Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 11 augustus 2003

Uittreksel uit arrest nr. 92/2003 van 24 juni 2003 Rolnummer 2500 In zake : het beroep tot vernietiging van het decreet van de Franse Gemeenschap van 20 december 2001 « tot vaststelling van het initieel referentierooster van de Franse Geme Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters L. Fra(...)

bron
arbitragehof
numac
2003200727
pub.
11/08/2003
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Uittreksel uit arrest nr. 92/2003 van 24 juni 2003 Rolnummer 2500 In zake : het beroep tot vernietiging van het decreet van de Franse Gemeenschap van 20 december 2001 « tot vaststelling van het initieel referentierooster van de Franse Gemeenschap voor de klankradio-omroep in frequentiemodulatie op de band 87.5-108 MHz en tot wijziging van het decreet van 24 juli 1997 betreffende de Hoge Raad voor de Audiovisuele Sector en de private diensten voor klankradio-omroep van de Franse Gemeenschap », althans van artikel 3 en de bijlage van dat decreet, ingesteld door de Vlaamse Regering.

Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters L. François, R. Henneuse, L. Lavrysen, J.-P. Snappe en E. Derycke, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Arts, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 16 juli 2002 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 17 juli 2002, heeft de Vlaamse Regering, Martelaarsplein 19, 1000 Brussel, beroep tot vernietiging ingesteld van het decreet van de Franse Gemeenschap van 20 december 2001 « tot vaststelling van het initieel referentierooster van de Franse Gemeenschap voor de klankradio-omroep in frequentiemodulatie op de band 87.5-108 MHz en tot wijziging van het decreet van 24 juli 1997 betreffende de Hoge Raad voor de Audiovisuele Sector en de private diensten voor klankradio-omroep van de Franse Gemeenschap », althans van artikel 3 en de bijlage van dat decreet (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 17 januari 2002). (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van het onderwerp en van de omvang van het beroep B.1.1. De Vlaamse Regering vordert de vernietiging van het decreet van de Franse Gemeenschap van 20 december 2001, « althans van artikel 3 en de bijlage van dat decreet ». In haar memorie van antwoord deelt de Vlaamse Regering mee dat de verwijzing in het verzoekschrift naar artikel 3 het gevolg is van een verschrijving en dat, naast de vernietiging van het gehele decreet, inzonderheid de vernietiging van artikel 2 en van de bijlage van dat decreet wordt beoogd.

B.1.2. Artikel 166, § 1, 2o, van het decreet van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 betreffende de radio-omroep (Belgisch Staatsblad , 17 april 2003) heft met ingang van 17 april 2003 (artikel 168) het decreet op van 24 juli 1997 betreffende de Hoge Raad voor de Audiovisuele Sector en de private diensten voor klankradio-omroep van de Franse Gemeenschap, zoals het werd gewijzigd door onder meer het bestreden decreet van 20 december 2001.

Het bestreden decreet is bijgevolg in die mate opgeheven. Die opheffing heeft evenwel geen weerslag op het eigenlijke onderwerp van het beroep.

B.2.1. Volgens de Franse Gemeenschapsregering blijkt uit de drie middelen die door de Vlaamse Regering worden aangevoerd dat het beroep in wezen, zo niet uitsluitend, tegen artikel 2, eerste lid, van het decreet van 20 december 2001 is gericht. Zeer bijkomstig is het beroep volgens haar tegen het tweede lid van dat artikel 2 gericht. De Franse Gemeenschapsregering is van oordeel dat het beroep niet ontvankelijk is, in zoverre het strekt tot de vernietiging van andere bepalingen dan de eerste twee leden van artikel 2.

B.2.2. Volgens de Vlaamse Regering wordt ten minste het gehele artikel 2 beoogd, met inbegrip van de bevoegdheidstoewijzing aan de Franse Gemeenschapsregering in het derde lid van dat artikel.

B.2.3. Het Hof moet de omvang van het beroep tot vernietiging bepalen op basis van de inhoud van het verzoekschrift.

Uit het ingediende verzoekschrift en uit de uiteenzetting van de middelen blijkt dat enkel het eerste en het tweede lid van artikel 2 van het decreet van 20 december 2001 en de bijlage van dat decreet in het geding zijn. Het Hof beperkt zijn onderzoek tot die bepalingen en tot die bijlage.

Ten aanzien van de exceptie van onbevoegdheid B.3.1. De Franse Gemeenschapsregering is van mening dat het eerste middel niet ontvankelijk is, in zoverre het tevens de schending aanvoert van artikel 2 van het koninklijk besluit van 10 januari 1992 betreffende de klankradio-omroep in frequentiemodulatie in de band 87,5 MHz - 108 MHz (A.7).

