gepubliceerd op 20 december 2017
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 18 oktober 2017 in zake het openbaar ministerie tegen M.E., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 23 oktober 2017, heeft het Hof « Schendt artikel 9 van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, sl(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij arrest van 18 oktober 2017 in zake het openbaar ministerie tegen M.E., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 23 oktober 2017, heeft het Hof van Beroep te Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld : « Schendt artikel 9 van de
wet van 24 februari 1921Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
24/02/1921
pub.
17/12/2004
numac
2004000617
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Wet betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen, verdovende middelen, ontsmettingsstoffen of antiseptica. - Duitse vertaling
sluiten betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, zoals vervangen bij artikel 14 van de wet van 3 mei 2003, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het alleen de beklaagde die vervolgd wordt wegens een overtreding van de Drugswet toelaat het voordeel te genieten van de toepassing van de bepalingen van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, zelfs indien hij niet voldoet aan de bij de artikelen 3 en 8 van die wet gestelde voorwaarden met betrekking tot de vroegere veroordelingen, terwijl die gunst wordt geweigerd aan de beklaagde die andere misdrijven heeft gepleegd met het oog op zijn eigen druggebruik ? Schenden de artikelen 3 en 8 van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij voorwaarden bepalen voor de toekenning van het uitstel en de opschorting zonder een onderscheid te maken tussen de beklaagden naargelang zij al dan niet misdrijven hebben gepleegd met het oog op hun eigen druggebruik ? In het geval dat bevestigend zou worden geantwoord op de eerste of op de tweede vraag, schendt artikel 14, § 1, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het voorziet in het van rechtswege herroepen van het uitstel ingeval gedurende de proeftijd een nieuw misdrijf gepleegd is dat veroordeling tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan zes maanden zonder uitstel ten gevolge heeft gehad, zonder een onderscheid te maken tussen de beklaagden naargelang zij al dan niet misdrijven hebben gepleegd met het oog op hun eigen druggebruik ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 6754 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux