gepubliceerd op 07 augustus 2006
Uittreksel uit arrest nr. 131/2006 van 28 juli 2006 Rolnummer 3950 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 39 tot 50 van het decreet van het Waalse Gewest van 8 december 2005 houdende wij(...) Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters P. Mart(...)
ARBITRAGEHOF
Uittreksel uit arrest nr. 131/2006 van 28 juli 2006 Rolnummer 3950 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 39 tot 50 (« Hoofdstuk V. - De verkiezingen ») van het decreet van het Waalse Gewest van 8 december 2005 houdende wijziging van sommige bepalingen van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, ingesteld door R. Pankert.
Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 28 maart 2006 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 29 maart 2006, heeft R. Pankert, wonende te 4700 Eupen, Stendrich 131, beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 39 tot 50 (« Hoofdstuk V. - De verkiezingen ») van het decreet van het Waalse Gewest van 8 december 2005 houdende wijziging van sommige bepalingen van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 2 januari 2006).
De vordering tot schorsing van dezelfde decretale bepalingen, ingediend door dezelfde verzoekende partij, is verworpen bij het arrest nr. 85/2006 van 17 mei 2006, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 31 mei 2006. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de aanvullende memorie van wederantwoord ingediend door de verzoeker B.1. De verzoeker heeft de griffie een aanvullende memorie van wederantwoord, gedateerd op 17 juni 2006, doen toekomen. Een dergelijke memorie, waarin niet is voorzien in de bijzondere wet van 6 januari 1989, moet uit de debatten worden geweerd.
Ten gronde B.2. In zijn hoedanigheid van kiezer doet de verzoeker in beginsel blijken van het vereiste belang om bepalingen aan te vechten die van toepassing zijn op de gemeenteraads- en provincieraadsverkiezingen. Om dezelfde motieven doen de personen die een verzoekschrift tot tussenkomst hebben ingediend in beginsel blijken van een belang om tussen te komen teneinde de door de verzoeker uiteengezette middelen te steunen. De aangevochten bepalingen dienen evenwel op zichzelf van dien aard te zijn dat zij de stem van de verzoeker en van de personen die wensen tussen te komen rechtstreeks en ongunstig raken, die aangevochten bepalingen moeten nog van kracht zijn en de aangevoerde middelen moeten tegen die bepalingen zijn gericht.
B.3. De verzoeker verwijt de aangevochten bepalingen dat zij, bij de verkiezingen, niet de mogelijkheid verbieden tot lijstenverbindingen tussen partijen uit kiesdistricten die tot verschillende gemeenschappen behoren. Zijn beroep is gericht tegen « aanzienlijke leemten » die zich, volgens de verzoeker, zouden bevinden in de aangevochten bepalingen.
B.4. De tegen die « leemten » gerichte middelen hebben geen betrekking op de aangelegenheden die in de aangevochten bepalingen worden behandeld. Zij verwijten het aangevochten decreet dat het niet de noodzakelijke verwijzingen bevat naar het feit dat het gewone toezicht op de gemeenten is overgeheveld naar de organen van de Duitstalige Gemeenschap. Zij verwijten het decreet eveneens dat daarin geen rekening wordt gehouden met het feit dat de provincieraadsleden van het specifieke kiesdistrict van het Duitse taalgebied en die van het Franse taalgebied van de provincie Luik « de facto noodzakelijkerwijze verschillende taalgroepen zouden vormen binnen de provincieraad ». Zij vermelden dat het Waalse Gewest met de Duitstalige Gemeenschap een samenwerkingsakkoord had moeten sluiten dat, volgens de verzoeker, een « conditio sine qua non voor de aanneming van het decreet » zou zijn geweest.
B.5. In werkelijkheid beklaagt de verzoeker zich in essentie erover dat de Belgische rechtsorde voor wat de Duitstalige Gemeenschap betreft geen bepalingen bevat die vergelijkbaar zijn met die welke betrekking hebben op de andere gemeenschappen, en hij maakt daarbij in het bijzonder allusie op datgene wat bij de parlementsverkiezingen van toepassing was in de vroegere provincie Brabant.
Het Hof kan bij het onderzoek van dit beroep dergelijke grieven, die niet zijn gericht tegen de aangevochten bepalingen en die in essentie zijn gericht tegen leemten in de Grondwet of in andere wetsbepalingen, niet onderzoeken.
B.6. Ten slotte werden de bepalingen van de artikelen 39 tot 50 van het decreet van 8 december 2005 vervangen, gewijzigd of opgeheven door andere bepalingen, vervat in het decreet van 1 juni 2006 « tot wijziging van Boek I van Deel IV van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie », bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 9 juni 2006 (eerste editie) en in werking getreden op dezelfde datum, zodat het beroep zonder voorwerp is geworden.
B.7. Om alle in B.4 tot B.6 vermelde redenen zijn het beroep tot vernietiging en bijgevolg het verzoekschrift tot tussenkomst onontvankelijk.
Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.
Aldus uitgesproken in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 28 juli 2006.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.
De voorzitter, M. Melchior.