In werkelijkheid werpt de Franse Gemeenschapsregering een exceptie van onbevoegdheid op volgens welke het Hof de bestreden bepalingen niet aan artikel 2 van het voormelde koninklijk besluit vermag te toetsen.

B.3.2. De Vlaamse Regering is van oordeel dat de bevoegdheidverdelende regels waaraan het Hof kan toetsen van reglementaire aard kunnen zijn, zoals het Hof in het arrest nr. 39/97 heeft overwogen.

B.3.3. Krachtens artikel 142 van de Grondwet en de artikelen 1, 1o, en 26, § 1, 1o, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof dient het Hof te toetsen aan de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de Staat, de gemeenschappen en de gewesten.

Die artikelen voorzien niet in het vereiste dat die regels van wetgevende aard dienen te zijn, doch enkel dat zij een bevoegdheidverdelend karakter dienen te hebben.

B.3.4. Anders dan de samenwerkingsvormen van overleg, betrokkenheid en dergelijke, waarvan sprake in de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen of in de andere wetten tot hervorming der instellingen (artikel 30bis - oud artikel 124bis - van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof), is het in het voormelde koninklijk besluit van 10 januari 1992 voorgeschreven vereiste van « coördinatieaanvraag » geen regel tot bepaling van de respectieve bevoegdheid van de federale Staat, de gemeenschappen en de gewesten.

B.3.5. Het Hof is niet bevoegd de bestreden bepalingen aan artikel 2 van het voormelde koninklijk besluit van 10 januari 1992 te toetsen.

Ten aanzien van het « Akkoord van Genève, 1984 » B.4.1. De Vlaamse Regering verwijst naar het « Regionaal Akkoord met betrekking tot het gebruik van de band 87,5-108 MHz voor klankradio-omroep in frequentiemodulatie ».

B.4.2. Nog afgezien van de omstandigheid dat het voormelde Akkoord bij ontstentenis van instemming door de federale wetgevende Kamers en door de Gemeenschapsraden geen rechtsgevolgen in de interne rechtsorde sorteert, zoals de Raad van State opmerkt (Parl. St. , Parlement van de Franse Gemeenschap, 2000-2001, nr. 202/1, p. 18), kan een internationale regeling, zoals die welke in dat Akkoord vervat is waarbij uitvoering aan het Verdrag van Nairobi van 6 november 1982 wordt gegeven, - bij gebrek aan een uitdrukkelijke vermelding in de staatshervormingswetten en in acht genomen dat de gemeenschappen evenzeer als de federale Staat tot de in dat Akkoord voorgeschreven verplichtingen zijn gehouden - bij voorbaat niet bepalend worden aangevoerd ter afbakening van de bevoegdheid die door of krachtens de Grondwet aan de federale Staat, respectievelijk de gemeenschappen, is toebedeeld. In die bevoegdheidsverdeling is « radio-omroep en televisie » aangewezen als een culturele aangelegenheid in de zin van artikel 127, § 1, 1o, van de Grondwet en hoort die kwalificatie als uitgangspunt van elke interpretatie te worden genomen.

B.4.3. In zoverre de Vlaamse Regering naar het voormelde « Akkoord van Genève, 1984 » verwijst, kan het Hof geen rekening ermee houden.

Ten gronde B.5.1. Het bestreden eerste en tweede lid van artikel 2 van het decreet van 20 december 2001 luiden : « De bijgesloten frequentielijst vormt het rooster van de frequenties in de Franse Gemeenschap die toegewezen kunnen worden aan de private diensten voor klankradio-omroep in frequentiemodulatie op de band 87.5-108 MHz.

De Regering bepaalt de wijzen waarop de in het eerste lid bedoelde frequentielijst gewijzigd kan worden, zonder dat deze wijzigingen afbreuk doen aan de rechten die voortvloeien uit de verleende toelatingen. » De bijlage stelt het initieel referentierooster concreet vast met vermelding van de zendplaatsen en van de frequentie (MHz).

B.5.2. In de parlementaire voorbereiding werden de bestreden bepalingen als volgt toegelicht : « In artikel 2 van dit ontwerp wordt een lijst weergegeven van frequenties die toewijsbaar zijn aan de private operatoren van de Franse Gemeenschap.

Aangezien een frequentieplan voortdurend evolueert (verplaatsing van antennes, operatoren die erbij komen of verdwijnen, enz.), wordt bij dit artikel aan de Regering de bevoegdheid verleend om, op grond van de behoeften, zo snel mogelijk de nodige wijzigingen aan te brengen in het frequentierooster zoals dat oorspronkelijk in de bijlage is vastgelegd.

