gepubliceerd op 26 juni 2017
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 11 mei 2017 in zake de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid tegen de nv « Sylvester Productions », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingeko « Zijn de artikelen 14, § 2 van de RSZ-Wet en 23, tweede lid, van de Algemene Beginselenwet So(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij arrest van 11 mei 2017 in zake de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid tegen de nv « Sylvester Productions », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 17 mei 2017, heeft het Arbeidshof te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Zijn de artikelen 14, § 2 van de RSZ-Wet en 23, tweede lid, van de Algemene Beginselenwet Sociale Zekerheid (die het loonbegrip voor de sociale zekerheid omschrijven) enerzijds, en art. 35, § 3, eerste lid, van de Auteurswet (dat de overdracht van rechten door de werknemer aan de werkgever toelaat als daarin uitdrukkelijk wordt voorzien en de prestatie binnen het toepassingsgebied van de arbeidsovereenkomst valt), gelezen in hun onderlinge samenhang, al dan niet in strijd met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat daaruit volgt dat de vergoeding die de door een arbeidsovereenkomst verbonden uitvoerende kunstenaar van zijn werkgever ontvangt, voor de overdracht van zijn auteursrechten en naburige rechten waartoe hij zich bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst had verbonden, een tegenprestatie is voor de overdracht van rechten met betrekking tot een in uitvoering van de arbeidsovereenkomst geleverde prestatie, zodat die vergoeding, in de regel, een voordeel is waarop de werknemer ingevolge zijn dienstbetrekking recht heeft ten laste van zijn werkgever en dus deel uitmaakt van het loon op basis waarvan de socialezekerheidsbijdragen berekend worden, terwijl over een identieke vergoeding die wordt betaald aan een zelfstandig kunstenaar door zijn opdrachtgever geen bijdragen verschuldigd zijn in het kader van het sociaal statuut der zelfstandigen (artikel 11 van het KB nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen) ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 6664 van de rol van het Hof.
De griffier, F. Meersschaut