gepubliceerd op 31 januari 2005
Uittreksel uit arrest nr. 11/2005 van 19 januari 2005 Rolnummer 2871 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 3, 4 en 9 van het decreet van het Waalse Gewest van 15 mei 2003 « houdende wijziging van het decreet van 11 septembe Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters P. Mart(...)
Uittreksel uit arrest nr. 11/2005 van 19 januari 2005 Rolnummer 2871 In zake : het beroep tot vernietiging van de artikelen 3, 4 en 9 van het decreet van het Waalse Gewest van 15 mei 2003 « houdende wijziging van het decreet van 11 september 1985 tot organisatie van de milieueffectbeoordeling in het Waalse Gewest, het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen en het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning », ingesteld door de v.z.w.
Inter-Environnement Wallonie.
Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen en J.-P. Snappe, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 10 december 2003 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 11 december 2003, heeft de v.z.w. Inter-Environnement Wallonie, waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is te 5000 Namen, boulevard du Nord 6, beroep tot vernietiging ingesteld van de artikelen 3, 4 en 9 van het decreet van het Waalse Gewest van 15 mei 2003 « houdende wijziging van het decreet van 11 september 1985 tot organisatie van de milieueffectbeoordeling in het Waalse Gewest, het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen en het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 11 juni 2003). (...) II. In rechte (...) Wat de bestreden bepalingen betreft B.1. Het beroep is gericht tegen de artikelen 3, 4 en 9 van het decreet van het Waalse Gewest van 15 mei 2003 houdende wijziging van het decreet van 11 september 1985 tot organisatie van de milieueffectbeoordeling in het Waalse Gewest, het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen en het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.
Artikel 3 van het decreet bepaalt : « Artikel 8 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 11 maart 1999 en het decreet van 4 juli 2002, wordt gewijzigd als volgt : 1. § 2 wordt vervangen als volgt : ' § 2.De Regering bepaalt de lijst van de projecten die vanwege hun aard, omvang of lokalisatie aan een milieueffectonderzoek [lees : milieueffectrapport] onderworpen moeten worden.
Bij de bepaling van de aan een milieueffectonderzoek [lees : milieueffectrapportering] te onderwerpen projecten, houdt de Regering rekening met de relevante selectiecriteria bedoeld in de bijlage bij dit decreet.' 2. § 3 wordt vervangen als volgt : ' § 3.De volgende aanvragen worden onderworpen aan een milieueffectrapportering [lees : evaluatienota] : 1° de vergunningsaanvragen betreffende projecten die niet vermeld worden in § 2;2° de in § 2 bedoelde aanvragen die voldoen aan de voorwaarden vermeld in § 4, eerste lid;3° de vergunningsaanvragen betreffende projecten die vermeld worden in § 2 en die voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 26, § 4, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen.' 3. § 4 wordt vervangen als volgt : ' § 4.Als de vergunningsaanvraag voldoet aan de voorschriften van een plan van aanleg dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een effectonderzoek [lees : milieueffectrapportering] overeenkomstig de artikelen 42 of 50 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, eist de overheid die nagaat of het aanvraagdossier volledig is, geen effectonderzoek [lees : milieueffectrapport] overeenkomstig dit decreet voorzover het effectonderzoek [lees : milieueffectrapport] voorafgaand aan de goedkeuring van het plan de vereiste gegevens bevat. Als niet voldaan wordt aan de voorwaarden van het eerste lid, kan het effectonderzoek [lees : milieueffectrapport] betreffende de vergunningsaanvraag uitgaan van de nuttige gegevens die ingezameld werden bij het (de) effectonderzoek(en) [lees : het of de milieueffectrapport(en)] of de effectrapportering uitgevoerd vóór de goedkeuring van een plan van aanleg, een gemeentelijk plan van aanleg, een gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan of een gemeentelijk structuurplan. ' » Artikel 4 van het decreet bepaalt het volgende : « In hetzelfde decreet wordt een artikel 9bis ingevoegd, luidend als volgt : '
Art. 9bis.Als een vergunningsaanvraag het voorwerp uitmaakt van een milieueffectrapportering [lees : evaluatienota], onderzoekt de overheid die nagaat of het aanvraagdossier volledig is, op grond van die rapportering [lees : nota] en rekening houdende met de relevante selectiecriteria bedoeld in de bijlage bij dit decreet of het project aanzienlijke milieueffecten kan hebben. Als ze vaststelt dat zulks het geval is, geeft ze de aanvrager kennis daarvan wanneer ze hem meedeelt dat het dossier volledig is.
