gepubliceerd op 08 mei 2015
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest van 2 maart 2015 in zake Cécile Jenart en Marouan El Arbaoui tegen de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Dour, waarvan de expeditie ter gri « Schendt artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals het is opgesteld in afwachting van de in(...)
GRONDWETTELIJK HOF
   Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere 
wet van 6    januari 1989Relevante gevonden documenten
	
		
			
				
					type
					wet
				
				
					prom.
					06/01/1989
				
				
					pub. 
					18/02/2008
				
				
					numac 
					2008000108
				
			
		
			
				
					
						bron
						federale overheidsdienst binnenlandse zaken
					
				
				
					Bijzondere wet op het Arbitragehof 
				
			
		
	sluiten    Bij arrest van 2 maart 2015 in zake Cécile Jenart en Marouan El    Arbaoui tegen de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente    Dour, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 13    maart 2015, heeft het Hof van Beroep te Bergen de volgende    prejudiciële vraag gesteld :    « Schendt artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals het is    opgesteld in afwachting van de inwerkingtreding van de wet van 21    februari 2010 (en gelezen overeenkomstig, onder andere, de arresten    van het Grondwettelijk Hof van 18 mei 2011 (nr. 83/2011) en 8 maart    2012 (nr. 43/2012)), de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre    een rechtsplegingsvergoeding ten laste kan worden gelegd van de partij    die in het ongelijk wordt gesteld in een beroep dat tegen de ambtenaar    van de burgerlijke stand is ingesteld op grond van artikel 167,    laatste lid, van het Burgerlijk Wetboek, terwijl wanneer de ambtenaar    van de burgerlijke stand in datzelfde kader in het ongelijk wordt    gesteld, hem geen rechtsplegingsvergoeding kan worden opgelegd ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 6170 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux