Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 31 oktober 2007

Uittreksel uit arrest nr. 129/2007 van 17 oktober 2007 Rolnummer 4095 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 362 van de wet van 20 juli 2006 houdende diverse (...) Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, de rechters P(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2007203236
pub.
31/10/2007
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 129/2007 van 17 oktober 2007 Rolnummer 4095 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 362 (maatregelen genomen door de luchthavenuitbater van Brussel-Nationaal) van de wet van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen, ingesteld door de VZW « Belgian Air Transport Association » en anderen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, de rechters P. Martens, R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en J. Spreutels, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989, emeritus voorzitter A. Arts, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van emeritus voorzitter A. Arts, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 13 december 2006 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 15 december 2006, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 362 (maatregelen genomen door de luchthavenuitbater van Brussel-Nationaal) van de wet van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 28 juli 2006, tweede editie) door de VZW « Belgian Air Transport Association », met zetel te 1200 Brussel, Théodore De Cuyperstraat 212, de VZW « Airline Operators Committee, Brussels », met zetel te 1930 Zaventem, op de luchthaven Brussel-Nationaal, en de beroepsvereniging « Board of Airline Representatives - Belgium », met zetel te 1083 Brussel, Oscar Maesschalckstraat 25. (...) II. In rechte (...) Wat de bestreden bepaling betreft B.1.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van artikel 362 van de wet van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen.

Artikel 362 van de wet van 20 juli 2006 bepaalt : « Maatregelen genomen door de luchthavenuitbater van Brussel-Nationaal in uitvoering van verordening (EG) nr. 2320/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en goedgekeurd door de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Luchtvaart van de FOD Mobiliteit en Vervoer, worden met terugwerkende kracht geacht eenzijdig opgelegd te zijn door de overheid vanaf het ogenblik dat de maatregelen genomen werden door de luchthavenuitbater van Brussel-Nationaal ».

Artikel 362 van de wet van 20 juli 2006 maakt het voor de exploitant van de luchthaven Brussel-Nationaal mogelijk de beveiligingsmaatregelen - en de bijbehorende kosten - die zij heeft moeten nemen naar aanleiding van vastgestelde tekortkomingen ingevolge een inspectie van de Europese Commissie ter uitvoering van artikel 7 van de verordening (EG) nr. 2320/2002 van 16 december 2002 van het Europees Parlement en de Raad « tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart », als eenzijdig opgelegde overheidsmaatregelen te beschouwen.

B.1.2. Om de weerslag van artikel 362 van de wet van 20 juli 2006 op de luchthavengebruikers en de luchthavenexploitant na te gaan is het tevens noodzakelijk te verwijzen naar de toepasselijke artikelen aangaande de vaststelling van de formule van tariefcontrole en het tariefsysteem, zoals die te vinden zijn in de wetgeving betreffende de privatisering van de NV « BAC », te weten het koninklijk besluit van 27 mei 2004 « betreffende de omzetting van Brussels International Airport Company (BIAC) in een naamloze vennootschap van privaatrecht en betreffende de luchthaveninstallaties » (hierna : « omzettings-KB ») en het koninklijk besluit van 21 juni 2004 « betreffende de toekenning van de exploitatielicentie van de luchthaven Brussel-Nationaal aan de naamloze vennootschap BIAC », thans « The Brussels Airport Company » (hierna : « BAC »), (hierna : « licentie-KB »).

B.2.1. Artikel 30, 7°, van het omzettings-KB bepaalt : « De houder van een exploitatielicentie moet : [...] 7° binnen vijftien maanden na de toekenning van de exploitatielicentie, na raadpleging van de representatieve organisaties van de gebruikers, een formule voor de tariefcontrole opstellen, bestemd om de evolutie van de inkomsten die hij per verkeerseenheid voor de gereguleerde activiteiten mag innen, te beperken alsook een tariefsysteem; [...] ».

Artikel 34, § 2, 2°, van het omzettings-KB bepaalt : « De exploitatielicentie bepaalt : [...] 2° een vijfjaarlijkse herwaardering- en herzieningsprocedure van dezelfde formule; [...] ».

B.2.2. Artikel 45 van het licentie-KB bepaalt : « De houder kan de formule voor de tariefcontrole en het tariefsysteem herzien om de kosten te compenseren die voortvloeien uit de eenzijdige oplegging, door de overheid, van verplichtingen in het kader van de milieuwetgeving (onder andere het isolatieprogramma bedoeld in artikel 7, 12°), van de wetgeving inzake veiligheid en beveiliging, van de wetgeving inzake luchtverkeer en van het toezicht op de licentie door de overheid. Een dergelijke herziening kan plaatshebben gedurende een reguleringsperiode mits naleving van de bepalingen van afdeling III van dit hoofdstuk ».

