Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 15 mei 2008

Uittreksel uit arrest nr. 75/2008 van 24 april 2008 Rolnummer 4262 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 8 en 9 van de wet van 25 februari 2007 tot wijziging van de wet van 13 juni 1986 betreffende het wegnemen en transplan Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechter(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2008201511
pub.
15/05/2008
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 75/2008 van 24 april 2008 Rolnummer 4262 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 8 en 9 van de wet van 25 februari 2007 tot wijziging van de wet van 13 juni 1986 betreffende het wegnemen en transplanteren van organen, ingesteld door de VZW « Cliniques universitaires Saint-Luc » en Raymond Reding.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe, E. Derycke, J. Spreutels en T. Merckx-Van Goey, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 5 juli 2007 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 6 juli 2007, is beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 8 en 9 van de wet van 25 februari 2007 tot wijziging van de wet van 13 juni 1986 betreffende het wegnemen en transplanteren van organen (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 13 april 2007), door de VZW « Cliniques universitaires Saint-Luc », met maatschappelijke zetel te 1200 Brussel, Hippocrateslaan 10, en Raymond Reding, wonende te 1950 Kraainem, Baron d'Huartlaan 197.

De vordering tot schorsing van dezelfde wettelijke bepalingen, ingediend door dezelfde verzoekende partijen, is verworpen bij het arrest nr. 141/2007 van 14 november 2007, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 12 februari 2008. (...) II. In rechte (...) B.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van de artikelen 8 en 9 van de wet van 25 februari 2007 tot wijziging van de wet van 13 juni 1986 betreffende het wegnemen en transplanteren van organen (hierna : de wet van 25 februari 2007).

Bij artikel 8 van de wet van 25 februari 2007 wordt een artikel 13ter ingevoegd in de wet van 13 juni 1986, dat bepaalt : « Om als kandidaat receptor te worden ingeschreven of erkend in een Belgisch transplantatiecentrum, moet elke persoon, hetzij de Belgische nationaliteit hebben of in België gedomicilieerd zijn sinds minstens zes maanden, hetzij de nationaliteit hebben van een staat die hetzelfde toewijzingsorganisme voor organen deelt of sinds minstens 6 maanden in deze staat gedomicilieerd zijn ».

Artikel 9 van dezelfde wet voegt in de wet van 13 juni 1986 een artikel 13quater in, dat bepaalt : « De Koning kan de uitzonderingsvoorwaarden bepalen voor de toepassing van artikel 13ter ».

Artikel 10 van dezelfde wet verbindt aan de niet-naleving van de artikelen 13ter en 13quater de sancties waarin artikel 17, § 3, van de wet van 13 juni 1986 voorziet.

B.2. In de memorie van toelichting bij de bestreden wet wordt verklaard : « Zoals alle Europese landen kampt België met een tekort aan organen.

Dit is het gevolg van de ontwikkelingen op het vlak van transplantaties en van de spectaculaire verbetering van de resultaten tijdens de voorbije 20 jaar.

De wachtlijsten worden alsmaar langer en sterfgevallen op de wachtlijst zijn een realiteit » (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2680/001, p. 5).

Vanuit die vaststelling strekt het wetsontwerp dat de bestreden wet is geworden ertoe een aantal wijzigingen aan te brengen in de wet van 13 juni 1986 betreffende het wegnemen en transplanteren van organen, met name « door aan de Koning machtiging te geven om het wegnemen van organen optimaal te organiseren en door sommige regels inzake de toestemming voor wegneming bij levende donoren en het verzet tegen wegneming na overlijden aan te passen » (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2680/001, p. 6).

Wat verder in de memorie van toelichting staat overigens het volgende : « Anderzijds kan de ambivalentie van de definitie van kandidaat receptoren, ' residenten ' geheten (een notie die is opgenomen in het uitvoeringsbesluit van 24 november 1997) tot verschillende interpretaties leiden en een bron van rechtsonzekerheid vormen, die snel moet weggewerkt worden. Onderhavig ontwerp van wet formuleert dus een aantal basisprincipes voor de allocatie van organen en bepaalt de voorwaarden om als kandidaat-receptor te worden ingeschreven of erkend in een Belgisch transplantatiecentrum.

België heeft het supranationale toewijzingsorganisme voor organen, Eurotransplant, erkend. Binnen deze instelling, heerst er een vrij verkeer van organen tussen landen die deel uitmaken van Eurotransplant en dit in functie van verschillende criteria zoals de histocompatibiliteit, de mate van dringendheid, het evenwicht tussen het aantal weggenomen en getransplanteerde organen per land,... Het is dus normaal, en toegestaan door Eurotransplant, dat de leden van de landen die bij Eurotransplant zijn aangesloten, kunnen worden ingeschreven op een wachtlijst in een van de andere landen die een exclusieve samenwerkingsovereenkomst met Eurotransplant hebben afgesloten.

