gepubliceerd op 08 april 2020
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 3 februari 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 19 februari 2020, heeft het Hof van Cassatie de volgende prejudiciële vra « - Schenden de artikelen 89 en 95, § § 1 en 1bis, van de wet van 30 december 1992 houde(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij arrest van 3 februari 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 19 februari 2020, heeft het Hof van Cassatie de volgende prejudiciële vragen gesteld : « - Schenden de artikelen 89 en 95, § § 1 en 1bis, van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse bepalingen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij een verschil in behandeling teweegbrengen tussen de personen die de bijdrage verschuldigd zijn en de personen die de belastingen verschuldigd zijn die krachtens artikel 59 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, door de rekenplichtigen van de Schatkist worden geïnd, door de invordering van de jaarlijkse bijdrage ten laste van de vennootschappen toe te vertrouwen aan de sociale verzekeringskassen in plaats van aan die rekenplichtigen, terwijl de kassen niet zijn onderworpen aan de verplichtingen inzake eed en borgstelling die bij artikel 61 van de gecoördineerde wetten aan de rekenplichtigen zijn opgelegd, terwijl de Schatkist niet beschikt over het voorrecht op hun goederen waarin artikel 64 van dezelfde wetten voorziet en terwijl de kassen niet zijn onderworpen aan de in artikel 180 van de Grondwet bepaalde controle van het Rekenhof ? - Schendt artikel 94, 10°, van de wet van 30 december 1992 artikel 170 van de Grondwet, in zoverre het de Koning ermee belast de gevallen te bepalen waarin kan worden verzaakt aan de toepassing van de verhogingen wegens vertraging in de betaling van de bijdragen, zonder de nauwkeurige, ondubbelzinnige en duidelijke criteria te bevatten aan de hand waarvan kan worden bepaald welke bijdrageplichtige de verzaking kan genieten ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 7363 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux