gepubliceerd op 30 oktober 2007
Uittreksel uit arrest nr. 130/2007 van 17 oktober 2007 Rolnummer 4116 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 215 van de wet van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen, (...) Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, de rechters P(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 130/2007 van 17 oktober 2007 Rolnummer 4116 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 215 (overzeese sociale zekerheid - levenslange ouderdomsrente) van de wet van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen, ingesteld door Johan Vanderplaetse.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, de rechters P. Martens, R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en J. Spreutels, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989, emeritus voorzitter A. Arts, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van emeritus voorzitter A. Arts, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 2 januari 2007 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 3 januari 2007, heeft Johan Vanderplaetse, die keuze van woonplaats doet te 8200 Sint-Andries (Brugge), Burggraaf de Nieulantlaan 14, beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 215 (overzeese sociale zekerheid - levenslange ouderdomsrente) van de wet van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 28 juli 2006, tweede editie). (...) II. In rechte (...) B.1.1. Vóór de wijziging ervan bij de thans bestreden bepaling luidde artikel 20 van de wet van 17 juli 1963 betreffende de overzeese sociale zekerheid : « § 1. De verzekerde van het mannelijk geslacht krijgt, onder de hierna bepaalde voorwaarden, een levenslange ouderdomsrente.
Het bedrag van de rente wordt bepaald overeenkomstig een door de Koning goedgekeurd tarief.
Indien de verzekerde ten minste twintig jaren aan de verzekering deelgenomen heeft, gaat de rente in op vijfenvijftigjarige leeftijd.
Indien de deelneming aan de verzekering geen twintig jaren bereikt, wordt de leeftijd waarop hij in het genot van de rente treedt, als volgt gewijzigd : 18 jaar en minder dan 20 jaar : 56 jaar. 16 jaar en minder dan 18 jaar : 57 jaar. 14 jaar en minder dan 16 jaar : 58 jaar. 12 jaar en minder dan 14 jaar : 59 jaar. 10 jaar en minder dan 12 jaar : 60 jaar. 8 jaar en minder dan 10 jaar : 61 jaar. 6 jaar en minder dan 8 jaar : 62 jaar. 4 jaar en minder dan 6 jaar : 63 jaar. 2 jaar en minder dan 4 jaar : 64 jaar. minder dan 2 jaar : 65 jaar.
Als perioden van deelneming aan de verzekering worden aangerekend de perioden van dienst en van verlof die het recht openen op de door de wet van 16 juni 1960 gewaarborgde prestaties inzake verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en vroegtijdige dood.
De verzekerde die recht heeft op een door de wet van 16 juni 1960 gewaarborgd pensioen en die de leeftijd bereikt heeft welke voor het ingenottreden van de rente is vastgesteld overeenkomstig vorenstaande bepalingen, wordt geacht de voorwaarden voor de ingenottreding van het door de wet van 16 juni 1960 gewaarborgde ouderdomspensioen te vervullen.
Bovenbepaalde leeftijd kan met tien jaar verminderd worden ten gunste van verzekerden die hun arbeid hebben verricht in de landen en gedurende een minimumduur welke door de Koning worden bepaald. In dat geval wordt het bedrag van de rente verminderd overeenkomstig een door de Koning goedgekeurde schaal. De aanvraag moet door de verzekerde ingediend worden twaalf maanden vóór de tijd gekozen om in het genot van de rente te treden.
Wanneer de verzekerde in het genot treedt van de rente op een latere datum dan die waarop hij erop aanspraak had kunnen maken, wordt de rente vermeerderd overeenkomstig een door de Koning goedgekeurde schaal.
De datum om in het genot van de rente te treden mag niet aan de datum voorafgaan waarop de verzekerde ophoudt deel te nemen aan de verzekering.
De betaling van de rente wordt van rechtswege geschorst wanneer de gerechtigde opnieuw deelneemt aan de verzekering; de rente, verhoogd overeenkomstig door de Koning bepaalde regelen, wordt opnieuw betaald wanneer de verzekerde ophoudt deel te nemen aan de verzekering. § 2. Het deel van de in artikel 17, a, bepaalde bijdrage, gestort op de rekening van een verzekerde van het vrouwelijk geslacht, is bestemd om te haren voordele een levenslange onderhoudsrente toe te kennen, die aanvang neemt op de leeftijd van 55 jaar.
Deze ouderdomsrente is geregeld volgens het bepaalde in de leden 7, 8, 9 en 10 van § 1 ».
