Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 09 augustus 2006

Uittreksel uit arrest nr. 130/2006 van 28 juli 2006 Rolnummers 3943, 3949 en 4001 In zake : - de beroepen tot vernietiging van artikel L4155-1, tweede lid, 6°, van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, zoals g - het beroep tot vernietiging en de vordering tot schorsing van artikel L4142-1, § 4, 1°, van (...)

bron
arbitragehof
numac
2006202615
pub.
09/08/2006
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Uittreksel uit arrest nr. 130/2006 van 28 juli 2006 Rolnummers 3943, 3949 en 4001 In zake : - de beroepen tot vernietiging van artikel L4155-1, tweede lid, 6°, van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, zoals gewijzigd bij artikel 49 van het decreet van het Waalse Gewest van 8 december 2005, ingesteld door P. Boucher en J.-M. Cheffert; - het beroep tot vernietiging en de vordering tot schorsing van artikel L4142-1, § 4, 1°, van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, vervat in boek I van deel IV van dat Wetboek, zoals dat boek I is vervangen door artikel 2 van het decreet van het Waalse Gewest van 1 juni 2006, ingesteld door P. Boucher.

Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de beroepen en de vordering en rechtspleging a. Bij verzoekschriften die aan het Hof zijn toegezonden bij op 17 en 28 maart 2006 ter post aangetekende brieven en ter griffie zijn ingekomen op 20 en 29 maart 2006, zijn beroepen tot vernietiging ingesteld van artikel L4155-1, tweede lid, 6°, van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, zoals gewijzigd bij artikel 49 van het decreet van het Waalse Gewest van 8 december 2005 (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 2 januari 2006), door P. Boucher, wonende te 1300 Waver, Venelle aux Cyprès 21, en J.-M. Cheffert, wonende te 5590 Ciney, Le Bragard 7.

De vorderingen tot schorsing van dezelfde decretale bepaling, ingediend door dezelfde verzoekende partijen, zijn verworpen bij het arrest nr. 84/2006 van 17 mei 2006, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 17 juli 2006. b. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 16 juni 2006 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 20 juni 2006, heeft P.Boucher, wonende te 1300 Waver, Venelle aux Cyprès 21, een beroep tot vernietiging en een vordering tot schorsing ingesteld van artikel L4142-1, § 4, 1°, van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, vervat in boek I van deel IV van dat Wetboek, zoals dat boek I is vervangen door artikel 2 van het decreet van het Waalse Gewest van 1 juni 2006 (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 9 juni 2006).

Die zaken, ingeschreven onder de nummers 3943, 3949 en 4001 van de rol van het Hof, werden samengevoegd. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van het beroep tot vernietiging in de zaak nr. 4001 B.1. Artikel L4155-1, tweede lid, 6°, van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, zoals het werd gewijzigd bij artikel 49 van het decreet van het Waalse Gewest van 8 december 2005, bepaalde : « Niet verkiesbaar zijn : [...] 6° de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers, van de Senaat, van het Europees Parlement, van een Gemeenschaps- of Gewestparlement; ».

Die bepaling heeft betrekking op de verkiesbaarheid voor de provincieraad.

B.2.1. Bij decreet van 1 juni 2006, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 9 juni 2006 (eerste editie), heeft de Waalse decreetgever boek I van deel IV van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie vervangen door de bepalingen vermeld in artikel 2 ervan.

Artikel 6 van het vermelde decreet bepaalt dat het decreet in werking treedt de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad , met uitzondering van artikel L4142-1, § 2, 7°, dat in werking treedt op 1 januari 2007.

B.2.2. In de memorie van toelichting bij het ontwerp van decreet dat heeft geleid tot de aanneming van het decreet van 1 juni 2006 wordt de door de Waalse decreetgever nagestreefde doelstelling beschreven als volgt : « [Het decreet] stelt de algemene beginselen vast van het Waalse kiessysteem en definieert alle concepten die in de tekst worden gebruikt. Teneinde het kiesproces op rationele wijze te onderbouwen maar ook teneinde de lezing van de tekst zelf en de toepassing van de kiesprocedures te vergemakkelijken, worden de gehanteerde begrippen gedefinieerd in een inleidend hoofdstuk. Wanneer noodzakelijk, wordt in herinnering gebracht dat die begrippen worden gedefinieerd ten behoeve van het decreet, maar geen ruimere draagwijdte of andere reglementeringen beogen.

Het decreet stelt een aantal regels vast in verband met de kiezers, de kandidaten en de kiesverrichtingen, alsmede in verband met de organisatie en de geldigverklaring van de verkiezingen, met inbegrip van de klachten, de beroepen en de sancties;

Het decreet beschrijft een aantal materiële procedures die zullen worden toegepast voor de voorbereiding, de organisatie en het houden van de verkiezingen, de concretisering van de stemming, van de stemopneming en van de telling ».

B.2.3. Artikel 4155-1, tweede lid, 6°, van het Waalse Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie werd aldus in het decreet van 1 juni 2006 vervangen door artikel L4142-1, § 4, dat bepaalt : « In de provincieraad kunnen niet verkozen worden : 1° zij die lid zijn van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Senaat, het Europees Parlement, een Gewest- of Gemeenschapsparlement; ».