Het doel is een wettelijke basis te creëren voor de toewijzing van de frequenties aan de private diensten voor klankradio-omroep van de Franse Gemeenschap, in de lijn van de communautaire beleidsverklaring. [...] Artikel 2 van dit ontwerp verwijst in geen enkel opzicht naar het koninklijk besluit van 10 januari 1992, genomen ter uitvoering van artikel 10, eerste lid, van de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving, rekening houdend, enerzijds, met het feit dat dit besluit niet-toepasselijk is verklaard wegens substantiële gebreken bij de totstandkoming ervan, waarop de Hoven van Beroep te Gent en te Brussel op 2 juni 1999 en 11 april 2000 hebben gewezen en, anderzijds, met het feit dat de Minister van Telecommunicatie op 21 oktober 1999, in een brief aan de Europese Unie, verklaard heeft dat dit besluit als geschorst moest worden beschouwd.

Het artikel verwijst evenmin naar het Akkoord van Genève van 1984, rekening houdend met het feit dat de afdeling wetgeving van de Raad van State in haar advies van heeft geoordeeld dat dit akkoord geen uitwerking had in het interne recht. » (Parl. St. , Parlement van de Franse Gemeenschap, 2000-2001, nr. 202/1, p. 4) Ten aanzien van het eerste en het derde middel B.6.1. In het eerste middel voert de Vlaamse Regering aan dat de bestreden bepalingen een schending inhouden van artikel 127, § 1, 1o, van de Grondwet en van artikel 4, 6o, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. In het derde middel voert die Regering aan dat de bestreden bepalingen strijdig zijn met het evenredigheidsbeginsel.

B.6.2. Nu het onderzoek van de evenredigheid bij de uitoefening van de bevoegdheden die aan de gemeenschappen zijn toegewezen deel uitmaakt van het onderzoek van die bevoegdheden zelf, worden het eerste en het derde middel samen onderzocht.

B.7.1. Artikel 127, § 1, van de Grondwet bepaalt : « De Raden van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap regelen, ieder wat hem betreft, bij decreet : 1o de culturele aangelegenheden; [...] ».

Artikel 4 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen bepaalt : « De culturele aangelegenheden bedoeld in artikel 59bis , § 2, 1°, van de Grondwet [thans artikel 127, § 1] zijn : [...] 6o De radio-omroep en de televisie, het uitzenden van mededelingen van de federale Regering uitgezonderd; [...] ».

B.7.2. Behoudens de uitzondering waarin hij heeft voorzien, heeft de bijzondere wetgever de aangelegenheid van de radio-omroep en de televisie in haar geheel naar de gemeenschappen overgeheveld. Die bevoegdheid staat de gemeenschappen toe de technische aspecten van radio- en televisie-uitzendingen te regelen als accessorium van de aangelegenheid van de radio-omroep en de televisie. Die bevoegdheid omvat tevens de bevoegdheid om de frequenties toe te wijzen, mits de technische normen die tot de federale bevoegdheid behoren in acht worden genomen.

Immers, om de integratie van elk van de radio-elektrische golven in het geheel van die welke over het nationale grondgebied worden uitgezonden, mogelijk te maken en om wederzijdse storingen te vermijden, moet de federale overheid instaan voor de algemene politie van de radio-elektrische golven.

Die opdracht omvat de bevoegdheid om de technische normen betreffende het toekennen van de frequenties en betreffende het vermogen van de zendtoestellen aan te nemen, die gemeenschappelijk moeten blijven voor het geheel van de radioberichtgeving, ongeacht de bestemming ervan, en de bevoegdheid een technische controle te organiseren en de overtreding van bedoelde normen strafbaar te stellen.

B.8. Het tweede lid van het bestreden artikel 2 voorziet in een opdracht aan de Franse Gemeenschapsregering om de wijzen te bepalen waarop de in het eerste lid bedoelde frequentielijst kan worden gewijzigd. Die bepaling dient te worden begrepen dat zij de Regering niet toestaat bij de inwerkingstelling ervan de bevoegdheidverdelende regels te schenden.

B.9.1. De Vlaamse Regering voert nog aan dat de bestreden bepalingen strijdig zijn met het evenredigheidsbeginsel.

B.9.2. De uitoefening van de gemeenschapsbevoegdheid inzake radio-omroep en televisie dient zo te worden geregeld dat zij geen afbreuk doet noch aan de federale bevoegdheid inzake algemene politie van de radio-elektrische golven, noch aan de bevoegdheid van de andere gemeenschappen. De gemeenschappen dienen meer bepaald erover te waken dat zij de uitoefening van de bevoegdheden van de voormelde andere overheden niet onmogelijk of buitengewoon moeilijk maken.

B.9.3. De Vlaamse Regering geeft niet aan en het Hof ziet niet in hoe de Vlaamse Gemeenschap, door de bestreden bepalingen, zou verhinderd zijn haar bevoegdheden inzake radio-omroep en televisie uit te oefenen, noch hoe de uitoefening van die bevoegdheden overdreven moeilijk zou worden gemaakt.

