van een norm met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet te beoordelen, onderzoekt het Hof eerst of de categorieën van personen ten aanzien van wie een ongelijkheid wordt aangevoerd, in voldoende mate vergelijkbaar zijn.
B.5.2. De omstandigheid dat de geviseerde categorieën van secretarissen in elk geval verschillen wat hun anciënniteit en, daarmee samenhangend, hun weddeschaal betreft, doet geen afbreuk aan de vergelijkbaarheid tussen de af te schaffen categorieën van secretarissen. Zowel de adjunct-secretaris, de eerstaanwezend adjunct-secretaris als de secretaris vormen het voorwerp van de bestreden overgangsmaatregel met de daarmee gepaard gaande integratie in een nieuwe titel en nieuwe weddeschalen, zodat zij zich allen in de mogelijkheid bevinden ambtshalve de hoogste weddeschaal te verkrijgen.
De exceptie wordt verworpen.
B.6.1. Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat de wetgever, met de wet van 25 april 2007, de bedoeling heeft gehad een wettelijk kader te scheppen op basis waarvan het statuut van het gerechtspersoneel van niveau A, de griffiers en de secretarissen wordt aangepast aan de eisen van een modern personeelsbeleid. Bovendien wordt een aanzet gegeven tot de aanpassing van de organisatiestructuur van de gerechtelijke overheden (Parl. St., Senaat, 2006-2007, nr. 3-2009/1, p. 2). « De regelgeving voor deze niveaus is geïnspireerd op de recente hervormingen voor het personeel van de federale overheid (de Copernicushervormingen). [...] » (Parl. St., Senaat, 2006-2007, nr. 3-2009/1, p. 2). « Dit ontwerp schept het kader om een vergelijkende analyse en beoordeling te maken van de inhoud en de plaats van de functies op basis van objectieve, argumenterende en begrijpelijke criteria.
In de toekomst zullen aan deze functieanalyses onder meer de selectievoorwaarden, de opleiding en de loopbaanperspectieven worden gekoppeld » (Parl. St., Senaat, 2006-2007, nr. 3-2009/1, p. 3).
Voorts werd nog gesteld : « De modernisering in hoven en rechtbanken gaat immers ook gepaard met een eerste aanpassing van de organisatiestructuur. Momenteel bestaan tal van overlappingen en onduidelijkheden inzake bevoegdheden van diensten. Het is de bedoeling dat elk ambt niet alleen duidelijk wordt afgebakend maar dat het wordt ondergebracht in logische en efficiënte beheersstructuren met een aangepaste hiërarchie » (Parl. St., Senaat, 2006-2007, nr. 3-2009/1, p. 4).
Aangaande de afschaffing van de graden van eerstaanwezend adjunct-secretaris en adjunct-secretaris, heeft de wetgever, met verwijzing naar zijn bedoeling bij de leden van de griffie, uitdrukkelijk opgemerkt dat : « de inhoud van de functie van griffier [...] quasi niet [verschilt] van de inhoud van huidige graad van adjunct-griffier; deze laatste wordt dan ook opgeheven » (Parl. St., Senaat, 2006-2007, nr. 3-2009/1, p. 23). « Naar analogie met de graad van adjunct-griffier, wordt ook de graad van adjunct-secretaris opgeheven » (Parl. St., Senaat, 2006-2007, nr. 3-2009/1, p. 27).
B.6.2. Voor wat de integratie van de reeds in functie zijnde personeelsleden in de nieuwe structuur betreft, werd tijdens de parlementaire voorbereiding verduidelijkt dat in de bestreden bepaling « [...] wordt uiteengezet op welke manier de personeelsleden met de huidige graden van griffier, secretaris, adjunct-griffier en adjunct-secretaris worden geïntegreerd, in de nieuwe graden van griffier en secretaris en de daarmee overeenstemmende weddenschalen, [...]. [...] Voor de personeelsleden met afgeschafte graad [...] zijn er bijzondere integratieregels voorzien : [...] Met andere woorden kunnen zij na 2 gecertificeerde opleidingen en na 5 jaar overgaan van weddenschaal BJ2 naar BJ3. Daar waar de algemene loopbaan 3 gecertificeerde opleidingen en een periode van 15 jaar voorziet » (Parl. St., Senaat, 2006-2007, nr. 3-2009/1, p. 66).
Nog volgens de parlementaire voorbereiding mag de toepassing van de integratieregels niet resulteren in een lagere wedde dan vóór de toepassing ervan; deze moet minstens dezelfde blijven (Parl. St., Senaat, 2006-2007, nr. 3-2009/1, p. 67).
B.7.1. Het aan de orde zijnde verschil in behandeling steunt op een objectief criterium, namelijk de graad, dan wel het aantal jaren graadanciënniteit dat iemand heeft verworven in een afgeschafte graad.
B.7.2. Het gehanteerde criterium is pertinent om het door de wetgever beoogde doel te bereiken.
De afschaffing van de graad van adjunct-secretaris en de daaropvolgende benoeming in de graad van secretaris met weddeschaal BJ2, in vergelijking met de benoeming van een secretaris in de graad van secretaris met weddeschaal BJ3, is in overeenstemming met de doelstelling van de wetgever om te komen tot een modernisering van het gerechtelijk apparaat met een efficiënte en logische beheersstructuur met een aangepaste hiërarchie. Gelet op het oude artikel 177 van het Gerechtelijk Wetboek verschilden de inhoud van de functie van adjunct-secretaris en de inhoud van de functie van secretaris niet, zodat de functie van adjunct-secretaris kan worden afgeschaft om zo een transparantere organisatie van de justitie mogelijk te maken. De ambtshalve toekenning van de weddeschaal BJ2 wordt verantwoord door de omstandigheid dat de graad van secretaris, in tegenstelling tot de graad van adjunct-secretaris, een bevorderingsgraad is, hetgeen een hogere graadanciënniteit impliceert (artikel 272 van het Gerechtelijk Wetboek).
B.8. De middelen zijn niet gegrond.
Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.
Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare terechtzitting van 20 november 2008.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.
De voorzitter, M. Bossuyt.