gepubliceerd op 18 maart 2000
Uittreksel uit arrest nr. 3/2000 van 19 januari 2000 Rolnummer 1586 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 12, 4°, 16, 18 en 24bis van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en G. De Baets, en de rechters H. (...)
Uittreksel uit arrest nr. 3/2000 van 19 januari 2000 Rolnummer 1586 In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 12, 4°, 16, 18 en 24bis van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, gesteld door het Arbeidshof te Bergen.
Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en G. De Baets, en de rechters H. Boel, L. François, J. Delruelle, H. Coremans en M. Bossuyt, bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag Bij arrest van 8 januari 1999 in zake C. Van der Haegen tegen het Nationaal Verbond van Socialistische Mutualiteiten, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 15 januari 1999, heeft het Arbeidshof te Bergen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « De wet van 9 augustus 1963 op de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering stelt in artikel 16, bij de dienst voor geneeskundige verzorging van het RIZIV, vijf technische raden in; bij artikel 18 machtigt zij de Koning om er andere in te stellen, op voorstel van het beheerscomité van de dienst voor geneeskundige verzorging; diezelfde wet, bij artikel 12, 4°, vertrouwt het beheerscomité de zorg toe de in die wet bedoelde verordeningen uit te werken betreffende de voorwaarden voor het verkrijgen van het recht op geneeskundige verstrekkingen en, op voorstel van de bevoegde technische raden, de voorwaarden vast te stellen waaraan de terugbetaling van de in artikel 23 bedoelde geneeskundige verstrekkingen is onderworpen; zij delegeert aan de Koning, bij artikel 24bis, in afwijking van artikel 12, 4°, de bevoegdheid om wijzigingen aan te brengen in de voorwaarden waaraan de terugbetaling is onderworpen van de geneeskundige verstrekkingen bedoeld in artikel 23, na het advies te hebben ingewonnen van de technische raden indien die er zijn en van het beheerscomité van de dienst voor geneeskundige verzorging. Heeft de wetgever van 9 augustus 1963 bij het instellen van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, door, bij het artikel 12, 4°, van de wet van 9 augustus 1963, aan het beheerscomité van de dienst voor geneeskundige verzorging van het RIZIV de bevoegdheid te verlenen om, op advies van de bevoegde technische raden, de voorwaarden vast te stellen voor de terugbetaling van de geneeskundige verstrekkingen, terwijl hij aan de Koning, op voorstel van alleen het beheerscomité, de bevoegdheid verleent om andere dan de vijf bij de wet overeenkomstig artikel 18 ingestelde technische raden in het leven te roepen en terwijl hij de Koning de bevoegdheid verleent, naar luid van artikel 24bis, om na het advies te hebben ingewonnen van de technische raden, indien die er zijn, en van het beheerscomité van de dienst voor geneeskundige verzorging, wijzigingen aan te brengen in de voorwaarden waaraan de terugbetaling is onderworpen van de geneeskundige verstrekkingen bedoeld in artikel 23, door die gecombineerde bepalingen ten aanzien van de verleners van geneeskundige verstrekkingen die behoren tot categorieën die niet ressorteren onder de vijf overeenkomstig artikel 16 van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering wettelijk ingestelde technische raden, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet geschonden ? Meer in het bijzonder : heeft de wetgever van 9 augustus 1963 bij het instellen van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, inzonderheid bij de artikelen 12, 4°, en 18 van die wet, door rechtstreeks technische raden in te stellen voor bepaalde categorieën van zorgverleners in de sector van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het RIZIV en door de oprichting daarvan voor andere categorieën van zorgverleners, bij voorbeeld de verpleegkundigen, ten aanzien van wie hij heeft nagelaten zulks te doen, over te laten aan het beheerscomité van de dienst voor geneeskundige verzorging, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet geschonden, inzonderheid doordat hij de zorgverleners zoals de verpleegkundigen, die niet beschikken over een technische raad, in tegenstelling tot diegenen die daar wel over beschikten, niet betrekt bij de uitwerking van de reglementering - zelfs in de vorm van voorstel of advies - met betrekking tot de voorwaarden voor de tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging ? » (...) IV. In rechte (...) B.1. De artikelen 12, 4°, 16, 18 en 24bis van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, van kracht op het ogenblik van de feiten die aanleiding hebben gegeven tot het geschil, bepalen : (...) «
Art. 12.Het beheerscomité van de dienst voor geneeskundige verzorging : 4° werkt de in deze wet bedoelde verordeningen uit, in het bijzonder betreffende de voorwaarden voor het verkrijgen van recht op geneeskundige verstrekkingen en, op voorstel of advies van de bevoegde technische raden, de normen volgens welke de in artikel 23 bedoelde geneeskundige verstrekkingen behoren te worden verleend.» «
Art. 16.Bij de dienst voor geneeskundige verzorging worden een technische geneeskundige raad, een technische farmaceutische raad, een technische tandheelkundige raad, een technische raad voor ziekenhuisverpleging en een technische raad voor farmaceutische specialiteiten ingesteld.