Bovendien wijst de Franse Gemeenschapsregering erop - zonder door de Vlaamse Regering op dat punt te worden tegengesproken - dat de betwisting tussen de gemeenschappen slechts op 8 frequenties betrekking heeft, wat nauwelijks 1,1 pct. van het totale aantal toe te wijzen frequenties vertegenwoordigt.

De bestreden bepalingen schenden niet het evenredigheidsbeginsel dat bij de uitoefening van de bevoegdheden in acht moet worden genomen.

B.10. Uit de uiteenzetting van de partijen voor het Hof blijkt de noodzaak om inzake het toewijzen van de in het geding zijnde frequenties te voorzien in een coördinatie tussen de federale Staat en de gemeenschappen, zowel op het nationale als op het internationale vlak. Nu noch de Grondwet, noch de wetten tot hervorming der instellingen in die aangelegenheid in een verplichte samenwerking voorzien, staat het aan de overheden die complementaire bevoegdheden uitoefenen te beoordelen of het opportuun is gebruik te maken van artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, dat bepaalt : « De Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten kunnen samenwerkingsakkoorden sluiten die onder meer betrekking hebben op de gezamenlijke oprichting en het gezamenlijk beheer van gemeenschappelijke diensten en instellingen, op het gezamenlijk uitoefenen van eigen bevoegdheden, of op de gemeenschappelijke ontwikkeling van initiatieven ».

B.11. Het eerste en het derde middel kunnen niet worden aangenomen.

Tweede middel B.12. In het tweede middel voert de Vlaamse Regering de schending aan van artikel 127, § 2, van de Grondwet. De bestreden bepalingen zouden door territoriale bevoegdheidsoverschrijding zijn aangetast doordat zij eenzijdig radiofrequenties ter beschikking stellen aan de eigen zenders van de Franse Gemeenschap of aan de zenders die vanop het grondgebied van die Gemeenschap opereren, zodat de betrokken zenders noodzakelijkerwijs buiten het grondgebied van de Franse Gemeenschap zullen uitzenden.

B.13.1. Zoals hiervoor reeds is gesteld, is de gemeenschapswetgever te dezen bevoegd op grond van de hem toegewezen aangelegenheid inzake de radio-omroep en de televisie. Die aangelegenheid is door artikel 4, 6o, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 aangemerkt als een culturele aangelegenheid als bedoeld in artikel 127, § 1, 1o, van de Grondwet.

B.13.2. Ten aanzien van de territoriale toepassingssfeer van de in artikel 127, § 1, van de Grondwet bedoelde aangelegenheden bepaalt paragraaf 2 van dat artikel : « Deze decreten hebben kracht van wet respectievelijk in het Nederlandse taalgebied en in het Franse taalgebied, alsmede ten aanzien van de instellingen gevestigd in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad die, wegens hun activiteiten moeten worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de ene of de andere gemeenschap. » B.13.3. Artikel 127, § 2, van de Grondwet heeft een exclusieve territoriale bevoegdheidsverdeling tot stand gebracht, wat veronderstelt dat het onderwerp van iedere regeling welke een gemeenschapswetgever uitvaardigt, moet kunnen worden gelokaliseerd binnen het gebied waarvoor hij bevoegd is.

B.13.4. Krachtens het eerste lid van artikel 2 van het decreet van 20 december 2001 vormt de als bijlage gevoegde frequentielijst het rooster van de frequenties die « in de Franse Gemeenschap » kunnen worden toegewezen.

Rekening houdend met de materiële bevoegdheidssfeer inzake de radio-omroep en de televisie, maakt dat criterium het mogelijk de decretale regeling op pertinente wijze te lokaliseren binnen de territoriale bevoegdheidssfeer van de Franse Gemeenschap.

B.14.1. Met verwijzing naar het arrest nr. 54/96 betoogt de Vlaamse Regering nog dat de grondwettelijke territoriale bevoegdheidsbeperking weliswaar niet belet dat de decreten van de gemeenschappen « extraterritoriale gevolgen » kunnen hebben, maar dat te dezen volgens haar niet kan worden betwist dat het frequentiebeleid van de Vlaamse Gemeenschap wordt gedwarsboomd.

B.14.2. Dat in een aangelegenheid als de radio-omroep een regelgeving extraterritoriale gevolgen kan hebben, vloeit voort uit de aard zelf van die aangelegenheid.

Het Hof ziet niet in hoe de bestreden decreetsbepalingen gevolgen zouden hebben die ertoe leiden dat het beleid van de Vlaamse Gemeenschap wordt gedwarsboomd.

Zoals in B.10 aangegeven, staat het aan de betrokken overheden om zich te verstaan over een gecoördineerd optreden in de in het geding zijnde aangelegenheid.

B.15. Het tweede middel kan niet worden aangenomen.

Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.

Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 24 juni 2003.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, A. Arts.

^