Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 13 april 2023

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 21 december 2022, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 13 maart 2023, heeft het Hof van Beroep te Bergen de volgende prejudicië « 1. Schendt artikel 215 van het Wetboek van strafvordering, in die zin geïnterpreteerd dat het aan(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2023031026
pub.
13/04/2023
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij arrest van 21 december 2022, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 13 maart 2023, heeft het Hof van Beroep te Bergen de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 215 van het Wetboek van strafvordering, in die zin geïnterpreteerd dat het aan de rechters in hoger beroep, die een vonnis tenietdoen waarbij werd geweigerd om in te gaan op een verzoekschrift tot verandering van de taal van de rechtspleging dat is ingediend op grond van artikel 23, vierde lid, van de wet van 15 juni 1935Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/06/1935 pub. 11/10/2011 numac 2011000619 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op het gebruik der talen in gerechtszaken Officieuze coördinatie in het Duits sluiten op het gebruik der talen in gerechtszaken, de verplichting oplegt om de zaak te verwijzen naar het dichtstbijgelegen rechtscollege in hoger beroep dat uitspraak doet in de gevraagde taal, en niet naar de dichtstbijzijnde rechter in eerste aanleg die uitspraak doet in de gevraagde taal, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 2, lid 1, van het Zevende Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, met artikel 14, lid 5, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, met de artikelen 6 en 17 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en/of met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in zoverre het zonder redelijke en objectieve verantwoording een verschil in behandeling zou doorvoeren tussen rechtzoekenden die in een vergelijkbare situatie zijn geplaatst, namelijk : - de beklaagde die zich wil verdedigen en wil worden berecht in de taal die hij kent of waarin hij zich gemakkelijker uitdrukt, zo nodig door hoger beroep in te stellen tegen de beslissing van de eerste rechter waarbij dat recht hem wordt geweigerd, en de beklaagde die zich niet op dat recht beroept, in zoverre enkel de eerstgenoemde zich blootstelt aan het risico van het verlies van een aanleg, en/of; - de beklaagde die zich wil verdedigen en wil worden berecht in de taal die hij kent of waarin hij zich gemakkelijker uitdrukt, wiens verzoekschrift ten onrechte wordt verworpen door de eerste rechter, en de beklaagde die hetzelfde verzoekschrift indient dat terecht wordt ingewilligd door de eerste rechter, in zoverre enkel de eerstgenoemde wordt geconfronteerd met de keuze om de beslissing van de eerste rechter in hoger beroep te betwisten, ten koste van een aanleg, of zich erin te schikken, teneinde zijn recht op een dubbele aanleg te vrijwaren, en/of; - twee beklaagden die zich willen verdedigen en willen worden berecht in de taal die zij kennen of waarin zij zich gemakkelijker uitdrukken, wier verzoekschriften ten onrechte worden verworpen door de eerste rechter, waarbij de eerstgenoemde beslist om hoger beroep in te stellen tegen die beslissing, waardoor hem een aanleg wordt ontzegd, en de laatstgenoemde beslist om zich erin te schikken, waarbij hij dan zijn recht op een dubbele aanleg behoudt ? 2. Schendt artikel 215 van het Wetboek van strafvordering, in die zin geïnterpreteerd dat het aan de rechters in hoger beroep, die een vonnis tenietdoen waarbij werd geweigerd om in te gaan op een verzoekschrift tot verandering van de taal van de rechtspleging dat is ingediend op grond van artikel 23, vierde lid, van de wet van 15 juni 1935Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/06/1935 pub. 11/10/2011 numac 2011000619 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet op het gebruik der talen in gerechtszaken Officieuze coördinatie in het Duits sluiten op het gebruik der talen in gerechtszaken, de verplichting oplegt om de zaak te verwijzen naar het dichtstbijgelegen rechtscollege in hoger beroep dat uitspraak doet in de gevraagde taal en niet naar de dichtstbijzijnde rechter in eerste aanleg die uitspraak doet in de gevraagde taal, artikel 13 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 2, lid 1, van het Zevende Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, door de rechtzoekende die noch een voorrecht van rechtsmacht geniet, noch door de wet voor het hoogste vonnisgerecht wordt gebracht wegens de aard van het misdrijf waarvoor hij wordt vervolgd, tegen zijn wil af te trekken van de rechter in eerste aanleg die de wet hem toekent ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 7947 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux

^