gepubliceerd op 10 maart 2020
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 a. Bij arrest van 16 januari 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 23 januari 2020, heeft het Hof van Beroep te Luik de volgende prejudic « Schenden de artikelen 214 en 283 van de algemene wet van 18 juli 1977 inzake douane en accijnzen (...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten a. Bij
arrest van 16 januari 2020Relevante gevonden documenten
type
arrest
prom.
16/01/2020
pub.
20/01/2020
numac
2020010126
bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
Besluit van het Beheerscomité tot vaststelling van het personeelsplan van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening
sluiten, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 23 januari 2020, heeft het Hof van Beroep te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld: « Schenden de artikelen 214 en 283 van de algemene wet van 18 juli 1977 inzake douane en accijnzen en artikel 1385undecies van het Gerechtelijk Wetboek de artikelen 12 en 13 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 14 van het Verdrag van New York, indien zij in die zin worden geïnterpreteerd dat zij de bevoegdheid beperken van de strafrechter die, nadat hij de vrijspraak van de beklaagde heeft uitgesproken, geen daadwerkelijke toetsing van de grondslag van de burgerlijke vordering met betrekking tot de betaling van de accijnzen kan uitoefenen vanaf het ogenblik dat een door dezelfde administratie der douane en accijnzen genomen beslissing tot intrekking, ongeacht of zij al dan niet wordt betwist, ipso facto en onherroepelijk als voorwaarde wordt gesteld voor het lot dat aan die burgerlijke vordering moet worden voorbehouden, hetgeen de beklaagde in de onmogelijkheid plaatst om zijn verweermiddelen te doen gelden voor de rechter die de wet hem toekent ? ».b. Bij
arrest van 16 januari 2020Relevante gevonden documenten
type
arrest
prom.
16/01/2020
pub.
20/01/2020
numac
2020010126
bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
Besluit van het Beheerscomité tot vaststelling van het personeelsplan van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening
sluiten, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 23 januari 2020, heeft het Hof van Beroep te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld: « Schenden de artikelen 266, § 1, en 283 van de algemene wet inzake douane en accijnzen, in die zin geïnterpreteerd dat zij de strafrechter de verplichting opleggen om uitspraak te doen over de vordering tot betaling van de ontdoken rechten in het geval waarin de strafvordering wegens overtreding, fraude of misdrijf, bedoeld in de artikelen 281 en 282 van dezelfde wet, vanaf de datum van het op gang brengen ervan vervalt door de werking van de verjaring, zodat een voor de strafrechter gebrachte burgerlijke vordering, in dat geval, aan zijn bevoegdheid ontsnapt terwijl zij, in casu, met toepassing van artikel 569, 32°, van het Gerechtelijk Wetboek, tot de bevoegdheid behoort van de overeenkomstig artikel 190, § 2ter, van hetzelfde Wetboek benoemde burgerlijke rechter, artikel 13 van de Grondwet ? ». Die zaken, ingeschreven onder de nummers 7346 en 7347 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.
De griffier, P.-Y. Dutilleux