Etaamb.openjustice.be
Meertalige weergave van Arrest van --
← Terug naar "Uittreksel uit arrest nr. 131/2006 van 28 juli 2006 Rolnummer 3950 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 39 tot 50 van het decreet van het Waalse Gewest van 8 december 2005 houdende wij(...) Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters P. Mart(...)"
Uittreksel uit arrest nr. 131/2006 van 28 juli 2006 Rolnummer 3950 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 39 tot 50 van het decreet van het Waalse Gewest van 8 december 2005 houdende wij(...) Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters P. Mart(...) Extrait de l'arrêt n° 131/2006 du 28 juillet 2006 Numéro du rôle : 3950 En cause : le recours en annulation des articles 39 à 50 du décret de la Région wallonne du 8 décembre 2005 modifiant certaines d(...) La Cour d'arbitrage, composée des présidents M. Melchior et A. Arts, et des juges P. Martens, R.(...)
ARBITRAGEHOF COUR D'ARBITRAGE
Uittreksel uit arrest nr. 131/2006 van 28 juli 2006 Extrait de l'arrêt n° 131/2006 du 28 juillet 2006
Rolnummer 3950 Numéro du rôle : 3950
In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 39 tot 50 (« En cause : le recours en annulation des articles 39 à 50 (« Chapitre
Hoofdstuk V. - De verkiezingen ») van het decreet van het Waalse V. - Sur les élections ») du décret de la Région wallonne du 8
Gewest van 8 december 2005 houdende wijziging van sommige bepalingen décembre 2005 modifiant certaines dispositions du Code de la
van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, ingesteld door R. Pankert. démocratie locale et de la décentralisation, introduit par R. Pankert.
Het Arbitragehof, La Cour d'arbitrage,
samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters composée des présidents M. Melchior et A. Arts, et des juges P.
P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen,
Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en J. Spreutels, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke et J. Spreutels, assistée du
bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président M. Melchior,
wijst na beraad het volgende arrest : après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant :
I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging I. Objet du recours et procédure
Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 28 maart 2006 Par requête adressée à la Cour par lettre recommandée à la poste le 28
ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 29 maart mars 2006 et parvenue au greffe le 29 mars 2006, R. Pankert, demeurant
2006, heeft R. Pankert, wonende te 4700 Eupen, Stendrich 131, beroep à 4700 Eupen, Stendrich 131, a introduit un recours en annulation des
tot vernietiging ingesteld van de artikelen 39 tot 50 (« Hoofdstuk V. articles 39 à 50 (« Chapitre V. - Sur les élections ») du décret de la
- De verkiezingen ») van het decreet van het Waalse Gewest van 8
december 2005 houdende wijziging van sommige bepalingen van het Région wallonne du 8 décembre 2005 modifiant certaines dispositions du
Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie Code de la démocratie locale et de la décentralisation (publié au
(bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 2 januari 2006). Moniteur belge du 2 janvier 2006).
De vordering tot schorsing van dezelfde decretale bepalingen,
ingediend door dezelfde verzoekende partij, is verworpen bij het La demande de suspension des mêmes dispositions décrétales, introduite
arrest nr. 85/2006 van 17 mei 2006, bekendgemaakt in het Belgisch par la même partie requérante, a été rejetée par l'arrêt n° 85/2006 du
Staatsblad van 31 mei 2006. 17 mai 2006, publié au Moniteur belge du 31 mai 2006.
(...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de aanvullende memorie van wederantwoord ingediend door de verzoeker B.1. De verzoeker heeft de griffie een aanvullende memorie van wederantwoord, gedateerd op 17 juni 2006, doen toekomen. Een dergelijke memorie, waarin niet is voorzien in de bijzondere wet van 6 januari 1989, moet uit de debatten worden geweerd. Ten gronde B.2. In zijn hoedanigheid van kiezer doet de verzoeker in beginsel blijken van het vereiste belang om bepalingen aan te vechten die van toepassing zijn op de gemeenteraads- en provincieraadsverkiezingen. Om dezelfde motieven doen de personen die een verzoekschrift tot tussenkomst hebben ingediend in beginsel blijken van een belang om tussen te komen teneinde de door de verzoeker uiteengezette middelen te steunen. De aangevochten bepalingen dienen evenwel op zichzelf van dien aard te zijn dat zij de stem van de verzoeker en van de personen die wensen tussen te komen rechtstreeks en ongunstig raken, die aangevochten bepalingen moeten nog van kracht zijn en de aangevoerde middelen moeten tegen die bepalingen zijn gericht. B.3. De verzoeker verwijt de aangevochten bepalingen dat zij, bij de verkiezingen, niet de mogelijkheid verbieden tot lijstenverbindingen tussen partijen uit kiesdistricten die tot verschillende gemeenschappen behoren. Zijn beroep is gericht tegen « aanzienlijke leemten » die zich, volgens de verzoeker, zouden bevinden in de aangevochten bepalingen. B.4. De tegen die « leemten » gerichte middelen hebben geen betrekking op de aangelegenheden die in de aangevochten bepalingen worden behandeld. Zij verwijten het aangevochten decreet dat het niet de noodzakelijke verwijzingen bevat naar het feit dat het gewone toezicht op de gemeenten is overgeheveld naar de organen van de Duitstalige Gemeenschap. Zij verwijten het decreet eveneens dat daarin geen rekening wordt gehouden met het feit