Ten aanzien van het enige middel B.3. Het enige middel is afgeleid uit de schending van de artikelen 8, 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 162 van de Grondwet en met artikel 25 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.

De verzoeker is van mening dat de bestreden bepaling op onevenredige wijze afbreuk doet aan het recht om zich kandidaat te stellen bij verkiezingen en een openbaar ambt te bekleden.

B.4. Artikel 8 van de Grondwet bepaalt : « De staat van Belg wordt verkregen, behouden en verloren volgens de regelen bij de burgerlijke wet gesteld.

De Grondwet en de overige wetten op de politieke rechten bepalen welke de vereisten zijn waaraan men moet voldoen, benevens de staat van Belg, om die rechten te kunnen uitoefenen.

In afwijking van het tweede lid kan de wet het stemrecht regelen van de burgers van de Europese Unie die niet de Belgische nationaliteit hebben, overeenkomstig de internationale en supranationale verplichtingen van België.

Het stemrecht bedoeld in het vorige lid kan door de wet worden uitgebreid tot de in België verblijvende niet-Europese Unie onderdanen, onder de voorwaarden en op de wijze door haar bepaald ».

De artikelen 10 en 11 van de Grondwet bepalen : «

Art. 10.Er is in de Staat geen onderscheid van standen.

De Belgen zijn gelijk voor de wet; zij alleen zijn tot de burgerlijke en militaire bedieningen benoembaar, behoudens de uitzonderingen die voor bijzondere gevallen door een wet kunnen worden gesteld.

De gelijkheid van vrouwen en mannen is gewaarborgd.

Art. 11.Het genot van de rechten en vrijheden aan de Belgen toegekend moet zonder discriminatie verzekerd worden. Te dien einde waarborgen de wet en het decreet inzonderheid de rechten en vrijheden van de ideologische en filosofische minderheden ».

Artikel 162 van de Grondwet bepaalt : « De provinciale en gemeentelijke instellingen worden bij de wet geregeld.

De wet verzekert de toepassing van de volgende beginselen : 1° de rechtstreekse verkiezing van de leden van de provincieraden en de gemeenteraden;2° de bevoegdheid van de provincieraden en van de gemeenteraden voor alles wat van provinciaal en van gemeentelijk belang is, behoudens goedkeuring van hun handelingen in de gevallen en op de wijze bij de wet bepaald;3° de decentralisatie van bevoegdheden naar de provinciale en gemeentelijke instellingen;4° de openbaarheid van de vergaderingen der provincieraden en gemeenteraden binnen de bij de wet gestelde grenzen;5° de openbaarheid van de begrotingen en van de rekeningen;6° het optreden van de toezichthoudende overheid of van de federale wetgevende macht om te beletten dat de wet wordt geschonden of het algemeen belang geschaad. Ter uitvoering van een wet, aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde meerderheid, kan de organisatie en de uitoefening van het administratief toezicht geregeld worden door de Gemeenschaps- of Gewestparlementen.

Ter uitvoering van een wet, aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde meerderheid, regelt het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel de voorwaarden waaronder en de wijze waarop verscheidene provincies of verscheidene gemeenten zich met elkaar kunnen verstaan of zich kunnen verenigen. Evenwel kan aan verscheidene provincieraden of aan verscheidene gemeenteraden niet worden toegestaan samen te beraadslagen ».

Artikel 25 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten bepaalt : « Elke burger heeft het recht en dient in de gelegenheid te worden gesteld, zonder dat het onderscheid bedoeld in artikel 2 wordt gemaakt en zonder onredelijke beperkingen : a) Deel te nemen aan de behandeling van openbare aangelegenheden, hetzij rechtstreeks of door middel van vrijelijk gekozen vertegenwoordigers;b) Te stemmen en gekozen te worden door middel van betrouwbare periodieke verkiezingen die gehouden worden krachtens algemeen en gelijkwaardig kiesrecht en bij geheime stemming, waardoor het vrijelijk tot uitdrukking brengen van de wil van de kiezers wordt verzekerd;c) op algemene voet van gelijkheid te worden toegelaten tot de overheidsdiensten van zijn land ». B.5. Het Waalse Gewest, dat bevoegd is om de samenstelling, de organisatie, de bevoegdheid en de werking van de gemeentelijke en provinciale instellingen te regelen overeenkomstig de artikelen 39 en 162 van de Grondwet en artikel 6, § 1, VIII, eerste lid, 1°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, kan regels uitvaardigen in verband met de verkiezingen van die organen en inzonderheid de verkiesbaarheidsvoorwaarden voor de provincieraad vaststellen. Doordat de aangevochten bepaling erin voorziet dat de leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers, van de Senaat, van het Europees Parlement of van een gemeenschaps- of gewestparlement niet verkiesbaar zijn voor de provincieraad, regelt ze een gewestelijke aangelegenheid. Zij heeft noch tot doel noch tot gevolg het statuut van de voormelde parlementsleden te regelen.