Tegelijkertijd geeft ze de "Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable" kennis daarvan en laat ze hem weten dat hij inzage kan nemen van het aanvraagdossier en dat zijn advies als gunstig wordt beschouwd als het niet binnen dertig dagen na ontvangst van de kennisgeving bij ter post aangetekend schrijven of tegen ontvangbewijs toegezonden wordt. ' » Artikel 9, ten slotte, luidt als volgt : « Artikel 14 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 11 maart 1999 en het decreet van 4 juli 2002, wordt vervangen als volgt : '
Art. 14.§ 1. De vergunningsaanvragen waarvoor een effectonderzoek [lees : milieueffectrapport] wordt geëist, worden aan een openbaar onderzoek onderworpen. § 2. De vergunningsaanvragen waarvoor een milieueffectrapportering [lees : evaluatienota] wordt geëist, worden aan een openbaar onderzoek onderworpen : 1° als de overheid die nagaat of het aanvraagdossier volledig is, overeenkomstig artikel 9bis vaststelt dat het project aanzienlijke milieueffecten kan hebben;2° in de andere gevallen, als de desbetreffende wetgeving het oplegt. § 3. Bij het uitvoeren van de openbare onderzoeken bedoeld in de §§ 1 en 2 worden hoe dan ook de volgende principes in acht genomen : 1° het dossier van de vergunningsaanvraag, de niet-technische samenvatting, de milieueffectrapportering [lees : evaluatienota] of het effectonderzoek [lees : milieueffectrapport] wordt openbaar gemaakt;2° het openbaar onderzoek duurt vijftien dagen voor projecten onderworpen aan een effectrapportering [lees : evaluatienota] en dertig dagen voor projecten onderworpen aan een effectonderzoek [lees : milieueffectrapport];3° het openbaar onderzoek wordt opgeschort tussen 16 juli en 15 augustus. Voor de aan een milieueffectrapport onderworpen projecten kan de Regering, naast de bij andere wetten, decreten of besluiten bepaalde regels betreffende een openbaar onderzoek, bijkomende regels opleggen.
De Regering kan regels voor de organisatie van het openbaar onderzoek opleggen als de overheid die voor de organisatie instaat, haar verplichtingen niet nakomt. ' » Wat het belang van de verzoekende partij betreft B.2.1. De Waalse Regering betwist het belang van de verzoekende v.z.w. om in rechte te reden omdat zij door de bestreden bepalingen niet rechtstreeks en ongunstig in haar situatie zou worden geraakt. Er zou immers niet zijn aangetoond dat de in het geding zijnde bepalingen, doordat zij voorzien in twee verschillende procedures voor deelname van de burger aan de milieueffectbeoordeling, zouden raken aan de bescherming van het leefmilieu.
B.2.2. Wanneer een vereniging zonder winstoogmerk zich op een collectief belang beroept, is vereist dat haar maatschappelijk doel van bijzondere aard is en, derhalve, onderscheiden van het algemeen belang; dat het collectief belang niet tot de individuele belangen van de leden is beperkt; dat het maatschappelijk doel door de bestreden norm kan worden geraakt; dat ten slotte niet blijkt dat het maatschappelijk doel niet of niet meer werkelijk wordt nagestreefd.
B.2.3. Volgens artikel 4 van haar statuten, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 3 oktober 2002, heeft de v.z.w.
Inter-Environnement Wallonie « tot doel de integriteit en diversiteit van het leefmilieu te beschermen en een leefmilieu van hoge kwaliteit te bevorderen; bovendien wordt zij door haar leden gemachtigd hun belangen te verdedigen in elk geschil waarbij de kwaliteit van het leefmilieu en de duurzame ontwikkeling op lokaal, gewestelijk, federaal, Europees en internationaal niveau in gevaar zijn ».
