gepubliceerd op 23 juni 2023
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 21 april 2023, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 11 mei 2023, heeft het Hof van Beroep te Luik de volgende prejudiciële vrag « Schenden artikel 32, tweede lid, 2°, en 31, tweede lid, 4°, van het Wetboek van de inkomstenbel(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij arrest van 21 april 2023, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 11 mei 2023, heeft het Hof van Beroep te Luik de volgende prejudiciële vragen gesteld : « Schenden artikel 32, tweede lid, 2°, en 31, tweede lid, 4°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre zij de vergoedingen belasten die zijn gevormd door middel van premies bedoeld in artikel 52, 3°, b), vierde streepje, en die zijn verkregen in het kader van een collectieve of individuele verzekeringsovereenkomst gesloten door de werkgever van het slachtoffer of door de vennootschap waarvan het slachtoffer bedrijfsleider is, naar aanleiding van een tijdelijke arbeidsongeschiktheid, zonder dat er voor het slachtoffer een effectieve derving van beroepsinkomsten is en zonder dat het slachtoffer ooit de verzekeringspremies met betrekking tot die ongeschiktheid heeft afgetrokken als bedrijfslasten, terwijl dezelfde vergoedingen die worden uitbetaald ter uitvoering van een individuele verzekeringsovereenkomst tegen lichamelijke ongevallen zonder dat er evenmin een inkomstenderving is voor het slachtoffer, niet aan de belasting worden onderworpen overeenkomstig artikel 38, 8°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en terwijl dezelfde vergoedingen die worden uitbetaald als gevolg van een gemeenrechtelijke vordering inzake burgerrechtelijke aansprakelijkheid niet belastbaar zijn wanneer er geen derving van bezoldiging is ? Schendt artikel 34, § 1, 1° en 1° bis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het aan de inkomstenbelasting vergoedingen onderwerpt die zijn verkregen in het kader van een collectieve of individuele verzekeringsovereenkomst gesloten door de werkgever van het slachtoffer of door de vennootschap waarvan het slachtoffer bedrijfsleider is, naar aanleiding van een blijvende arbeidsongeschiktheid, zonder dat er voor het slachtoffer een effectieve derving van beroepsinkomsten is en zonder dat het slachtoffer ooit de verzekeringspremies met betrekking tot die ongeschiktheid heeft afgetrokken als bedrijfslasten, terwijl dezelfde vergoedingen die met toepassing van de arbeidsongevallenwetgeving overeenkomstig artikel 39, § 1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 of met toepassing van het gemeen recht worden uitbetaald ter vergoeding van een blijvende arbeidsongeschiktheid, wanneer er geen derving van beroepsinkomsten is, niet aan de belasting zijn onderworpen ? Schendt artikel 34, § 1, 2°, b), van het WIB 1992 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het vergoedingen belastbaar maakt die worden uitbetaald door een verzekeringsmaatschappij naar aanleiding van een blijvende arbeidsongeschiktheid zonder dat er een derving van beroepsinkomsten is voor de begunstigde die de premies niet heeft kunnen aftrekken als bedrijfslasten, terwijl dezelfde vergoedingen, wanneer er geen derving van beroepsinkomsten is, niet belastbaar zouden zijn indien zij zouden zijn uitbetaald in het kader van de uitvoering van een individuele verzekeringsovereenkomst tegen lichamelijke ongevallen of ingevolge een gemeenrechtelijke vordering of in het kader van de uitvoering van een verzekeringsovereenkomst invaliditeit/ongeschiktheid, van het type ` gewaarborgd inkomen ', gefinancierd met persoonlijke bijdragen van het slachtoffer die niet zijn afgetrokken als bedrijfslasten ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 7995 van de rol van het Hof.
De griffier, F. Meersschaut