gepubliceerd op 12 februari 2018
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 14 december 2017 in zake K.T., met als burgerlijke partijen C.H. en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 20 december 2 « Schendt artikel 128, tweede lid, Wetboek van Strafvordering de artikelen 10 en 11 van de Grondwet(...)
GRONDWETTELIJK HOF
   Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere 
wet van 6    januari 1989Relevante gevonden documenten
	
		
			
				
					type
					wet
				
				
					prom.
					06/01/1989
				
				
					pub. 
					18/02/2008
				
				
					numac 
					2008000108
				
			
		
			
				
					
						bron
						federale overheidsdienst binnenlandse zaken
					
				
				
					Bijzondere wet op het Arbitragehof 
				
			
		
	sluiten    Bij arrest van 14 december 2017 in zake K.T., met als burgerlijke    partijen C.H. en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof    is ingekomen op 20 december 2017, heeft de kamer van    inbeschuldigingstelling van het Hof van Beroep te Brussel de volgende    prejudiciële vraag gesteld :    « Schendt artikel 128, tweede lid, Wetboek van Strafvordering de    artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het bepaalt dat de    (buitenvervolging gestelde) inverdenkinggestelde recht heeft op een    rechtsplegingsvergoeding ten laste van de burgerlijke partij die het    onderzoek heeft ingeleid door een burgerlijke partijstelling in handen    van de onderzoeksrechter, terwijl de (buitenvervolging gestelde)    inverdenkinggestelde in hoger beroep geen aanspraak zou kunnen maken    op een rechtsplegingsvergoeding ten laste van de burgerlijke partij    die, hoewel zij de strafvervolging niet heeft ingeleid, niettemin    hoger beroep heeft ingesteld tegen de beslissing tot    buitenvervolgingstelling bij ontstentenis van enig beroep van het    openbaar ministerie ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 6796 van de rol van het Hof.
De griffier, F. Meersschaut