Om de voorwaarden om in ons land op een wachtlijst ingeschreven te kunnen worden te verduidelijken, is het eveneens aangewezen uitzonderingen op deze criteria te bepalen, in het bijzonder voor dringende situaties waarin levens op het spel staan » (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2680/001, pp. 6-7).

B.3.1. De eerste verzoekende partij is een VZW waarvan het maatschappelijk doel erin bestaat ziekenhuis- en geneeskundige verzorging te verstrekken, alsook andere diensten te verlenen die daarmee verband houden. Zij beschikt over een centrum voor orgaantransplantatie dat zich onder meer toelegt op pediatrische levertransplantatie.

Zij is van mening dat de bestreden normen haar maatschappelijk doel rechtstreeks en ongunstig raken omdat zij in bepaalde omstandigheden het verstrekken van geneeskundige verzorging onmogelijk maken. De verzoekende partij voert eveneens een aanzienlijk financieel nadeel aan.

B.3.2. De tweede verzoekende partij verantwoordt haar belang om in rechte te treden door haar hoedanigheid van geneesheer gespecialiseerd in pediatrische heelkunde, wiens hoofdactiviteit de transplantatie van organen is op kinderen wier overlevingskansen zonder die ingreep heel beperkt zullen zijn.

De verzoekende partij meent een moreel belang en een professioneel belang te hebben bij haar beroep omdat de bestreden normen, door haar te verhinderen operaties uit te voeren op met name kinderen, haar, enerzijds, in een situatie plaatsen die onverenigbaar is met haar beroepsethiek en met haar plichten als geneesheer en, anderzijds, een onmiskenbare vermindering van haar beroepsactiviteit, en bijgevolg van haar praktijk en haar reputatie, zullen impliceren.

B.4. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989 vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt.

B.5. Een orgaantransplantatie is een medische handeling die niet kan worden vergeleken met de andere geneeskundige handelingen. Naast de relatie geneesheer-patiënt die zij veronderstelt, impliceert zij immers eveneens en voorafgaandelijk dat een orgaan wordt weggenomen bij een levende donor of bij een overleden donor.

Het wegnemen van een orgaan bij een levende donor is meestal een handeling intuitu personae, die uitgaat van de band die de donor heeft met de ontvanger. De donatie van een orgaan dat wordt weggenomen bij een overleden persoon, is daarentegen een anonieme handeling, overeenkomstig artikel 14 van de wet van 13 juni 1986.

B.6.1. De bestreden bepalingen hebben alleen betrekking op de voorwaarden die zijn vereist om als kandidaat-ontvanger te worden ingeschreven of erkend op een wachtlijst van een Belgisch transplantatiecentrum. Zij betreffen niet het wegnemen van organen bij een overleden donor. Zij zullen bijgevolg niet leiden tot een vermindering van het totale aantal organen dat kan worden toegekend door de erkende supranationale toewijzingsinstantie voor organen.

Die bepalingen hebben daarentegen een vermindering tot gevolg van het aantal patiënten op de wachtlijsten van de Belgische transplantatiecentra. Die vermindering van het aantal kandidaat-ontvangers in België zou echter niet mogen leiden tot een vermindering van het aantal organen dat aan de Belgische transplantatiecentra wordt toegekend, aangezien het toewijzingsorganisme voor organen, om in België erkend te worden en te blijven, een redelijk evenwicht moet verzekeren tussen het aantal uit België uitgevoerde organen en het aantal ingevoerde organen (artikel 13bis, tweede lid, 2°, van de wet van 13 juni 1986, ingevoegd bij artikel 7 van de wet van 25 februari 2007).

B.6.2. Aangezien een transplantatie een beschikbaar orgaan veronderstelt en het aantal beschikbare organen veel kleiner is dan het aantal patiënten dat op een transplantatie wacht, zal het aantal transplantaties van bij overleden donoren weggenomen organen, die door de tweede verzoeker kunnen worden verricht in de infrastructuur van de eerste verzoekende partij, niet op significante wijze worden geraakt door de bestreden bepalingen.

De wetgever wenst immers een oplossing te vinden voor de steeds langer wordende lijst van kandidaat-ontvangers, waardoor de wachttijd langer wordt voor de patiënten die nood hebben aan een transplantatie en aldus het overlijdensrisico voor die patiënten toeneemt. De patiënten van Belgische nationaliteit of van één van de Staten die zijn aangesloten bij hetzelfde toewijzingsorganisme voor organen als België, en de buitenlandse patiënten die sinds meer dan zes maanden in België of in één van die Staten verblijven, zijn voldoende talrijk opdat elk beschikbaar orgaan aan een patiënt kan worden toegewezen.

