Etaamb.openjustice.be
Arrest Van Het Grondwettelijk Hof
gepubliceerd op 12 januari 2021

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest nr. 249.084 van 27 november 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 15 december 2020, heeft de Raad van State de volgende preju « Schendt artikel 206, 1°, a), van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening, gecoördineerd bij(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2021200004
pub.
12/01/2021
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij arrest nr. 249.084 van 27 november 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 15 december 2020, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vragen gesteld : « Schendt artikel 206, 1°, a), van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening, gecoördineerd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9 april 2004, in zoverre het zo zou kunnen worden geïnterpreteerd dat het de bescherming toestaat van volledige zalen, met talrijke, niet als dusdanig geïnventariseerde voorwerpen, van een museum dat een wetenschappelijke en culturele instelling van de federale Staat is, en dat het aldus de inspraak in het beheer van die instelling toestaat, de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de federale Staat en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en meer bepaald de artikelen 127, § 1, 1°, en 135bis van de Grondwet en de artikelen 4, 4°, 6, § 1, I, 7°, 6bis, § 2, 4°, en 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen ? »; « Schendt artikel 206, 1°, a), van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening, gecoördineerd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9 april 2004, in zoverre het zo zou kunnen worden geïnterpreteerd dat het de bescherming toestaat van een wijze van museale tentoonstelling of scenografie, hetgeen een cultureel immaterieel erfgoed van een museum zou vormen, de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de federale Staat en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en meer bepaald de artikelen 127, § 1, 1°, en 135bis van de Grondwet, de artikelen 4, 4°, 6, § 1, I, 7°, 6bis, § 2, 4°, en 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, en de artikelen 4 en 4bis, 3°, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, terwijl artikel 4bis, 3°, van die bijzondere wet van 12 januari 1989 de bevoegdheid van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest beperkt tot het bicultureel immaterieel erfgoed van gewestelijk belang ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 7483 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux

^