Artikel 7 van die statuten bepaalt dat de effectieve leden van « Inter-Environnement Wallonie » verenigingen zijn en natuurlijke personen die gemachtigd zijn door een groepering van natuurlijke personen, die hun activiteiten volledig of gedeeltelijk in Wallonië uitoefenen en waarvan de werking bijdraagt tot de verwezenlijking van haar maatschappelijk doel.
Bij de artikelen 3, 4 en 9 van het bestreden decreet worden verschillende bepalingen gewijzigd van het decreet van 11 september 1985 tot organisatie van de milieueffectbeoordeling in het Waalse Gewest. Wat de projecten betreft die aanzienlijke milieueffecten zouden kunnen hebben, wordt voortaan een onderscheid gemaakt tussen de projecten bedoeld in de door de Regering vastgestelde gesloten lijst, die aan een milieueffectrapport moeten worden onderworpen, en de projecten die niet in die lijst zijn vermeld en die moeten worden onderworpen aan een evaluatienota.
Volgens de verzoekende partij zouden de personen die betrokken zijn bij een project dat aanzienlijke milieueffecten zou kunnen hebben maar dat niet is opgenomen in de gesloten lijst, op die manier belangrijke procedurele waarborgen verliezen, met name de voorafgaande raadpleging van de bevolking, het optreden van een erkend studiebureau dat onafhankelijk en onpartijdig is en, ten slotte, een openbaar onderzoek dat langer duurt dan het openbaar onderzoek waarin is voorzien in het kader van een project dat onderworpen is aan een nota.
B.2.4. De in het geding zijnde bepalingen, waarbij verschillende procedures voor milieueffectbeoordeling worden geregeld, staan niet los van het maatschappelijk doel van de verzoekende vereniging. Door te bepalen dat projecten die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben, aan verschillende procedures zullen worden onderworpen, zou het in het geding zijnde decreet een rechtstreekse en ongunstige weerslag kunnen hebben op het recht op een leefmilieu van hoge kwaliteit dat door de verzoekende v.z.w. wordt verdedigd en aan eenieder wordt toegekend indien het Hof zou vaststellen dat één van die procedures, zonder redelijke verantwoording, geringere procedurele waarborgen biedt aan een categorie van burgers.
B.3. Voor zulk een vaststelling dienen de draagwijdte van de aangevochten bepalingen en de gevolgen die zij kunnen hebben te worden onderzocht. Het onderzoek van de ontvankelijkheid van het beroep dat de verzoekende vereniging heeft ingesteld, valt samen met het onderzoek ten gronde.
Ten gronde B.4. De verzoekende v.z.w. leidt één enkel middel af uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 23 ervan, en met de artikelen 1 tot 6 van de Richtlijn 85/337/EEG betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, en uit de schending van artikel 23 van de Grondwet.
In een eerste onderdeel van het middel wordt kritiek geleverd op het feit dat artikel 3 van het decreet van 15 mei 2003 voorschrijft dat de Regering een gesloten lijst van projecten opstelt die, doordat zij aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben, aan een milieueffectrapportering onderworpen zijn, terwijl artikel 4 van hetzelfde decreet bepaalt dat de projecten die niet in de gesloten lijst zijn opgenomen maar die eveneens aanzienlijke gevolgen zouden kunnen hebben voor het leefmilieu, aan een procedure voor bijkomende gegevens worden onderworpen, waarvan de nadere regels verschillen van die van het milieueffectrapport.
In een tweede onderdeel van het middel wordt aangevoerd dat de decreetgever, door te verzaken aan essentiële waarborgen inzake bescherming van het leefmilieu, eveneens zou hebben geraakt aan het standstill -effect dat voortvloeit uit artikel 23 van de Grondwet en dat elke achteruitgang op het gebied van rechtsbescherming van het leefmilieu verbiedt.
