gepubliceerd op 19 maart 2003
Uittreksel uit arrest nr. 19/2003 van 30 januari 2003 Rolnummer 2324 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 633, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de beslagrechter in de Rechtbank van eerste aanleg te Mech Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters L. Fra(...)
ARBITRAGEHOF
Uittreksel uit arrest nr. 19/2003 van 30 januari 2003 Rolnummer 2324 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 633, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de beslagrechter in de Rechtbank van eerste aanleg te Mechelen.
Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters A. Arts en M. Melchior, en de rechters L. François, P. Martens, M. Bossuyt, A. Alen en J.-P. Moerman, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Arts, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag Bij beschikking van 11 januari 2002 in zake de vennootschap naar Pools recht Rafako tegen de n.v. Munja en de n.v. Seghers Better Technology For Solids & Air, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 22 januari 2002, heeft de beslagrechter in de Rechtbank van eerste aanleg te Mechelen de prejudiciële vraag gesteld « of artikel 633 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij wet van 4 juli 2001, doordat het de bevoegdheid van de beslagrechter verklaart te verbinden aan de woonplaats van een beslagene in het Rijk, de artikelen 10 en/of 11 van de Grondwet schendt, voorzover aldus en daardoor aan een beslagene die buiten het Rijk is gevestigd, de toegang tot de beslagrechter wordt ontzegd ». (...) IV. In rechte (...) B.1. Artikel 633 van het Gerechtelijk Wetboek luidt : « De vorderingen inzake bewarende beslagen en middelen tot tenuitvoerlegging worden uitsluitend gebracht voor de rechter van de plaats van het beslag, tenzij de wet anders bepaalt.
Voor de toepassing van het eerste lid inzake beslag onder derden is de plaats van het beslag de woonplaats van de beslagen schuldenaar.
Voor de vorderingen betreffende bewarende beslagen en middelen tot tenuitvoerlegging ingesteld krachtens de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, zijn de beslagrechters van de arrondissementen van Veurne, Brugge en Antwerpen tevens bevoegd.
Indien de vordering betrekking heeft op een beslag gelegd in de territoriale zee, bedoeld in artikel 1 van de wet van 6 oktober 1987 tot bepaling van de breedte van de territoriale zee van België, of in de exclusieve economische zone, bedoeld in artikel 2 van de wet van 22 april 1999 betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee, zijn de beslagrechters van de arrondissementen Antwerpen, Brugge en Veurne eveneens bevoegd. » B.2.1. De verwijzende rechter vraagt het Hof of artikel 633 van het Gerechtelijk Wetboek bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat aan de beslagen schuldenaar die zijn woonplaats buiten het Rijk heeft, de toegang tot de beslagrechter wordt ontzegd.
B.2.2. De Ministerraad voert aan dat de prejudiciële vraag uitgaat van een verkeerde interpretatie van artikel 633, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek.
B.2.3. Het Hof dient in beginsel de betwiste bepaling te onderzoeken in de interpretatie die daaraan door de verwijzende rechter is gegeven.
B.3.1. Uit de parlementaire voorbereiding van artikel 2 van de wet van 4 juli 2001, dat de in het geding zijnde bepaling in artikel 633 van het Gerechtelijk Wetboek heeft ingevoegd, blijkt dat de wetgever ernaar heeft gestreefd de territoriale bevoegdheid van de beslagrechter bij het beslag onder derden te verduidelijken ten gevolge van « de felle controverse in verband met de vaststelling van de plaats van het beslag in geval van beslag onder derden » (Parl. St. , Kamer, 1999-2000, nr. 309/001, p. 3) : « is de plaats van het beslag de woning van de beslagen schuldenaar of die van de beslagen derde ? » (Parl. St. , Kamer, 2000-2001, nr. 309/002, p. 3).
B.3.2. Door de in het geding zijnde bepaling aan te nemen heeft de wetgever geen rekening gehouden met de situatie van de beslagen schuldenaar die zijn woonplaats buiten het Rijk heeft. Daaruit volgt dat die categorie van beslagen schuldenaars geen toegang heeft tot de beslagrechter.
B.4. Artikel 633, tweede lid, leidt ertoe dat twee categorieën van beslagen schuldenaars verschillend worden behandeld die beiden zich willen verzetten tegen een beslag onder derden in België met toepassing van het Belgisch recht, doordat enkel de beslagen schuldenaars die in België gedomicilieerd zijn, toegang hebben tot de Belgische beslagrechter.
B.5. Ofschoon de woonplaats van de beslagen schuldenaar een objectief criterium is en dat criterium relevant is om de rechter aan te wijzen die territoriaal bevoegd is wanneer de schuldenaar woonachtig is in België, is er geen reden om de toegang tot de Belgische beslagrechter aan een schuldenaar te weigeren om de enkele reden dat hij zijn woonplaats niet in België heeft. Ten aanzien van die categorie van beslagen schuldenaars is het criterium van de woonplaats niet relevant : het staat niet in verhouding tot de in B.3.1 vermelde doelstelling.
B.6. Daaruit volgt dat in zoverre artikel 633, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing is op de beslagen schuldenaar die zijn woonplaats niet in België heeft, het discriminerende gevolgen heeft. In die mate dient de prejudiciële vraag bevestigend te worden beantwoord.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 633, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het de toegang tot de Belgische beslagrechter ontzegt aan de beslagen schuldenaar die zijn woonplaats niet in België heeft.
Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 30 januari 2003.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.
De voorzitter, A. Arts.