gepubliceerd op 03 februari 2020
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 19 november 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 6 december 2019, heeft het Hof van Beroep te Brussel de volgende prejudi « Brengt artikel 1675/7, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek, in die zin geïnterpreteerd dat par(...)
GRONDWETTELIJK HOF
   Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere 
wet van 6    januari 1989Relevante gevonden documenten
	
		
			
				
					type
					wet
				
				
					prom.
					06/01/1989
				
				
					pub. 
					18/02/2008
				
				
					numac 
					2008000108
				
			
		
			
				
					
						bron
						federale overheidsdienst binnenlandse zaken
					
				
				
					Bijzondere wet op het Arbitragehof 
				
			
		
	sluiten    Bij arrest van 19 november 2019, waarvan de expeditie ter griffie van    het Hof is ingekomen op 6 december 2019, heeft het Hof van Beroep te    Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld :    « Brengt artikel 1675/7, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek, in die zin    geïnterpreteerd dat paragraaf 2, die voorziet in een schorsing van '    alle middelen van tenuitvoerlegging die strekken tot de betaling van    een geldsom ', niet van toepassing is op de persoon die    schuldbemiddeling geniet en die voor anderen een zakelijke zekerheid    heeft verleend, terwijl hij van toepassing is op de persoon die    schuldbemiddeling geniet en die persoonlijk aansprakelijk is tegenover    zijn schuldeiser, en aldus een verschil in behandeling teweegbrengt    tussen de persoon die schuldbemiddeling geniet en persoonlijk    aansprakelijk is voor een schuld en die de schorsing geniet van alle    middelen van tenuitvoerlegging die strekken tot de betaling van een    geldsom, en de persoon die schuldbemiddeling geniet en voor anderen    een zakelijke zekerheid heeft verleend en die die schorsing van alle    middelen van tenuitvoerlegging die strekken tot de betaling van een    geldsom, niet zou genieten, een schending van de artikelen 10 en 11    van de Grondwet met zich mee ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 7325 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux