Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 28 juli 2003

Uittreksel uit arrest nr. 45/2003 van 9 april 2003 Rolnummer 2625 In zake : de vordering tot schorsing van de wet van 11 december 2002 « houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlande Het Arbitragehof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter A. Arts en de rechters-verslaggev(...)

bron
arbitragehof
numac
2003200706
pub.
28/07/2003
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Uittreksel uit arrest nr. 45/2003 van 9 april 2003 Rolnummer 2625 In zake : de vordering tot schorsing van de wet van 11 december 2002 « houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en de Protocollen I en II en de wisseling van brieven, gedaan te Luxemburg op 5 juni 2001 », ingesteld door H. Bleijlevens.

Het Arbitragehof, beperkte kamer, samengesteld uit voorzitter A. Arts en de rechters-verslaggevers E. De Groot en J.-P. Moerman, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de vordering Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 4 februari 2003 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 5 februari 2003, heeft H. Bleijlevens, wonende te 3620 Lanaken, Pannestraat 259, een vordering tot schorsing ingesteld van de wet van 11 december 2002 « houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en de Protocollen I en II en de wisseling van brieven, gedaan te Luxemburg op 5 juni 2001 » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 20 december 2002, tweede editie).

Bij hetzelfde verzoekschrift vordert de verzoekende partij eveneens de vernietiging van de voormelde wet. (...) III. In rechte (...) B.1. H. Bleijlevens, Nederlander, wonende te Lanaken heeft een beroep tot vernietiging ingediend « van de betwiste wetskrachtige norm i.c. de goedkeuringswet hetzij het nieuwe belastingverdrag tussen het koninkrijk België en het koninkrijk der Nederlanden ».

In hetzelfde verzoekschrift verzoekt hij het Hof « over te gaan tot schorsing van de litigieuse wet ».

B.2. Bij ontstentenis van nadere aanduiding door de verzoekende partij van de betreffende goedkeuringswet en van het betreffende verdrag, is het Hof van oordeel dat de verzoekende partij doelt op de wet van 11 december 2002 « houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, en de Protocollen I en II en de wisseling van brieven, gedaan te Luxemburg op 5 juni 2001 ». Die akten zijn bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 20 december 2002 (tweede uitgave).

B.3.1. Krachtens artikel 22 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof moet de partij die de schorsing vordert, om aan de tweede vereiste van artikel 20, 1o, van diezelfde wet te voldoen - de onmiddellijke uitvoering van de bestreden maatregel moet een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kunnen berokkenen - in haar verzoekschrift, aan het Hof concrete feiten voorleggen die voldoende bewijzen of aannemelijk maken dat de toepassing van de bestreden normen haar een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kan berokkenen.

B.3.2. Uit de enkele vraag van de verzoekende partij, namelijk « Ook verzoeken wij u over te gaan tot schorsing van de litigieuse wet », kan niet worden afgeleid waarin dat moeilijk te herstellen ernstig nadeel dan wel zou bestaan.

Zelfs indien uit het verzoekschrift zou mogen worden afgeleid dat het te dezen om een financieel nadeel gaat, dan nog stelt het Hof vast dat de verzoekende partij niet op voldoende wijze, aan de hand van concrete feiten, aantoont dat zulk een nadeel voor haar onherstelbaar is.

B.4. De vordering tot schorsing is klaarblijkelijk niet ontvankelijk.

Om die redenen, het Hof, beperkte kamer, met eenparigheid van stemmen uitspraak doende, verklaart de vordering tot schorsing niet ontvankelijk.

Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 9 april 2003.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, A. Arts.

^