Die raden doen de voorstellen en geven de adviezen bedoeld in artikel 12, 4° en 6°.
De Technische Geneeskundige Raad en de Technische Tandheelkundige Raad zijn bevoegd om adviezen te geven over de interpretatie van de nomenclatuur, namelijk aan de beperkte kamers en aan de commissies van beroep welke respectievelijk bedoeld zijn in artikel 79 en in artikel 89 van deze wet. » «
Art. 18.De Koning kan, op voorstel van het beheerscomité, andere technische raden instellen. » «
Art. 24bis.§ 1. In afwijking van de artikelen 12, 4°, en 16, tweede lid, kan de Koning, nadat het advies van de Technische Raden, zo er voorhanden zijn, en van het Beheerscomité van de Dienst voor geneeskundige verzorging werd ingewonnen, wijzigingen aanbrengen in : a) de voorwaarden waarvan de terugbetaling van de in artikel 23 bedoelde geneeskundige verstrekkingen afhangt;b) de toepassingsregelen van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen.» B.2.1. De artikelen 12, 4°, en 24bis van de wet van 9 augustus 1963 staan het beheerscomité van de Dienst voor geneeskundige verzorging of de Koning toe verordeningen aan te nemen betreffende onder meer de voorwaarden waaraan de terugbetaling van de geneeskundige verstrekkingen onderworpen is en betreffende de nomenclatuur ervan.
B.2.2. Artikel 16 van dezelfde wet voorziet in de oprichting, bij die dienst, van technische raden; bij de wet zelf worden vijf raden ingesteld (geneesheren, tandartsen, apothekers, ziekenhuizen, farmaceutische specialiteiten) en artikel 18 staat de Koning toe andere raden in te stellen, op voorstel van het beheerscomité. Die raden worden onder meer ermee belast adviezen te geven over de voormelde ontwerp-verordeningen of die verordeningen voor te stellen (artikel 12, 4°, en 24bis). Zij worden samengesteld volgens de door de Koning vastgestelde regels, en de beroepsorganisaties kunnen namen voorstellen wanneer zij hun medewerking verlenen aan de verzekering voor geneeskundige verzorging (artikel 17 en artikel 11, vierde lid).
B.2.3. Het beheerscomité van de Dienst voor geneeskundige verzorging heeft op 17 september 1979, op grond van het voormelde artikel 12, 4°, een verordening aangenomen tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 december 1963 houdende verordening op de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering.
Een artikel 7ter, dat uit die wijziging is voortgevloeid, bepaalt dat voor de verstrekkingen verleend door de verpleegkundigen de tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging alleen mag worden toegekend als de bedoelde verstrekkingen door de zorgverstrekkers zijn vermeld in een persoonlijk boek met de zorgverstrekkingen. Aangezien voor die categorie van verstrekkers geen technische raad is ingesteld, kon die verordening geldig worden aangenomen zonder voorafgaand advies.
B.2.4. De toepassing van die verordening, waarvan de toetsing niet onder de bevoegdheid van het Hof valt, is het voorwerp van een geschil voor de verwijzende rechter. Deze ondervraagt het Hof over een mogelijke schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat de in het geding zijnde bepalingen een verschil in behandeling teweegbrengen tussen de zorgverstrekkers, waarbij de enen - zoals de geneesheren, de tandartsen en de apothekers - de garantie hebben van het voorafgaand advies gegeven door een bij de wet opgerichte raad, en de anderen - te dezen de verpleegkundigen - een dergelijke garantie niet hebben zolang de Koning de technische raden die Hij krachtens het voormelde artikel 18 gemachtigd is in te stellen, niet opricht.
B.3.1. De omstandigheid dat de technische raden die bij de wet van 9 augustus 1963 worden ingesteld, slechts een advies- of voorstelbevoegdheid zouden hebben en dus niet over een beslissingsbevoegdheid beschikken in de aangelegenheden die onder het beheerscomité van de Dienst voor geneeskundige verzorging ressorteren, is niet voldoende om aan te tonen, in tegenstelling met wat de Ministerraad en het Nationaal Verbond van Socialistische Mutualiteiten beweren, dat de in het geding zijnde bepalingen de grondwetsbepalingen waarvan het Hof de inachtneming dient te verzekeren, niet zouden kunnen schenden. De wetgever vermocht raden ermee te belasten adviezen te geven of voorstellen te doen enkel in de veronderstelling dat dergelijke ingrepen in het beslissingsproces er enige invloed zouden kunnen uitoefenen.
