Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 07 juli 2003

Uittreksel uit arrest nr. 55/2003 van 30 april 2003 Rolnummer 2498 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 34, § 1, 1 o , van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door het Hof van Beroep te Luik Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters P. Mar(...)

bron
arbitragehof
numac
2003200632
pub.
07/07/2003
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Uittreksel uit arrest nr. 55/2003 van 30 april 2003 Rolnummer 2498 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 34, § 1, 1o, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.

Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en A. Arts, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen en J.-P. Snappe, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag Bij arrest van 27 juni 2002 in zake B. Kockartz en M. Schumacher tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 5 juli 2002, heeft het Hof van Beroep te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 34, § 1, 1o, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 de bepalingen van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat voormeld artikel 34 de aan de belastingplichtige wegens lichamelijke schade zonder inkomensderving toegekende vergoedingen, uitgekeerd op grond van een door de werkgever van de verzekerde afgesloten collectieve verzekeringsovereenkomst tegen ongevallen in het beroeps- en privé-leven, aan de inkomstenbelasting onderwerpt, terwijl dezelfde vergoedingen, uitgekeerd op grond van een door de verzekerde ondertekende individuele verzekeringsovereenkomst, overeenkomstig artikel 38, 8o, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 niet aan de belasting zijn onderworpen ? » (...) IV. In rechte (...) B.1. Artikel 34, § 1, 1o, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (W.I.B. 1992) (vroeger artikel 32bis van het W.I.B. 1964) bepaalde, vóór de wijziging ervan bij de wet van 19 juli 2000 : « Pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen omvatten, ongeacht de schuldenaar, de verkrijger of de benaming ervan en de wijze waarop ze worden vastgesteld en toegekend : 1o pensioenen en lijfrenten of tijdelijke renten, alsmede als zodanig geldende toelagen die rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking hebben op een beroepswerkzaamheid of die het gehele of gedeeltelijke herstel van een bestendige derving van winst, bezoldigingen of baten uitmaken; ».

B.2. Het Hof van Beroep te Luik vraagt het Hof of die bepaling de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt doordat zij de vergoedingen voor lichamelijke schade die gestort zijn ter uitvoering van een collectief verzekeringscontract gesloten door de werkgever van de begunstigde, belastbaar maakt wanneer de belastingplichtige geen inkomsten heeft gederfd, terwijl diezelfde vergoedingen, wanneer zij overeenkomstig artikel 38, 8o, van het W.I.B. 1992 zijn gestort ter uitvoering van een individueel verzekeringscontract gesloten door de betrokkene, niet aan een belasting zijn onderworpen.

B.3. Uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 5 januari 1976, die de in het geding zijnde bepaling in het Wetboek van de inkomstenbelastingen heeft ingevoegd, blijkt dat de wetgever een einde wilde maken aan het stelsel van vrijstelling van sommige vervangingsinkomens die het herstel van een bestendige inkomstenderving uitmaken (Parl. St., Senaat, 1975-1976, nr. 742/2, p. 18).

B.4.1. Door de pensioenen, renten en toelagen die het herstel van een bestendige derving van winst, bezoldigingen of baten uitmaken in de belastbare inkomsten op te nemen, heeft de wetgever een maatregel genomen die relevant is ten aanzien van die doelstelling.

B.4.2. De vraag heeft echter betrekking op het belastbare karakter van vergoedingen die voor de begunstigde geen inkomstenderving compenseren.

B.5. De Ministerraad voert aan dat de verschillende fiscale behandeling verantwoord zou zijn door het verschil in aftrekbaarheid van de premies die verbonden zijn aan het verzekeringscontract.

Premies die verband houden met een individueel verzekeringscontract zouden nooit als beroepskosten kunnen worden afgetrokken, wat de vrijstelling waarin artikel 38, 8o, van het W.I.B. 1992 voorziet, zou verantwoorden. De premies die verbonden zijn aan een collectief contract dat de werkgever ten gunste van zijn werknemers heeft gesloten, zouden daarentegen door de werkgever kunnen worden afgetrokken, wat de belasting van de vergoedingen die ter uitvoering van het contract worden gestort, zou verantwoorden.

B.6. Het Hof merkt enerzijds op dat, wanneer het verzekeringscontract is gesloten door de werkgever van de begunstigde, die laatste de premies niet kan aftrekken van zijn beroepskosten omdat hij ze niet heeft betaald. De begunstigde van de vergoeding is vreemd aan het feit dat de werkgever de premies eventueel had kunnen aftrekken.

B.7. Anderzijds kan het feit dat de premies in voorkomend geval zijn afgetrokken, onmogelijk invloed hebben op de grondslag van de belasting, zoals die kan worden afgeleid uit artikel 34, § 1, 1o, van het W.I.B. 1992, geïnterpreteerd in het licht van de wil van de wetgever zoals uitgedrukt in de parlementaire voorbereiding van de wet van 5 januari 1976, namelijk de belasting gronden op de derving van beroepsinkomsten en de compensatie daarvan door de gestorte vergoeding. Het criterium van onderscheid kan dan ook niet als pertinent worden beschouwd ten aanzien van het doel van de bepaling.

B.8. Het Hof ziet niet in wat zou kunnen verantwoorden dat de schadeloosstelling die wordt uitgekeerd ter uitvoering van een collectief verzekeringscontract dat de fysiologische en/of economische ongeschiktheid dekt, aan de belasting wordt onderworpen, terwijl zij geen vervangingsinkomen vormt. Een dergelijke belasting heeft tot gevolg dat een discriminatie wordt teweeggebracht tussen de slachtoffers van een ongeval die geen inkomsten hebben gederfd, naargelang zij worden vergoed ter uitvoering van een individueel verzekeringscontract of ter uitvoering van een collectief verzekeringscontract.

B.9. De vraag dient bevestigend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Doordat het de bedragen die ter uitvoering van een collectief verzekeringscontract, gesloten door de werkgever van het slachtoffer, gestort zijn om een fysiologische en/of economische invaliditeit veroorzaakt door een ongeval te vergoeden, belastbaar maakt zonder dat het slachtoffer inkomsten heeft gederfd, schendt artikel 34, § 1, 1o, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

Aldus uitgesproken in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 30 april 2003.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, M. Melchior.

^