B.5.1. Met de in het geding zijnde bepalingen wilde de Waalse decreetgever een regeling treffen voor de projecten die onderworpen zijn aan een evaluatienota en « die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben », om het systeem in overeenstemming te brengen met het gemeenschapsrecht (Parl. St., Waals Parlement, 2002-2003, nr. 469/1, pp. 2 en 3). Het was de bedoeling de projecten die moeten worden beoordeeld, in slechts twee categorieën onder te brengen : « de eerste categorie groepeert de projecten die aan een milieueffectrapport zijn onderworpen omdat zij ' aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben '; de tweede categorie omvat de andere projecten, namelijk de projecten die aan een evaluatienota zijn onderworpen. » Die indeling werd als volgt verduidelijkt : « De projecten van de eerste categorie worden steeds aan raadplegingen en aan een openbaar onderzoek onderworpen.
Opdat het systeem dat geldt voor de projecten van de tweede categorie met de richtlijn zou overeenstemmen, moet worden bepaald dat, wanneer die projecten ' aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben ', zij aan raadplegingen en aan een openbaar onderzoek worden onderworpen » (ibid., pp. 3-4).
B.5.2. Bij artikel 8, § 2, van het decreet van 11 september 1985, gewijzigd bij artikel 3 van het bestreden decreet, wordt de Regering belast met het bepalen van de lijst van de projecten die aan een milieueffectrapportering moeten worden onderworpen. De wetgever preciseert dat « de Regering [daartoe] rekening houdt met de relevante selectiecriteria bedoeld in de bijlage bij dit decreet ».
Wat betreft de projecten die het voorwerp zijn van een evaluatienota, bepaalt artikel 9bis van het decreet van 11 september 1985, ingevoegd bij artikel 4 van het bestreden decreet, dat de bevoegde overheid ermee belast is te onderzoeken of het project aanzienlijke milieueffecten kan hebben en daarbij eveneens rekening houdt met de relevante selectiecriteria bedoeld in de bijlage bij het decreet.
Indien de overheid vaststelt dat zulks het geval is, verzoekt zij de « Conseil wallon de l'environnement pour le développement durable » binnen de dertig dagen een advies uit te brengen, en onderwerpt zij het project aan een openbaar onderzoek.
Om de milieueffecten van de projecten te bepalen, zijn in de bijlage bij het decreet drie criteria vastgelegd die overeenstemmen met de criteria van bijlage III van de voormelde richtlijn.
Het eerste criterium heeft betrekking op de kenmerken van de projecten die aan een milieueffectbeoordeling onderworpen zijn. Die kenmerken hebben betrekking op de omvang van het project, de cumulatie met andere projecten, het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, de afvalproductie, de verontreiniging, de hinder en het gevaar voor ongevallen.
De lokalisatie van de projecten, dit wil zeggen de ecologische gevoeligheid van de geografische zones waar het project schade zou kunnen veroorzaken, het gebruik van de bestaande gronden, de relatieve rijkdom, de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van de zone alsook de ecologische draagkracht van het natuurlijke milieu vormen het tweede criterium.
Het derde criterium betreft ten slotte de potentiële impact van het project op het leefmilieu, rekening houdend met de geografische zone en het aantal betrokken inwoners, de grensoverschrijdende aard van de impact, de omvang, de complexiteit en de waarschijnlijkheid ervan en, ten slotte, de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van de impact.
B.5.3. Het systeem voor de beoordeling van de milieueffecten van projecten is beschreven in titel II van het decreet van 11 september 1985 tot organisatie van de milieueffectbeoordeling in het Waalse Gewest, gewijzigd bij het decreet van 15 mei 2003.
Bij artikel 9, §§ 1 en 2, van het decreet wordt de Regering gemachtigd de vorm en de minimale inhoud te bepalen van de evaluatienota en van het milieueffectrapport. Een voor beide procedures gemeenschappelijke minimuminhoud ligt vast in § 3 van de voormelde bepaling.