Bovendien kan een orgaan, indien er geen compatibele kandidaat-ontvanger is voor een orgaan dat beschikbaar is op de lijst die wordt beheerd door het toewijzingsorganisme voor organen, worden toegewezen aan een kandidaat-ontvanger, los van diens nationaliteit of woonplaats, met toepassing van artikel 7 van het koninklijk besluit van 24 november 1997 betreffende het wegnemen en toewijzen van organen van menselijke oorsprong.

B.6.3. In tegenstelling tot hetgeen de verzoekende partijen beweren, hebben de bestreden bepalingen overigens geen betrekking op de patiënten die een orgaan verkrijgen van een levende donor. Zoals de Ministerraad onderstreept, blijkt immers uit geen enkele tekst dat de ontvanger van een orgaan dat wordt weggenomen bij een levende donor, moet worden ingeschreven op de wachtlijst van een transplantatiecentrum of van de toewijzingsinstantie voor organen, om een door een Belgisch transplantatiecentrum uitgevoerde transplantatie te kunnen ondergaan. Het aantal transplantaties van organen die worden weggenomen bij levende donoren, wordt bijgevolg evenmin negatief beïnvloed door de bestreden bepalingen.

B.6.4. Uit hetgeen voorafgaat volgt dat de situatie van de verzoekende partijen, wat hun beroepspraktijk betreft, door de bestreden bepalingen niet wordt geraakt. Zij doen bijgevolg niet blijken van een materieel belang bij de vernietiging van die bepalingen.

B.7.1. De verzoekende partijen beroepen zich eveneens op een moreel belang.

B.7.2. Artikel 13quater, ingevoegd in de wet van 13 juni 1986 bij artikel 9 van de wet van 25 februari 2007, stelt de Koning in staat uitzonderingen te bepalen op artikel 13ter. De parlementaire voorbereiding vermeldt in verband met die bepaling dat « het [...] hier in het bijzonder [gaat] om situaties van levensbelang waarin de strikte toepassing van voorgaand artikel zou leiden tot een tragische situatie waarbij de persoon in gevaar niet kan geholpen worden » (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2680/001, p. 10).

B.7.3. Uit de toelichting die door de Ministerraad is gegeven, blijkt dat reeds onder de gelding van de vroegere wetgeving die eveneens een voorwaarde van woonplaats oplegde om te worden ingeschreven als kandidaat-ontvanger op de wachtlijst, een transplantatie voor niet-residenten mogelijk was wegens de urgentie van een situatie. Dit wordt door de bestreden bepalingen niet gewijzigd.

Er is meer bepaald sprake van een dringende situatie van levensbelang wanneer zich, als gevolg van de transplantatie van een orgaan dat werd weggenomen bij een levende donor ten gunste van een persoon die niet beantwoordt aan de voorwaarden om op de wachtlijst van een Belgisch transplantatiecentrum te worden ingeschreven, een complicatie voordoet hetzij voor de donor, hetzij voor de ontvanger, die voor de ene of voor de andere een nieuwe dringende transplantatie vereist, of wanneer een buitenlandse patiënt die geen resident is, gedurende zijn verblijf in België ziek wordt en dringend een transplantatie moet ondergaan. In die gevallen wordt de niet-resident ingeschreven op de wachtlijst en kan hij een orgaan verkrijgen van de supranationale instantie, hoewel niet voldaan is aan de voorwaarde van nationaliteit of domicilie.

B.7.4. De transplantatiecentra en de betrokken artsen worden bijgevolg niet door de bestreden bepalingen in de onmogelijkheid gesteld om personen in levensgevaar te hulp te komen, geneeskundige verzorging te verstrekken of zich te conformeren aan hun professionele verplichtingen.

Voor het overige moeten de morele en professionele verplichtingen van de geneesheren en transplantatiecentra op dat gebied worden bekeken rekening houdend met het tekort aan beschikbare organen, dat een orgaantransplantatie voor alle patiënten die een operatie zouden moeten ondergaan, onmogelijk maakt. Wegens dat tekort is het onvermijdelijk keuzen te maken met betrekking tot de patiënten die de beschikbare organen kunnen verkrijgen. Aangezien die keuzen worden gemaakt door de supranationale toewijzingsinstantie voor organen, met inachtneming van de wetgevingen die van kracht zijn in de Staten die er deel van uitmaken, kan de geneesheren of de transplantatiecentra niet worden verweten hun professionele verplichtingen niet na te komen wanneer zij de transplantatie uitvoeren van een orgaan dat door die instantie wordt toegekend aan een patiënt die op de wachtlijst is ingeschreven.

B.8. De verzoekende partijen doen niet blijken van het vereiste belang. Het beroep tot vernietiging is bijgevolg onontvankelijk.

Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.

Aldus uitgesproken in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare terechtzitting van 24 april 2008.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, M. Melchior.

^