B.1.2. Artikel 215 van de wet van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen heeft het voormelde artikel 20 door de volgende bepaling vervangen : « Met ingang van 1 januari 2007 krijgt de verzekerde, onder de hierna bepaalde voorwaarden, een levenslange ouderdomsrente.
Het bedrag van de rente wordt bepaald in overeenstemming met een door de Koning goedgekeurd tarief.
De rente gaat in op 65 jarige leeftijd.
Bovenbepaalde leeftijd kan met vijf jaar verminderd worden in overeenstemming met een door de Koning goedgekeurde schaal.
Wanneer de verzekerde na 65 jaar in het genot treedt van de rente, kan deze, op de voorwaarden vastgesteld door de Koning, vermeerderd worden in overeenstemming met een door Hem goedgekeurde schaal.
De datum om in het genot van de rente te treden mag niet aan de datum voorafgaan waarop de verzekerde ophoudt deel te nemen aan de verzekering.
De betaling van de rente wordt van rechtswege geschorst wanneer de gerechtigde opnieuw deelneemt aan de verzekering. De rente, verhoogd in overeenstemming met de door de Koning bepaalde regelen, wordt opnieuw betaald wanneer de verzekerde ophoudt deel te nemen aan de verzekering ».
B.1.3. Artikel 160 van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I) heeft het aldus vervangen artikel 20 opnieuw gewijzigd, eveneens met ingang van 1 januari 2007. Artikel 20 bepaalt thans (de wijzigingen worden cursief weergegeven) : « Met ingang van 1 januari 2007 krijgt de verzekerde, onder de hierna bepaalde voorwaarden, een levenslange ouderdomsrente.
Het bedrag van de rente wordt bepaald in overeenstemming met een door de Koning goedgekeurd tarief.
De rente wordt berekend ten aanzien van een spilleeftijd van 65 jaar.
De rente is ten vroegste verschuldigd vanaf de leeftijd van 65 jaar en in geen geval voor de datum van de aanvraag.
Bovenbepaalde leeftijd kan met vijf jaar verminderd worden in overeenstemming met een door de Koning goedgekeurde schaal.
Indien de verzekerde na de leeftijd van 65 jaar ononderbroken bijdragen is blijven betalen, kan de rente verhoogd worden onder en overeenkomstig de door de Koning bepaalde voorwaarden en modaliteiten.
De Koning bepaalt de overige modaliteiten en schalen voor de berekening van de rente.
De datum om in het genot van de rente te treden mag niet aan de datum voorafgaan waarop de verzekerde ophoudt deel te nemen aan de verzekering.
De betaling van de rente wordt van rechtswege geschorst wanneer de gerechtigde opnieuw deelneemt aan de verzekering. De rente, verhoogd in overeenstemming met de door de Koning bepaalde regelen, wordt opnieuw betaald wanneer de verzekerde ophoudt deel te nemen aan de verzekering ».
B.1.4. De verzoeker heeft op 22 juni 2007 ook tegen artikel 160 van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I) een beroep tot vernietiging ingesteld. Die zaak is ingeschreven onder nummer 4230 van de rol van het Hof.
B.2.1. De Ministerraad werpt op dat het middel van de verzoeker enkel is gericht tegen artikel 20, derde lid, van de wet van 17 juli 1963 betreffende de overzeese sociale zekerheid, zoals vervangen bij de bestreden bepaling, zodat het onderwerp van het beroep tot vernietiging tot dat lid dient te worden beperkt. De Ministerraad betwist vervolgens het belang van de verzoeker bij de vernietiging van die bepaling.
B.2.2. Het Hof dient de omvang van het beroep tot vernietiging te bepalen aan de hand van de inhoud van het verzoekschrift, inzonderheid op basis van de uiteenzetting van het middel.
B.2.3. De grieven van de verzoeker zijn in essentie gericht tegen de verhoging van de leeftijd waarop de ouderdomsrente ingaat, bepaald in artikel 20, derde lid, van de wet van 17 juli 1963. Nu dat derde lid inmiddels opnieuw is vervangen, met ingang van dezelfde datum als de vorige vervanging, is het beroep in de thans voorliggende zaak zonder voorwerp. Het voorwerp kan evenwel herleven indien het Hof het beroep in de zaak nr. 4230 zou inwilligen.
B.2.4. Het beroep is thans zonder voorwerp.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : - Het beroep zal van de rol worden geschrapt indien het beroep in de zaak nr. 4230 wordt verworpen. - Het beroep zal verder worden onderzocht indien het beroep in de zaak nr. 4230 gegrond wordt verklaard.
Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare terechtzitting van 17 oktober 2007.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.
De voorzitter, A. Arts.