Wat de eigenlijke procedure betreft, blijkt uit de combinatie van artikel 1, 6°, en artikel 11 van het decreet dat de natuurlijke personen of rechtspersonen die belast zijn met het opstellen van de milieueffectrapporten, een wetenschappelijk onderzoek uitvoeren en door de Regering moeten worden erkend, volgens de criteria en een procedure die zij vaststelt. De nota wordt opgesteld door de auteur van het project zelf, zoals blijkt uit de definitie ervan in artikel 1, 5°, van het decreet van 11 september 1985 en uit de bijlage bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 houdende organisatie van de milieueffectbeoordeling in het Waalse Gewest.
B.5.4. Twee andere elementen onderscheiden de procedure van het milieueffectrapport van die van de evaluatienota.
Terwijl, voor de projecten die aan een milieueffectrapport onderworpen zijn, de bevolking wordt geraadpleegd vóór de indiening van de vergunningsaanvraag, « om te wijzen op specifieke punten die zouden kunnen worden aangesneden in het effectonderzoek, en om alternatieven voor te leggen die de auteur van het project redelijkerwijs in overweging zou kunnen nemen bij de uitvoering van het effectonderzoek » (artikel 12 van het decreet), ontbreekt zulk een raadpleging in de procedure van de evaluatienota.
Indien ten slotte de vergunningsaanvragen aan een openbaar onderzoek moeten worden onderworpen, ongeacht of dat ambtshalve gebeurt wanneer het gaat om een project dat is opgenomen in de gesloten lijst van de Regering, dan wel op verzoek van de administratieve overheid wanneer die van mening is dat het project dat niet in de lijst is opgenomen aanzienlijke milieueffecten kan hebben, verschilt de duur van het openbaar onderzoek naar gelang van de procedure. Artikel 14, § 3, 2°, van het decreet bepaalt immers dat het openbaar onderzoek vijftien dagen duurt voor projecten onderworpen aan een evaluatienota en dertig dagen voor projecten onderworpen aan een milieueffectrapport.
B.5.5. Ook al heeft de Waalse decreetgever zich willen conformeren aan het Europees recht door alle projecten die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben aan een openbaar onderzoek te onderwerpen, toch heeft hij geen reden aangevoerd ter verantwoording van het feit dat, wanneer wordt vastgesteld dat die milieueffecten aanzienlijk zijn, de projecten aan dermate verschillende beoordelingsprocedures worden onderworpen naargelang zij al dan niet zijn opgenomen in de lijst die de Regering heeft vastgesteld in haar besluit van 4 juli 2002.
Hoewel in principe kan worden aangenomen dat het onmogelijk is een exhaustieve lijst op te stellen van de projecten die ambtshalve aan een milieueffectrapport moeten worden onderworpen (Parl. St., Waals Parlement, 2002-2003, nrs. 435/2 en 469/5, p. 5, en Hand. 2002-2003, nr. 28, p. 88), heeft de decreetgever het gelijkheidsbeginsel geschonden door twee categorieën van procedures vast te stellen waarvan één onvoldoende waarborgen biedt op het vlak van raadpleging en onpartijdigheid.
B.6. Het eerste onderdeel van het middel is gegrond.
B.7. Aangezien het tweede onderdeel van het middel niet tot een ruimere vernietiging kan leiden, dient het niet door het Hof te worden onderzocht.
B.8. Om de rechtsonzekerheid die kan voortvloeien uit de terugwerking van de vernietiging, te vermijden, meer bepaald voor de personen die op grond van de bekritiseerde reglementering een vergunningsaanvraag hebben ingediend, en om de decreetgever in staat te stellen een nieuwe reglementering aan te nemen, dienen, met toepassing van artikel 8, tweede lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, de gevolgen van de vernietigde bepalingen te worden gehandhaafd tot 31 december 2005.
Om die redenen, het Hof - vernietigt de artikelen 3, 4 en 9 van het decreet van het Waalse Gewest van 15 mei 2003 « houdende wijziging van het decreet van 11 september 1985 tot organisatie van de milieueffectbeoordeling in het Waalse Gewest, het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen en het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning »; - handhaaft de gevolgen van de vernietigde bepalingen tot 31 december 2005.
Aldus uitgesproken in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 19 januari 2005.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.
De voorzitter, M. Melchior.