B.6. Het kiesrecht en het verkiesbaarheidsrecht zijn fundamentele politieke rechten in een rechtsstaat, die, krachtens de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, zonder discriminatie moeten worden gewaarborgd.

Die rechten zijn evenwel niet absoluut. Zij kunnen worden beperkt op voorwaarde dat die beperkingen een wettig doel nastreven en evenredig zijn met dat doel.

B.7.1 Krachtens artikel L2212-74, § 1, 1°, van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, is het mandaat van provincieraadslid onverenigbaar met dat van parlementslid.

Die onverenigbaarheid verhoogt het risico op virtuele kandidaturen voor de verkiezingen van de provincieraad, waarbij een kandidaat verzaakt aan het mandaat van provincieraadslid waarvoor hij werd verkozen, omdat hij niet bereid is aan zijn mandaat van parlementslid dat hiermee onverenigbaar is, te verzaken.

Teneinde de kiezer het nuttig effect van zijn stem te waarborgen en dergelijke virtuele kandidaturen te verbieden heeft de Waalse decreetgever met de aangevochten bepaling de parlementsleden in functie onverkiesbaar verklaard voor de provincieraadsverkiezingen.

Uit de parlementaire voorbereiding blijkt immers het volgende : « Het ontwerp-decreet wil immers de vaststelling verhelpen volgens welke sommige kandidaturen enkel tot doel hebben voorkeurstemmen aan te leveren van personen die bekend zijn op andere machtsniveaus voor een verkiezing waarbij zij niet de bedoeling hebben zich in te zetten via het mandaat dat hun zal worden toevertrouwd.

Tot nog toe werd dat euvel enkel verholpen door onverenigbaarheden.

Met het voorstel om zulks te verhelpen via het begrip verkiesbaarheid, gaat het voorliggende ontwerp-decreet, vanuit dezelfde bekommernis van transparantie ten aanzien van de kiezer, een stap verder » (Parl. St., Waals Parlement, 2004-2005, nr. 204/64, p. 99) (eigen vertaling).

B.7.2. De Waalse decreetgever streeft een wettig doel na, namelijk het nuttig effect van de stem van de kiezers waarborgen. Het Hof dient voorts te onderzoeken of de bestreden maatregel redelijkerwijze verantwoord is ten aanzien van die doelstelling.

B.7.3. De voorwaarden waarvan het recht om zich kandidaat te stellen afhankelijk wordt gemaakt, moeten een weergave zijn van de bekommernis om de integriteit en doeltreffendheid te behouden van een kiesprocedure die ertoe strekt de wil van het volk vast te stellen via het algemeen stemrecht.

De verkiesbaarheid is een grondrecht met als doel zich kandidaat te kunnen stellen voor een mandaat van vertegenwoordiger van het volk.

Daaruit volgt dat aan dit recht veel striktere eisen kunnen worden gesteld dan aan het stemrecht, in het bijzonder wanneer die vereisten tot doel hebben het nuttig effect van de stem van de kiezer te waarborgen.

B.7.4. De bestreden maatregel is niet onevenredig ten aanzien van het nagestreefde doel : de beperking van het recht op verkiesbaarheid vormt geen absolute belemmering om zich kandidaat te stellen voor de provincieraadsverkiezingen; de betrokkene kan dat verhelpen door ontslag te nemen uit de door de bestreden bepaling beoogde politieke mandaten.

B.8. Het enige middel is niet gegrond.

Ten aanzien van de beroepen tot vernietiging in de gevoegde zaken nrs. 3943 en 3949 B.9. De verzoekende partijen in de gevoegde zaken nrs. 3943 en 3949 vorderen de vernietiging van artikel L4155-1, tweede lid, 6°, van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, zoals het werd gewijzigd bij artikel 49 van het decreet van het Waalse Gewest van 8 december 2005 houdende wijziging van sommige bepalingen van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 2 januari 2006.

Zoals het Hof heeft vastgesteld in B.2.1, is de voormelde bepaling vervangen door artikel L4142-1, § 4, van het decreet van 1 juni 2006.

Aangezien het Hof het beroep tot vernietiging ingesteld tegen artikel L4142-1, § 4, heeft verworpen, en rekening houdend met het feit dat de in de zaken nrs. 3943 en 3949 aangevochten bepaling niet is toegepast, is het beroep tot vernietiging in de gevoegde zaken nrs. 3943 en 3949 zonder voorwerp geworden.

Ten aanzien van de vordering tot schorsing in de zaak nr. 4001 B.10. De schorsingsprocedure heeft tot doel te vermijden dat een wettelijke norm waartegen een beroep tot vernietiging is ingesteld, schadelijke gevolgen zou hebben gedurende de periode die noodzakelijk is voor het onderzoek van dat beroep. Te dezen doet het arrest over het beroep tot vernietiging het voorwerp van de vordering tot schorsing verdwijnen.

Om die redenen, het Hof verwerpt de beroepen.

Aldus uitgesproken in het Frans, Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 28 juli 2006.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, M. Melchior.

^