Artikel 46 van het licentie-KB bepaalt : « § 1. De houder zal voordeel halen uit de resultaten van de geleverde inspanningen om het beheer van de luchthaven Brussel-Nationaal te verbeteren en uit de winsten die voortvloeien uit een toename van het verkeer, in vergelijking met de verwachtingen opgesteld bij de vastlegging voor een gereguleerde periode van de tarieven van de gereguleerde activiteiten. § 2. De houder zal op dezelfde wijze de risico's dragen die voortvloeien uit een verslechtering van het beheer of een afname van het verkeer, in vergelijking met de verwachtingen opgesteld bij de vastlegging voor een gereguleerde periode van de tarieven van de gereguleerde activiteiten ».

Wat de ontvankelijkheid van het beroep, van de tussenkomst, alsook van de middelen betreft B.3.1. De tussenkomende partij, de NV « BAC », betwist het belang van de verzoekende partijen omdat zij hun belang zouden formuleren op grond van een manifest onjuiste interpretatie van de inhoud en de gevolgen van artikel 362 van de wet van 20 juli 2006. Immers, volgens de verzoekende partijen verleent artikel 362 van voormelde wet aan de NV « BAC » de toelating om eenzijdig het contract van augustus 2005 met de luchthavengebruikers te herzien, terwijl de tussenkomende partij van oordeel is dat artikel 362 geenszins de procedure voor herziening van de formule van tariefcontrole en het tariefsysteem, noch de aard van de raadplegingsprocedure, noch de bevoegdheden van de NV « BAC » wijzigt. De bestreden bepaling zou louter de bevestiging inhouden dat de door de directeur-generaal van het Directoraat-generaal van de FOD Mobiliteit en Vervoer goedgekeurde maatregelen die de NV « BAC » toepast ter uitvoering van de verordening (EG) nr. 2320/2002 van 16 december 2002 van het Europees Parlement en de Raad « tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart » vanaf hun toepassing geacht moeten worden eenzijdig te zijn opgelegd door de overheid.

B.3.2. De verzoekende partijen betwisten het belang van de NV « BAC » om tussen te komen, omdat de NV « BAC » in haar memorie ervan uitgaat dat artikel 362 van de wet van 20 juli 2006 enkel toelaat de reeds gemaakte kosten na de contractsluiting te recupereren, zodat aan de voorwaarden van artikel 45 van het licentie-KB zou zijn voldaan.

Daardoor zou het, volgens de verzoekende partijen, derhalve niet meer nodig zijn op artikel 362 een beroep te doen, zou dat artikel 362 geen bestaansreden meer hebben en zou er derhalve geen belang zijn van de NV « BAC ».

B.3.3. Wanneer excepties van niet-ontvankelijkheid die zijn afgeleid uit de ontstentenis van belang, betrekking hebben op de draagwijdte die dient te worden gegeven aan de aangevochten bepaling, valt het onderzoek van de ontvankelijkheid samen met het onderzoek van de grond van de zaak.

B.4.1. De Ministerraad en de tussenkomende partij werpen tevens op dat de twee middelen van de verzoekende partijen onontvankelijk zijn, omdat zij uitgaan van een onjuiste interpretatie van de bestreden bepaling.

B.4.2. Om te voldoen aan de vereisten van artikel 6 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, moeten de middelen van het verzoekschrift te kennen geven welke van de regels waarvan het Hof de naleving waarborgt, zouden zijn geschonden, alsook welke de bepalingen zijn die deze regels zouden schenden, en uiteenzetten in welk opzicht die regels door de bedoelde bepalingen zouden zijn geschonden.

De omstandigheid dat de verzoekende partijen bij de uiteenzetting van de middelen zouden uitgaan van een mogelijkerwijs foutieve draagwijdte van de bestreden bepaling doet geen afbreuk aan het feit dat de middelen ontvankelijk zijn, voor zover zij voldoen aan de vereisten van artikel 6 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, wat te dezen het geval is.

De exceptie wordt verworpen.

Ten gronde B.5. Het eerste middel is afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. Artikel 362 van de wet van 20 juli 2006 zou aan één partij bij de overeenkomst toelaten die overeenkomst eenzijdig te herzien met terugwerkende kracht telkens zij dit nodig acht.

Daardoor zou, volgens de verzoekende partijen, de NV « BAC » eenzijdig en arbitrair kunnen overgaan tot een herziening van het contract ondanks het feit dat zij een louter privaat bedrijf is, terwijl aan de medecontractanten, namelijk de luchthavengebruikers, een dergelijke bevoegdheid niet is verleend.

B.6.1. De betwiste herzieningsprocedure is in werkelijkheid gebaseerd op artikel 45 van het licentie-KB en niet op het bestreden artikel 362 van de wet van 20 juli 2006. Artikel 362 van de wet van 20 juli 2006 maakt het de NV « BAC » enkel mogelijk de kosten welke voortvloeien uit de beveiligingsmaatregelen die door de NV « BAC » moeten worden genomen in navolging van een inspectie van de Europese Commissie ter uitvoering van de verordening (EG) nr. 2320/2002, te recupereren vanaf het ogenblik dat de maatregelen worden genomen. In geval van vernietiging van artikel 362 van de wet van 20 juli 2006 zou de recuperatie enkel dan mogelijk zijn nadat een herziening van de formule voor de tariefcontrole en het tariefsysteem wordt afgerond, te weten ten vroegste negen maanden vóór de datum waarop de herziening van kracht wordt (artikel 52, § 1, van het licentie-KB).

