Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 05 oktober 2004

Uittreksel uit arrest nr. 140/2004 van 22 juli 2004 Rolnummer 2851 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1465 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Leuven. Het Arbitragehof, samenges wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging

bron
arbitragehof
numac
2004202908
pub.
05/10/2004
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Uittreksel uit arrest nr. 140/2004 van 22 juli 2004 Rolnummer 2851 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1465 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Leuven.

Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, M. Bossuyt, E. De Groot en J.-P. Snappe, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Arts, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 14 november 2003 in zake F. Ceusters tegen L. Veny, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 2 december 2003, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Leuven de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 1465 van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de gecoördineerde Grondwet, indien het in die zin wordt uitgelegd dat het enkel de rechten van kinderen uit een vorig huwelijk en niet de rechten van buitenhuwelijkse kinderen, geboren vóór het huwelijk beschermt ? » (...) III. In rechte (...) B.1. Artikel 1465 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt : « Ingeval er kinderen zijn uit een vroeger huwelijk, blijft elk beding in het huwelijkscontract hetwelk ten gevolge heeft dat aan een der echtgenoten meer wordt gegeven dan het beschikbaar gedeelte, zonder gevolg ten aanzien van het meerdere; gelijke verdeling van hetgeen is overgespaard van de wederzijdse inkomsten der echtgenoten, al zijn die ongelijk, wordt echter niet beschouwd als een voordeel waardoor de kinderen uit een vroeger huwelijk worden benadeeld. » B.2. De verwijzende rechter vraagt of die bepaling de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt indien ze in die zin wordt uitgelegd dat ze enkel de rechten van kinderen uit een vorig huwelijk en niet de rechten van buitenhuwelijkse kinderen, geboren vóór het huwelijk, beschermt.

B.3. Het onderscheid berust op een objectief criterium. Het Hof moet evenwel nagaan of dat criterium relevant is, rekening houdend met het onderwerp van de beschouwde norm.

De controle door het Hof is strikter wanneer het fundamentele beginsel van de gelijkheid op grond van geboorte in het geding is.

B.4. Nu de in het geding zijnde bepaling ertoe strekt de belangen van de kinderen van de overledene te beschermen, die immers geen wettelijke erfgenamen zijn van hun stiefouder, ziet het Hof niet in op grond waarvan die bescherming zou kunnen worden ontzegd aan de buitenhuwelijkse kinderen, geboren vóór het huwelijk. Kinderen mogen immers niet worden benadeeld wegens het feit dat hun ouders niet voor het huwelijk hebben gekozen.

B.5. In de in B.2 vermelde interpretatie dient de prejudiciële vraag bevestigend te worden beantwoord.

B.6. Het Hof stelt evenwel vast dat de in het geding zijnde bepaling in die zin kan worden geïnterpreteerd dat ze niet enkel de rechten van kinderen uit een vorig huwelijk maar ook de rechten van buitenhuwelijkse kinderen, geboren vóór het huwelijk, beschermt. Zoals de artikelen 10 en 11 van de Grondwet vereisen, bepaalt artikel 334 van het Burgerlijk Wetboek immers dat, ongeacht de wijze waarop de afstamming is vastgesteld, de kinderen en hun afstammelingen dezelfde rechten en plichten hebben ten opzichte van de ouders en hun bloed- en aanverwanten en vice versa.

B.7. In de in B.6 vermelde interpretatie dient de prejudiciële vraag ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : - Artikel 1465 van het Burgerlijk Wetboek schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in de interpretatie dat het enkel de rechten van kinderen uit een vorig huwelijk beschermt en niet de rechten van buitenhuwelijkse kinderen, geboren vóór het huwelijk. - Dezelfde bepaling schendt de voormelde grondwetsbepalingen niet in de interpretatie dat ze niet enkel de rechten van kinderen uit een vorig huwelijk maar ook de rechten van buitenhuwelijkse kinderen, geboren vóór het huwelijk, beschermt.

Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 22 juli 2004.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, A. Arts.

^