De omstandigheid dat wetsbepalingen een machtiging bevatten waarvan de inwerkingstelling ertoe heeft kunnen leiden dat sommige categorieën van personen strenger worden behandeld dan andere, geeft overigens geen informatie over de overeenstemming van die bepalingen met de voormelde grondwetsbepalingen : de overheid die een dergelijke machtiging in werking stelt kan immers niet daarin de toestemming vinden om regels vast te stellen die in strijd zouden zijn met de Grondwet.
B.3.2. Bij de hervorming van de ziekte- en invaliditeitsverzekering in 1963 heeft de wetgever het beheer van de verzekering voor geneeskundige verzorging toevertrouwd aan een beheerscomité dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de verzekeringsinstellingen, de werkgeversorganisaties, de werknemersorganisaties, de geneesheren, de tandheelkundigen, de apothekers en de verplegingsinrichtingen.
Naast andere opdrachten heeft hij aan dat comité de opdracht toevertrouwd de verordening uit te werken betreffende bepaalde voorwaarden tot het toekennen van gezondheidszorgverstrekkingen en het boeken van die verstrekkingen (Parl. St., Kamer, 1962-1963, nr. 527/1, p. 13). Hij heeft bepaald dat bij de Dienst voor de geneeskundige verzorging technische raden zouden worden ingesteld, « belast met het bestuderen van de normen volgens welke de gezondheidszorgverstrekkingen dienen verleend en met het onderzoeken van de in de nomenclatuur van de gezondheidszorgverstrekkingen aan te brengen wijzigingen » (Parl. St., Kamer, 1962-1963, nr. 527/1, p. 14) en hij heeft zich ertoe beperkt zelf de voormelde vijf technische raden op te richten, wat grotendeels overeenstemde met de vroegere situatie (ibid., nr. 527/16, p. 41). De Koning, die gemachtigd is andere technische raden op te richten, heeft intussen een technische raad voor de betrekkingen met de farmaceutische industrie (koninklijk besluit van 18 januari 1971) en een technische raad voor implantaten (koninklijk besluit van 27 oktober 1989) ingesteld.
B.3.3. Door te voorzien in het bestaan van de betrokken raden heeft de wetgever geen representatieve instanties van de betrokken beroepen ingesteld (dat is het onderwerp van de artikelen 26 en 27 van de wet van 9 augustus 1963) maar heeft hij het beheerscomité van de Dienst voor geneeskundige verzorging, waaraan hij een beslissingsbevoegdheid heeft toegekend, in de mogelijkheid willen stellen te beschikken over adviezen en voorstellen uitgewerkt door degenen die over technische kennis of bekwaamheden beschikken. Men kan aannemen dat hij zelf technische raden heeft opgericht die men reeds bij het begin als noodzakelijk kon beschouwen om de meest complexe aangelegenheden te onderzoeken, en daarbij aan de Koning de zorg overliet om andere raden in te stellen ingeval de behoefte daartoe of het nut daarvan zou blijken; de aan de Koning verleende bevoegdheid wordt uitgeoefend op voorstel van het beheerscomité. Opgemerkt dient te worden dat dit comité, onder de voorwaarden bepaald in artikel 11 van de wet, vertegenwoordigers van de representatieve beroepsorganisaties omvat.
B.3.4. Ook kan worden aangenomen dat, om de voorwaarden voor terugbetaling van de gezondheidsverstrekkingen te definiëren, de aangelegenheden waarin technische adviezen het meest onontbeerlijk lijken veeleer die zijn welke betrekking hebben op de geneesheren, de tandartsen, de apothekers, de farmaceutische specialiteiten en de ziekenhuizen dan die welke betrekking hebben op de verpleegkundigen.
Bij het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies wordt de geneeskunst voorbehouden aan de geneesheren, de apothekers en de tandartsen; naar luid van artikel 1 van dat besluit omvat de geneeskunst de geneeskunde, tandheelkunde inbegrepen, en de artsenijbereidkunde, in hun curatieve of preventieve vorm. Nu kunnen de verschillen tussen de beoefenaars van de geneeskunst en de paramedische medewerkers - zoals de verpleegkundigen - met betrekking tot de aard van de verstrekte zorg, de medische bevoegdheid, het statuut en de deontologische regels, in redelijkheid verantwoorden dat nuttig geoordeeld werd onmiddellijk een technische raad op te richten met betrekking tot de activiteiten van de enen en niet van de anderen.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De artikelen 12, 4°, 16, 18 en 24bis van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet in zoverre zij de zorgverstrekkers, zoals de verpleegkundigen, die niet over een technische raad beschikken niet betrekken bij de uitwerking van de reglementering betreffende de voorwaarden voor tegemoetkoming door de verzekering voor geneeskundige verzorging.
Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 19 januari 2000.
De griffier, De voorzitter, L. Potoms.
De voorzitter, M. Melchior.