Artikel 362 van de wet van 20 juli 2006 laat derhalve de procedure tot herziening ongewijzigd, zodat de voorwaarden, zoals die zijn bepaald in het licentie-KB, dienen te worden gevolgd. Enkel het tijdstip waarop de beveiligingsmaatregelen als eenzijdig opgelegde verplichtingen door de overheid in de zin van artikel 45 van het licentie-KB kunnen worden beschouwd, wordt bepaald.

B.6.2. Het Hof is niet bevoegd om het door de verzoekende partijen bekritiseerde verschil in behandeling te beoordelen aangezien het niet voortvloeit uit het bestreden artikel 362, maar uit artikel 45 van het licentie-KB. B.7. Het eerste middel is niet gegrond.

B.8. Het tweede middel is afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de algemene rechtsbeginselen van rechtszekerheid en van niet-retroactiviteit van de wetten. Artikel 362 van de wet van 20 juli 2006 zou aan de NV « BAC » een eenzijdige reguleringsbevoegdheid verlenen en de NV « BAC » toestaan met terugwerkende kracht kosten voor de beveiligingsmaatregelen te recupereren.

B.9.1. Om de redenen vermeld in B.6.2 is het tweede middel in zijn eerste onderdeel niet gegrond, nu het bekritiseerde verschil in behandeling niet voortvloeit uit artikel 362 van de wet van 20 juli 2006, maar uit artikel 45 van het licentie-KB. B.9.2. Het Hof beperkt derhalve zijn onderzoek tot het tweede onderdeel van het tweede middel, te weten de aangevoerde schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het algemeen rechtsbeginsel van niet-retroactiviteit van de wetten.

B.10.1. Volgens de Ministerraad zijn de NV « BAC » en de luchthavengebruikers niet vergelijkbaar.

B.10.2. Alhoewel de NV « BAC » een bijzondere plaats inneemt onder de privaatrechtelijke vennootschappen, ingevolge de privatiseringswetgeving die op haar van toepassing is, dient te worden opgemerkt dat, wat de onderhandeling in het kader van een te sluiten overeenkomst tot vaststelling van de formule van tariefcontrole en van het tariefsysteem betreft, de onderscheiden categorieën van vennootschappen voldoende vergelijkbaar zijn.

B.11. De bedoeling van de wetgever kan als volgt worden weergegeven : « Op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2320/2002 [...], voert de Commissie inspecties uit op luchthavens om toezicht te houden op de toepassing van voornoemde verordening door de lidstaten. De lidstaten moeten binnen de drie maanden na kennisgeving van de inspectieverslagen meedelen aan de Commissie welke correctieve beveiligingsmaatregelen genomen zijn om aan vastgestelde tekortkomingen te verhelpen. Binnen een termijn van drie maanden is het onmogelijk voor de luchthavens om hun tariefsysteem te herzien om de kosten te compenseren die voortvloeien uit de door de overheid opgelegde correctieve beveiligingsmaatregelen in het kader van voornoemde verordening. De correctieve beveiligingsmaatregelen moeten derhalve met terugwerkende kracht geacht eenzijdig te zijn opgelegd door de overheid » (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2518/006, p. 2).

Volgens de Minister van Mobiliteit zouden « bij ontstentenis van enige bepaling de bijkomende kosten [moeten worden] gedragen [door de passagiers] » (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2518/026, p. 14).

B.12.1. De terugwerkende kracht van wetsbepalingen, die van die aard is dat zij rechtsonzekerheid in het leven kan roepen, kan enkel worden verantwoord wanneer zij onontbeerlijk is voor de verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang.

B.12.2. De doelstelling van algemeen belang die de terugwerking van de aangevochten bepalingen kan verantwoorden, is tweeledig.

De bestreden bepaling laat allereerst toe de beveiliging van de luchthaveninstallaties te waarborgen : artikel 362 heft de rechtsonzekerheid op met betrekking tot de datum waarop de beveiligingsmaatregelen moeten worden geacht eenzijdig te zijn opgelegd door de overheidspersoon, zodat de luchthavenuitbater nu zonder aarzelen de correctieve beveiligingsmaatregelen zal nemen.

Daarnaast zou, zoals tijdens de parlementaire voorbereiding werd opgemerkt, « zonder terugwerkende kracht [...] de rentabiliteit van de exploitatie in het gedrang kunnen komen en daarmee ook de continuïteit van de openbare dienst » (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2518/033, p. 4).

B.12.3. Aangezien te dezen een doelstelling van algemeen belang de terugwerkende kracht verantwoordt, is het tweede middel, in zijn tweede onderdeel, niet gegrond.

Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.

Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, op de openbare terechtzitting van 17 oktober 2007.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, A. Arts.

^