gepubliceerd op 09 februari 2007
Uittreksel uit arrest nr. 183/2006 van 29 november 2006 Rolnummer 3897 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 184, 185, 191, 192 en 261 van het Wetboek van vennootschappen, gesteld door het Hof van Beroep te Brussel. Het Arbit samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters R. Henneuse, M. Bossuyt, J.-(...)
ARBITRAGEHOF
Uittreksel uit arrest nr. 183/2006 van 29 november 2006 Rolnummer 3897 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 184, 185, 191, 192 en 261 van het Wetboek van vennootschappen, gesteld door het Hof van Beroep te Brussel.
Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters R. Henneuse, M. Bossuyt, J.-P. Snappe, E. Derycke en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 9 februari 2006 in zake de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) tegen de bvba in vereffening « Belgian tax and accounting services company - Société belge de services comptables et fiscaux », waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 14 februari 2006, heeft het Hof van Beroep te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 184, 185, 191, 192 en 261 van het Wetboek van vennootschappen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, indien zij in die zin dienen te worden geïnterpreteerd dat zij het een schuldeiser van een burgerlijke vennootschap met handelsvorm die bij besluit van de algemene vergadering in vrijwillige vereffening is gesteld, die zich bevindt in een situatie van staking van betaling en waarvan het krediet is geschokt, niet mogelijk maken de rechtbank te verzoeken de door de algemene vergadering benoemde vereffenaar te vervangen, terwijl in het kader van een gerechtelijke vereffening of een faillissement, de rechtbank kan worden verzocht de vereffenaar of de curator te vervangen ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Aan het Hof wordt de vraag gesteld of de artikelen 184, 185, 191, 192 en 261 van het Wetboek van vennootschappen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schenden in zoverre zij het de schuldeiser van een burgerlijke vennootschap met handelsvorm die in vrijwillige vereffening is gesteld, die zich bevindt in een situatie van staking van betaling en waarvan het krediet is geschokt, niet mogelijk maken de vervanging te verkrijgen, vanwege de rechtbank, van de door de algemene vergadering benoemde vereffenaar, terwijl in het kader van een gerechtelijke vereffening of een faillissement, de vervanging van de vereffenaar of van de curator wel kan worden verkregen.
B.2. Bij artikel 2 van de wet van 2 juni 2006 « tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen, teneinde de vereffeningsprocedure te verbeteren », wordt artikel 184 van het Wetboek van vennootschappen vervangen. Dat laatste bepaalt voortaan dat de vereffenaars pas in functie treden nadat de rechtbank van koophandel is overgegaan tot de bevestiging van hun benoeming door de algemene vergadering. De rechtbank gaat pas over tot een dergelijke bevestiging nadat zij heeft nagegaan dat de vereffenaars alle waarborgen van rechtschapenheid bieden. De rechtbank oordeelt tevens over de handelingen die de vereffenaar eventueel gesteld heeft tussen zijn benoeming door de algemene vergadering en de bevestiging ervan. Zij kan die handelingen met terugwerkende kracht bevestigen, dan wel nietig verklaren indien ze kennelijk in strijd zijn met de rechten van derden. Aan bepaalde personen wordt bovendien het recht ontnomen om de functie van vereffenaar uit te oefenen, tenzij de rechtbank van koophandel in voorkomend geval hun daartoe homologatie verleent. Indien de rechtbank weigert over te gaan tot homologatie of bevestiging, wijst zij zelf, nadat zij werd aangezocht door de vennootschap, door de procureur des Konings of door een belanghebbende derde, een vereffenaar aan, eventueel op voorstel van de algemene vergadering.
Krachtens artikel 3 van de voormelde wet wordt verder nog een artikel 189bis in het Wetboek van vennootschappen ingevoegd. Bij dat artikel wordt aan de vereffenaars de verplichting opgelegd in de zesde en de twaalfde maand van het eerste vereffeningsjaar een omstandige staat van de toestand van de vereffening over te zenden aan de griffie van de rechtbank van koophandel. Bij artikel 4 van dezelfde wet wordt artikel 190, § 1, van het Wetboek van vennootschappen aangevuld met de eis dat de vereffenaars, vooraleer de vereffening wordt afgesloten, het plan voor de verdeling van de activa onder de verschillende schuldeisers voor akkoord voorleggen aan de bevoegde rechtbank van koophandel. Wanneer die verplichtingen niet worden nagekomen, kan de rechtbank, op verzoek van het openbaar ministerie of van iedere belanghebbende derde en nadat de vereffenaar werd gehoord, overgaan tot diens vervanging. De vereffenaar die verzuimt de omstandige staat van de toestand van de vereffening over te zenden, loopt bovendien strafsancties op.
B.3. Die wet werd bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 26 juni 2006. Artikel 7 van die wet bepaalt : « Binnen het jaar waarin deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, nemen de vereffenaars voor de vereffeningen die lopen op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wet de nodige maatregelen om zich te schikken naar de bepalingen ervan ». Het staat niet aan het Hof maar aan de verwijzende rechter te onderzoeken of de nieuwe wet al dan niet een weerslag kan hebben op het hem voorgelegde geschil en of in het licht daarvan aan het Hof nog een prejudiciële vraag dient te worden gesteld.
B.4. De zaak dient derhalve naar de verwijzende rechter te worden teruggezonden.
Om die redenen, het Hof zendt de zaak terug naar de verwijzende rechter.
Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 29 november 2006.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.
De voorzitter, M. Melchior.