dat de provincieraadsleden van het specifieke kiesdistrict van het Duitse taalgebied en die van het Franse taalgebied van de provincie Luik « de facto noodzakelijkerwijze verschillende taalgroepen zouden vormen binnen de provincieraad ». Zij vermelden dat het Waalse Gewest met de Duitstalige Gemeenschap een samenwerkingsakkoord had moeten sluiten dat, volgens de verzoeker, een « conditio sine qua non voor de aanneming van het decreet » zou zijn geweest. B.5. In werkelijkheid beklaagt de verzoeker zich in essentie erover dat de Belgische rechtsorde voor wat de Duitstalige Gemeenschap betreft geen bepalingen bevat die vergelijkbaar zijn met die welke betrekking hebben op de andere gemeenschappen, en hij maakt daarbij in het bijzonder allusie op datgene wat bij de parlementsverkiezingen van toepassing was in de vroegere provincie Brabant. Het Hof kan bij het onderzoek van dit beroep dergelijke grieven, die niet zijn gericht tegen de aangevochten bepalingen en die in essentie zijn gericht tegen leemten in de Grondwet of in andere wetsbepalingen, niet onderzoeken. B.6. Ten slotte werden de bepalingen van de artikelen 39 tot 50 van het decreet van 8 december 2005 vervangen, gewijzigd of opgeheven door andere bepalingen, vervat in het decreet van 1 juni 2006 « tot wijziging van Boek I van Deel IV van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie », bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 9 juni 2006 (eerste editie) en in werking getreden op dezelfde datum, zodat het beroep zonder voorwerp is geworden. B.7. Om alle in B.4 tot B.6 vermelde redenen zijn het beroep tot vernietiging en bijgevolg het verzoekschrift tot tussenkomst onontvankelijk. Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep. Aldus uitgesproken in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 28 juli 2006. De griffier, P.-Y. Dutilleux. De voorzitter, (...) II. En droit (...) Quant à la recevabilité du mémoire en réplique complémentaire introduit par le requérant B.1. Le requérant a fait parvenir au greffe un mémoire en réplique complémentaire daté du 17 juin 2006. Un tel mémoire, qui n'est pas prévu par la loi spéciale du 6 janvier 1989, doit être écarté des débats. Quant au fond B.2. En sa qualité d'électeur, le requérant justifie, en principe, de l'intérêt requis pour attaquer des dispositions applicables aux élections communales et provinciales. Pour les mêmes motifs, les personnes qui ont déposé une requête en intervention justifient, en principe, d'un intérêt à intervenir pour appuyer les moyens développés par le requérant. Encore faut-il que les dispositions attaquées soient, par elles-mêmes, de nature à affecter directement et défavorablement le vote du requérant et des personnes qui souhaitent intervenir, que les dispositions attaquées soient encore en vigueur et que les moyens invoqués soient dirigés contre ces dispositions. B.3. Le requérant reproche aux dispositions attaquées de ne pas interdire la possibilité des groupements de listes, lors des élections, entre des partis issus de districts électoraux appartenant à des communautés différentes. Son recours est dirigé contre d'« importantes lacunes » qui, selon le requérant, se trouveraient dans les dispositions attaquées. B.4. Les moyens dirigés contre ces « lacunes » n'ont pas trait aux matières traitées par les dispositions attaquées. Ils reprochent au décret attaqué de ne pas contenir les références indispensables au transfert de la tutelle ordinaire des communes aux organes de la Communauté germanophone. Ils lui font également grief de ne pas tenir compte de ce que les conseillers provinciaux du district électoral spécifique de la région de langue allemande et ceux de la région de langue française de la province de Liège formeraient « de facto nécessairement des groupes linguistiques différents au sein du conseil provincial ». Ils font état de ce que la Région wallonne aurait dû conclure, avec la Communauté germanophone, un accord de coopération qui aurait été, selon le requérant, une « condition sine qua non pour l'adoption du décret ». B.5. En réalité, le requérant se plaint essentiellement de ce que l'ordre juridique belge ne contient pas, pour ce qui concerne la Communauté germanophone, des dispositions comparables à celles qui concernent les autres communautés, faisant particulièrement allusion à ce qui était applicable, lors des élections législatives, dans l'ancienne province de Brabant. La Cour ne pourrait, dans l'examen de l'actuel recours, examiner de tels griefs qui ne sont pas dirigés contre les dispositions attaquées et qui sont essentiellement dirigés contre des lacunes dans la Constitution ou dans d'autres dispositions législatives. B.6. Enfin, les dispositions des articles 39 à 50 du décret du 8 décembre 2005 ont été remplacées, modifiées ou abrogées par d'autres dispositions, inscrites dans le décret du 1er juin 2006 « modifiant le Livre Ier de la quatrième partie du Code de la démocratie locale et de la décentralisation », publié au Moniteur belge, 1ère édition, du 9 juin 2006, et entré en vigueur à la même date, de telle sorte que le recours est devenu sans objet. B.7. Pour chacun des motifs exprimés en B.4 à B.6, le recours en annulation et, par voie de conséquence, la requête en intervention sont irrecevables. Par ces motifs, la Cour rejette le recours. Ainsi prononcé en langue française, en langue néerlandaise et en langue allemande, conformément à l'article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage, à l'audience publique du 28 juillet 2006. Le greffier, P.-Y. Dutilleux. Le président,
M. Melchior. M. Melchior.
^